ECLI:NL:RBMNE:2021:5426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
16.240767-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die werd beschuldigd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1969 en woonachtig in Utrecht, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van 753 hennepplanten in de periode van 25 december 2017 tot en met 10 april 2018, en van het stelen van elektriciteit van Stedin in de periode van 16 januari 2018 tot en met 10 april 2018. Tijdens de zittingen op 22 december 2020, 20 april 2021 en 14 september 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat er geen belemmeringen waren voor de inhoudelijke behandeling van de zaak. De rechtbank achtte het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldiging dat hij dit tezamen en in vereniging met anderen had gepleegd. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen en de zorg voor zijn zieke vrouw.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.240767.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
[postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 december 2020 (aanhouding op voorhand), 20 april 2021 (aanhouding op voorhand) en 14 september 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 25 december 2017 tot en met 10 april 2018 te [plaatsnaam] samen en in vereniging met een ander opzettelijk 753 hennepplanten heeft geteeld dan wel aanwezig heeft gehad;
Feit 2
in de periode van 16 januari 2018 tot en met 10 april 2018 te [plaatsnaam] samen en in vereniging met een ander een hoeveelheid elektriciteit heeft gestolen van Stedin door middel van verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet tegen een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten verzet, behalve voor wat betreft de periode van feit 1. Volgens de verdediging kan slechts worden bewezen dat verdachte vanaf 10 februari 2018 hennepplanten is gaan telen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft gepleegd in de periode van 10 februari 2018 tot en met 10 april 2018. Voor zover ten laste is gelegd dat verdachte ook vóór deze periode hennep heeft geteeld dan wel aanwezig gehad, zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Ook zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor zover aan hem ten laste is gelegd dat hij de ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft de feiten bekend, voor zover de rechtbank deze bewezen acht. De verdediging heeft in zoverre ook geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen [1] :
Feit 1
- de bevindingen met betrekking tot het aantreffen van een hennepkwekerij van verbalisant [verbalisant] ; [2]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politie; [3]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting; [4]
Feit 2
- de rapportage diefstal van energie namens Stedin Netbeheer B.V.; [5]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politie; [6]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [7]
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Vastgesteld kan worden dat in het pand aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam] op 10 april 2018 een hennepkwekerij is aangetroffen met daarin 753 hennepplanten. Verdachte heeft bekend dat hij die hennepkwekerij heeft opgebouwd en dat hij daarin de aangetroffen hennepplanten heeft geteeld.
Aan de orde is de vraag in welke periode verdachte de hennepplanten heeft geteeld. Ten laste is gelegd dat verdachte dit vanaf 25 december 2017 heeft gedaan. Dit heeft de officier van justitie gebaseerd op het feit dat de vrouw van verdachte het pand aan de [straatnaam] vanaf begin december 2017 heeft gehuurd en op het feit dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij in december 2017 is begonnen met het bouwen van de hennepkwekerij. Ook heeft de officier van justitie zich gebaseerd op het rapport diefstal energie. Daarin is op basis van de waargenomen bevindingen geconcludeerd dat sprake is geweest van één volledige oogst van 70 dagen en een deel van een hennepoogst van 14 dagen. De eerste teelt zou op basis hiervan in januari 2018 zijn begonnen.
De door de officier van justitie aangehaalde feiten en omstandigheden kunnen voldoende wettig bewijs vormen voor de ten laste gelegde periode. De rechtbank is echter van oordeel dat daarvoor de overtuiging ontbreekt en acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft direct na zijn aanhouding bij de politie verklaard dat hij vlak na de verjaardag van zijn zoon op 10 februari 2018 de eerste hennepplanten in de kwekerij heeft gezet. Deze oogst zou na ongeveer vijf weken zijn mislukt. Voor het mislukken van die oogst heeft hij een specifieke toelichting gegeven. Vervolgens is hij begonnen aan de oogst, die op 10 april 2018 door de politie is aangetroffen.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, is in lijn met zijn verklaring bij de politie. De rechtbank sluit niet uit dat deze verklaring klopt. De door verdachte geschetste tijdlijn, bestaande uit een mislukte oogst van vijf weken, gevolgd door een korte pauze en vervolgens een oogst van twee weken, past in de periode van 10 februari 2018 tot 10 april 2018. Niet aannemelijk is dat hij deze tijdlijn voorafgaand aan zijn verhoor bij de politie heeft geconstrueerd.
De rechtbank geeft verdachte het voordeel van de twijfel als het gaat om de specifieke verklaring die hij heeft afgelegd over het mislukken van zijn eerste oogst. Voorstelbaar is dat hij onder de gegeven omstandigheden slecht voorbereid en onnadenkend te werk is gegaan.
Dat betekent dat niet zonder gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de hennepplanten heeft geteeld in de periode van 25 december 2017 tot 10 februari 2018. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Ook zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor zover aan hem ten laste is gelegd dat hij het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Niet vastgesteld kan immers worden dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen.
