ECLI:NL:RBMNE:2021:5425

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
16-186442-21 (beslissing ex artikel 197 Sv)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over hoger beroep tegen opname in psychiatrische observatiekliniek na beschuldiging van doodslag

In deze zaak is de verdachte beschuldigd van het doden van zijn zoontje. De rechtbank heeft op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechter-commissaris, die had bevolen dat de verdachte zou worden overgebracht naar een psychiatrische observatiekliniek. De verdediging heeft het beroep ingesteld tegen deze beslissing, met het argument dat opname in de kliniek een inbreuk vormt op de persoonlijke vrijheid van de verdachte en dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn voor een psychiatrisch ziektebeeld. De verdediging stelde voor om de verdachte ambulant te laten onderzoeken, in plaats van hem te laten opnemen in de kliniek.

De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging en de officier van justitie zorgvuldig afgewogen. De psycholoog die de verdachte had onderzocht, had geadviseerd dat een uitgebreider onderzoek naar de persoonlijkheid van de verdachte noodzakelijk was en dat dit het beste in de kliniek kon plaatsvinden, gezien de faciliteiten die daar beschikbaar zijn voor neurologisch en neuropsychologisch onderzoek. De rechtbank concludeerde dat het onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte niet op een andere manier dan door plaatsing in de kliniek kon plaatsvinden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het hoger beroep ongegrond verklaard en de beslissing van de rechter-commissaris bekrachtigd, waardoor de verdachte naar de psychiatrische observatiekliniek moest worden overgebracht voor verder onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Meervoudige raadkamer
Parketnummer: 16-186442-21
RC-nummer: 21/2819
Datum uitspraak: 28 oktober 2021
Beslissing(ex artikel 197 Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Bij akte van 13 oktober 2021 is door
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna verdachte,
hoger beroep ingesteld tegen de beslissing ex artikel 196 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank van 12 oktober 2021 waarbij de rechter-commissaris heeft bevolen dat verdachte wordt overgebracht naar de psychiatrische observatiekliniek [naam instelling] ( [naam instelling] ) te [plaatsnaam] . De rechtbank heeft op 28 oktober 2021 verdachte, zijn raadsman mr. J.J. Bussink, advocaat te Den Haag, en de officier van justitie, mr. A.M. Tromp, in besloten raadkamer gehoord.

2.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het bevel van de rechter-commissaris van 12 oktober 2021 inhoudende dat verdachte ter observatie zal worden overgebracht naar het [naam instelling] in [plaatsnaam] ;
  • het proces-verbaal van de behandeling door de rechter-commissaris van de vordering ex artikel 196 Sv d.d. 12 oktober 2021, met daarin opgenomen de verklaring van verdachte, de ingenomen standpunten van de raadsman en de officier van justitie, en de overwegingen van de rechter-commissaris;
  • een akte van hoger beroep van 13 oktober 2021, ingediend overeenkomstig de wettelijke voorschriften (binnen drie dagen na betekening);
  • een brief van [A] , als forensisch psycholoog verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 2 augustus 2021, waarin wordt geadviseerd verdachte te laten plaatsen in het [naam instelling] .

3.Het standpunt van de psycholoog

Het standpunt van de psycholoog blijkt uit de onder 2 genoemde brief.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat het van belang is dat de (persoonlijkheids)ontwikkeling van verdachte uitgebreid in kaart wordt gebracht en dat daarbij aandacht is voor de forensisch relevante kenmerken als de copingvaardigheden, de impuls- en agressieregulatie en de empathische vermogens. Hierbij moet ook het neurologisch beeld worden onderzocht, en de invloed hiervan op het gedrag, denken en voelen van verdachte. Dit onderzoek kan het beste klinisch plaatsvinden in het [naam instelling] . Het is van belang de casus van verdachte ook gedragsneurologisch goed te bekijken. In het [naam instelling] zijn alle faciliteiten voor neurologisch en neuropsychologisch onderzoek aanwezig.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd het hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris ongegrond te verklaren en de beslissing van de rechter-commissaris daarmee te bekrachtigen.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om de beslissing van de rechter-commissaris te vernietigen. Een bevel ex artikel 196 Sv maakt inbreuk op het recht op persoonlijke vrijheid van verdachte, gewaarborgd in onder meer artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Opname in het [naam instelling] is een ultimum remedium waarvan alleen gebruik dient te worden gemaakt indien er geen lichter, minder ingrijpend alternatief is. De psycholoog geeft aan dat er geen duidelijke aanwijzing is voor een psychiatrisch ziektebeeld. Verdachte dient enkel te worden onderzocht in het [naam instelling] om een duidelijker beeld te krijgen van zijn persoonsontwikkeling. Uit jurisprudentie van het EHRM (vgl.
EHRM 25 maart 1983, Silver t. Verenigd Koninkrijk par. 96 en EHRM 7 december 1976, Handyside t. Verenigd Koninkrijk, par. 48)volgt dat noodzakelijkheid tot opname niet gelijk is te stellen met de wenselijkheid daarvan. Er is in dit geval een goed alternatief voor [naam instelling] -opname. Verdachte wil meewerken aan ambulant psychiatrisch- en psychologisch onderzoek. Als de deskundigen naar aanleiding daarvan menen dat er onvoldoende inzicht is verkregen in de persoon van verdachte, dan kan opname in het [naam instelling] alsnog worden overwogen. Het is tot slot een feit van algemene bekendheid dat opname in het [naam instelling] enorm vertragend werkt (ongeveer zes maanden).

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt allereerst vast dat de noodzaak tot een breder onderzoek naar de persoon van verdachte (waaronder begrepen gedragsneurologisch onderzoek) niet ter discussie staat. De verdediging en het Openbaar Ministerie verschillen wel van mening over de wijze waarop dit bredere onderzoek dient plaats te vinden. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Psycholoog [A] heeft naar aanleiding van een NIFP-consult met verdachte gemotiveerd uiteengezet waarom psychiatrisch- en psychologisch onderzoek naar verdachte het best kan plaatsvinden in het [naam instelling] . In het [naam instelling] zijn alle faciliteiten voor het benodigde neurologisch en neuropsychologisch onderzoek aanwezig. Binnen het [naam instelling] kan het gedrag van verdachte op de afdeling worden geobserveerd en er kan daarnaast een uitgebreid milieuonderzoek plaatsvinden, waarbij verschillende referenten kunnen worden gesproken over (de ontwikkeling van) verdachte. Klinisch onderzoek heeft derhalve een meerwaarde ten opzichte van een ambulant Pro Justitia-onderzoek. Klinisch onderzoek biedt de meeste waarborgen om tot een zorgvuldige beantwoording van de vragen te komen die in een Pro Justitia-onderzoek worden gesteld. Gelet op deze overwegingen van de psycholoog en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek naar de geestvermogens niet voldoende op andere wijze dan door plaatsing in het [naam instelling] plaats kan vinden. Rekening houdend met de aard en ernst van het feit waarop de verdenking ziet, acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte ter observatie zal worden overgebracht naar het [naam instelling] te [plaatsnaam] . Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

7.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van verdachte tegen de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 12 oktober 2021 ongegrond;
- bekrachtigt de beslissing van de rechter-commissaris d.d. 12 oktober 2021 (bevel tot observatie).

8.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beslissing is gegeven en uitgesproken in raadkamer op 28 oktober 2021 door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en J. de Bruin, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.H.A. de Poot.