ECLI:NL:RBMNE:2021:5417

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
16-203510-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, vrijheidsberoving, bedreiging en vernieling door verdachte

Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, vrijheidsberoving, bedreiging en vernieling. De feiten vonden plaats tussen 5 en 7 augustus 2020 in Utrecht, waar de verdachte zijn toenmalige vriendin, aangeduid als [slachtoffer 1], mishandelde en haar wederrechtelijk van haar vrijheid beroofde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de huissleutels en telefoon van het slachtoffer had afgenomen en haar had bedreigd met geweld. Daarnaast heeft de verdachte ook [slachtoffer 2] bedreigd met de dood. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en heeft een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], behandeld. [slachtoffer 1] vorderde een schadevergoeding van € 21.534,08, waarvan de rechtbank € 7.534,08 toewijsde. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-203510-20

Vonnis van de meervoudige kamer van 9 november 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres ] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. A. Lobregt en van hetgeen de raadsman mr. A.C. Vingerling namens verdachte naar voren heeft gebracht. Verder waren aanwezig de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. M. Rotgans, en [slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. C. Hok-A-Hin.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
feit 1: tussen 5 augustus 2020 en 7 augustus 2020 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2: tussen 5 augustus 2020 en 7 augustus 2020 te Utrecht [slachtoffer 1] van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden;
feit 3: tussen 11 juni 2020 en 14 juni 2020 te Nieuwegein en/of Utrecht [slachtoffer 2] meerdere keren heeft bedreigd;
feit 4: op 5 augustus 2020 te Utrecht meerdere goederen heeft vernield toebehorend aan [instelling] en [slachtoffer 1] .

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de vier ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1, 2 en 4 ten laste gelegde. De raadsman vindt dat bij het ten laste gelegde onder feit 2, de wederrechtelijke vrijheidsberoving, vraagtekens kunnen worden geplaatst. De politie heeft de woning van verdachte in de nacht van 7 augustus 2020 twee keer betreden. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij al in de woning van verdachte aanwezig was toen de politie de eerste keer de woning in kwam. De raadsman vraagt zich af waarom het slachtoffer, als zij tegen haar wil in de woning verbleef, op dat moment op geen enkele wijze heeft laten weten dat zij aanwezig was in de woning. De raadsman vindt het ook opvallend dat op het moment dat de politie de tweede keer de woning van verdachte binnenkomt en het slachtoffer aantreft, zij verklaart dat zij is mishandeld door haar schoonzoon. Dit sluit volgens de raadsman aan bij de verklaring van verdachte, namelijk dat het slachtoffer gewond en met kapotte spullen naar zijn woning is toegekomen. Verder benadrukt de raadsman dat er in berichten die door de schoonzoon van het slachtoffer naar het slachtoffer zijn verstuurd, om geld gevraagd werd. Daaruit volgt dat er kennelijk gedoe was tussen het slachtoffer en haar schoonzoon over geld. De raadsman stelt zich dan ook op het standpunt dat de overtuiging ontbreekt dat verdachte het ten laste gelegde onder de feiten 1, 2 en 4 heeft gepleegd.
De raadsman stelt zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt dat hetgeen is opgenomen onder het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging niet als bedreigend opgevat kon worden. Gelet op de context kon de ontvanger van het bericht volgens de raadsman niet zonder meer de redelijke vrees bekomen dat zij om het leven zou worden gebracht of zwaar zou worden mishandeld. De raadsman meent dat de context is dat vier banden zijn lek gestoken van verdachtes auto en dat iemand daarvoor gaat betalen.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet slechts betrekking op het feit waar ze genoemd worden, maar op meerdere feiten.

