In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van haar onroerende zaak voor het belastingjaar 2019, welke was vastgesteld op € 412.000,-. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiseres op 25 november 2020 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. Eiseres stelde dat zij ziek was geweest en dat de termijnoverschrijding daarom verschoonbaar was. De rechtbank oordeelde dat eiseres in beroep alsnog de gelegenheid had gehad om haar argumenten toe te lichten, maar dat zij dit niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat het gebrek in de procedure niet had geleid tot schade voor eiseres, en dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar terecht was. Wel werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 534,-, en het griffierecht van € 48,- diende door verweerder aan eiseres te worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.