Feit 2
Vastgesteld kan worden dat zich in de woning aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] een illegale stroomvoorziening bevond, die uitkwam in een onderverdeling van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij ongemeten van elektriciteit werd voorzien. Verdachte heeft bij de politie en later ter terechtzitting bekend dat hij deze stroomvoorziening heeft laten aanleggen. Daarmee is verdachte in januari 2018 begonnen.
Deze verklaring past bij de rapportage van diefstal van energie, waarin staat dat in de woning vanaf 16 januari 2018 illegaal stroom is afgetapt. Dat deze illegaal afgetapte stroom mogelijk pas vanaf februari 2018 voor de hennepkwekerij werd gebruikt, maakt niet dat de diefstal van de stroom ook pas vanaf dat moment plaatsvond.
Dat betekent dat verdachte in de periode van 16 januari 2018 tot en met 10 april 2018 elektriciteit heeft gestolen.
Net als bij het telen van de hennepplanten kan niet worden vastgesteld dat verdachte de diefstal tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat de rechtbank verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging ook zal vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 10 februari 2018 tot en met 10 april 2018 te [plaatsnaam] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] , een hoeveelheid van in totaal 753 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Feit 2
in de periode van 16 januari 2018 tot en met 10 april 2018 te [plaatsnaam] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, een hoeveelheid elektriciteit, die aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde, te weten aan Stedin, heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 50 uren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat zij de oplegging van een voorwaardelijke taakstraf, zoals door de officier van justitie geëist, passend acht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 753 hennepplanten en aan diefstal van elektriciteit.
De teelt van hennep geeft vaak overlast voor de omgeving. Bovendien worden hierdoor het gebruik en de handel van verdovende middelen in stand gehouden. Dat levert veel maatschappelijke problemen op. Verder kunnen door het telen van hennep in een woning gemakkelijk onveilige en brandgevaarlijke situaties ontstaan door de grote hoeveelheid aangebrachte apparatuur in een daarvoor niet geschikte ruimte en door - zoals ook in het onderhavige geval - de manipulatie van elektrische installaties.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan het voorgaande een bijdrage heeft geleverd door het plegen van de bewezenverklaarde feiten.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In de meest recente justitiële documentatie van verdachte is te zien dat hij éénmaal eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, te weten voor het rijden onder invloed van alcohol. Ook na de feiten waarvoor hij bij dit vonnis zal worden veroordeeld, is hij niet meer met politie en justitie in aanraking geweest. Dit zal de rechtbank in het voordeel van verdachte meenemen bij de bepaling van de op te leggen straf. Ook werkt in het voordeel van verdachte dat hij vanaf het begin heeft meegewerkt aan het onderzoek en daarbij een open proceshouding heeft aangenomen.
Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is verder bekend dat hij in een problematische financiële situatie verkeert. Dat was ook al zo ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Hij heeft verklaard dat hij door een steeds hoger oplopende geldschuld geen uitweg meer zag en daarom de hennepkwekerij heeft opgezet. Deze omstandigheid vormt geen rechtvaardiging voor het handelen van verdachte, maar zal de rechtbank wel bij de strafoplegging betrekken. Ook zal de rechtbank bij de strafoplegging betrekken dat verdachte de zorg heeft voor zijn zieke vrouw.
De straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Door het gebruik van deze oriëntatiepunten wordt er binnen de rechtspraak naar gestreefd voor soortgelijke feiten ook soortgelijke straffen op te leggen.
Voor de aanwezigheid van 500-1000 hennepplanten is het oriëntatiepunt een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Gelet op de hiervoor omschreven persoonlijke omstandigheden van verdachte en omdat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM met 16 maanden acht de rechtbank in dit geval de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren een passende straf.
De officier van justitie heeft een aanzienlijk lagere straf gevorderd. Voor de rechtbank is niet duidelijk hoe zij tot deze strafeis is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en onvoldoende aansluit bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en
mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2021.
Mr. Riani el Achhab is niet in staat dit vonnis
mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 december 2017
tot en met 10 april 2018 te [plaatsnaam] , gemeente Utrechtse Heuvelrug tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] ) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer 753, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 januari 2018 tot
en met 10 april 2018 te [plaatsnaam] , gemeente Utrechtse Heuvelrug tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Stedin, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met dossiernummer PL0900-2018159422Z doorgenummerd van pagina 1 tot en met 181, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district Oost-Utrecht, Basisteam Heuvelrug. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 5 juni 2018, pag. 4-10.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de politie d.d. 11 april 2018, pag. 169.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 september 2021.
5.Rapportage diefstal energie, d.d. 12 april 2018, pag. 119, 120, bijlage bij het proces-verbaal van aangifte namens Stedin Netbeheer B.V. d.d. 19 april 2021, pag. 117.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de politie d.d. 11 april 2018, pag. 172.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 september 2021.