Feiten 1 en 2

Bewijsmiddelen

Uit een proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op vrijdag 7 augustus 2020 omstreeks 00:23 uur ontvingen wij de melding te gaan naar de [adres ] (te [woonplaats] ). [2]
Wij herkenden [verdachte] ambtshalve. Wij zagen dat hij zenuwachtig reageerde. Ik kon ook geen licht aan doen in de woning omdat de elektriciteit het niet deed. Dit bemoeilijkte het zicht enigszins. Ik scheen met mijn zaklamp, maar kon [slachtoffer 1] niet vinden in de woning. [verdachte] verklaarde dat [slachtoffer 1] bij haar moeder zou zijn. [3]
Collega’s namen contact met ons op en verklaarden dat de ex van [slachtoffer 1] , een Whatsapp bericht had gehad van [verdachte] . In dit Whatsapp bericht zou staan dat [slachtoffer 1] veilig bij [verdachte] zou zijn.
Op genoemde dag en datum, omstreeks 06.06 uur, belden wij aan bij [verdachte] thuis op de [adres ] . Wij zagen dat hij zenuwachtig was en om zich heen begon te draaien.
Ik, [verbalisant 1] , liep vervolgens naar een rommelige kamer. Ik zag dat de wandpanelen, die daar eerder in de nacht ook lagen, waren verschoven. Ik zag dat deze wandpanelen in de hoek lagen. Ik keek vervolgens over dit paneel heen en ik zag blonde haren naar boven steken. Ik riep [slachtoffer 1] bij haar voornaam. Ik zag dat zij niet reageerde. Ik, [verbalisant 1] , riep haar nogmaals bij naam. Ik zag vervolgens beweging en ik zag dat [slachtoffer 1] omhoog kwam. Ik zag dat haar hele gezicht vol zat met blauwe plekken. Ik zag dat zij trilde. Ik, [verbalisant 1] , zag dat [slachtoffer 1] haar rechteroog helemaal opgezwollen was. Ik zag onder haar oog een paarse vlek die donkerder werd naar beneden toe. Ik zag dat zij een bloederig rechteroog had. Ik zag bij haar rechteroog gele pus uit haar ooghoek komen. Ik zag een blauwe plek onder haar linkeroog. Ik zag boven haar linker wenkbrauw een blauwe plek. Ik zag haar trillen en ik hoorde haar met een trillerige stem tegen mij praten. Ik zag op haar linkerdijbeen een grote zwarte paarse vlek. Ik schat dat deze zo'n twintig meter in hoogte was. Ik schat ongeveer zevenenhalf centimeter breed. Ook zag ik op haar linker scheen diverse blauwe plekken. Op haar rechter scheen zag ik diverse blauwe plekken. Ik, [verbalisant 2] , zag een snee op het hoofd van [slachtoffer 1] zitten. Ik, [verbalisant 2] , haalde haar haar weg en zag een snee van ongeveer vier tot vijf centimeter lang en ongeveer drie millimeter breed. Wij zagen ook diverse blauwe plekken op haar beide polsen zitten. [4]
Ik, [verbalisant 1] , vroeg of [slachtoffer 1] daar tegen haar wil in de woning zat. Desgevraagd
verklaarde zij dat [verdachte] de woning op slot had gedaan en de sleutels continu in zijn
zak hield. Ook zou [verdachte] de sleutels van haar hebben afgepakt. Wij hoorden [slachtoffer 1] zeggen dat zij erg bang was om de woning te verlaten nadat [verdachte] haar in elkaar had geslagen. Zij zou pas de woning mogen verlaten op het moment dat de woning genezen zouden zijn. Rechts, bij de salontafel, zagen we diverse porseleinen scherven liggen. Wij hoorden [slachtoffer 1] aan ons verklaren dat dit van het glas was dat [verdachte] op haar hoofd kapot had gegooid. [5]
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende (V=vraag, A=antwoord verdachte):
V: Wanneer heeft hij jou mishandeld? [6]
A: Woensdagochtend. Ik mocht daarna niet meer weg. Ik heb de nacht daarvoor bij
hem geslapen. Ik zou woensdag naar mijn werk gaan. Toen ineens had hij zoiets van nee, je gaat niet weg. Ik liep op een gegeven moment naar buiten en toen trok hij mij terug en zei dat ik helemaal niet wegging. Ik stond bij de lift. Hij trok de sleutels uit mijn handen en toen liep hij naar binnen. Ik liep achter hem aan. Ik zag dat hij de sleutels in de wc gooide en zei dat ik op de bank moest gaan zitten. Hij heeft toen de deur op slot gedaan en hij was heel boos. [7] Op een gegeven moment gooide hij een witte koffiebeker naar mijn hoofd. Hij werd woest en schold mij uit voor vuile vieze hoer en ik kreeg een klap in mijn gezicht. Ik denk dat hij mij met zijn vuist sloeg, maar ik kan het niet goed voor mij halen. Ik zag dat hij met
zijn vlakke hand vol op mijn oor sloeg. Hij zei 'zeer doet dat he?'. Hij heeft mij nog meerdere malen met vlakke hand en vuist in mijn gezicht geslagen. Hij sloeg tegen mijn hoofd en met zijn andere hand tegen mijn ribben. Als ik het nu zie dan zie ik over mijn hele lijf blauwe plekken. Hij heeft ook tegen mijn benen getrapt. Alles is niet in één keer gebeurd. Tussendoor is hij ook af en toe gaan zitten. Ik denk dat hij op drie verschillende moment mij geslagen en geschopt heeft. Dat schoppen deed hij met een kickboks trap, hij kan heel goed low-kicks geven. Ik zou de pijn van die trappen een 8 of 9 geven op een schaal van 10. Ik had het idee dat ik niet meer kon opstaan. Terwijl hij sliep heb ik gezocht naar mijn telefoon, de sleutels en of ik mijn telefoon weer in elkaar kon krijgen.
V: Als ik het goed begrijp had je niet de mogelijkheid om de woning te verlaten terwijl hij sliep?
A: Hij sliep op een matras voor de huiskamerdeur en hij had de voordeur op slot gedaan. [8]
V: Heb je tegen [verdachte] gezegd dat je weg wilde?
A: Ik heb gezegd dat ik zo snel mogelijk naar huis wilde. Hij zei direct toen hij de deur op slot deed dat ik er voorlopig niet uit kwam. Na de mishandeling zei hij dat ik niet eerder uit het huis kwam voordat ik genezen was. Hij zei dat de enige manier was om weg te komen door uit het raam te springen of om hem te vermoorden.
V: Kun je vertellen hoe het afgelopen nacht is gegaan
A: Toen we in de gaten hadden dat er politie aan de deur was moest ik mij van hem verstoppen in het kleine kamertje. Ik zat gehurkt achter een stel van die vloerplaten. Op een gegeven moment gingen ze weg.
V: Waarom heb je niet laten weten dat je er zat?
A: Ik hoorde dat er politie was. Ik dacht dat als ik nu laat blijken dat ik er ben dan weet ik niet wat hij zou doen. Ik weet niet of de politie in de kamer is geweest waar ik zat maar ik zag een zaklamp. Ik dacht als ze mij zien dan ben ik niet schuldig aan het feit dat de politie mij ontdekte. [9]
V: Hoe ging de tweede keer dat de politie er was?
A: We hoorden bonken en we hoorden politie. Hij zei van verstoppen. Ik ben weer op
dezelfde plek gaan zitten en deze keer hebben ze me wel gezien. [10]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt het volgende:
Uitwendig waargenomen letsel:
- wond voorhoofd;
- zwelling + bloeduitstorting oogkas rechts + rechter oor + oor regio;
- bloeding oogwit rechts;
- meerdere bloeduitstortingen bovenbenen;
- bloeduitstorting borst links + linkerzijde borstkast.
Datum waarneming letsel 07-08-2020.
Arts: [A] (SEH Arts). [11]

Bewijsoverweging feiten 1 en 2

De verdediging heeft een alternatief scenario geschetst, namelijk dat dat de verwondingen van aangeefster niet door verdachte zijn toegebracht, maar dat aangeefster gewond bij de woning van verdachte is aangekomen. De rechtbank acht dit scenario niet aannemelijk om een aantal redenen. De verklaring van verdachte wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Aangeefster heeft op het moment dat de politie haar vond, verklaard dat haar schoonzoon haar had mishandeld, maar de rechtbank begrijpt uit de verklaring van aangeefster dat zij dat alleen maar heeft gezegd uit angst voor de verdachte, die zich op dat moment ook nog in de woning bevond. Daarna heeft aangeefster consistent verklaard over hetgeen zich in de woning van verdachte heeft afgespeeld. Hetgeen aangeefster heeft verklaard, wordt bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo wordt de verklaring van aangeefster dat verdachte een mok tegen haar hoofd heeft gegooid, ondersteund door de wond op het voorhoofd van aangeefster en de porseleinen scherven die verbalisanten in de woning op de grond zien liggen. Verder volgt uit pagina 180 van het procesdossier dat de simkaart van aangeefster in de periode van 5 tot en met 7 augustus enkel de twee masten nabij de woning van verdachte heeft aangestraald. [12] Gelet hierop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de verwondingen buiten de woning door een ander dan verdachte zijn toegebracht. Verder volgt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank dat aangeefster tegen haar wil is vastgehouden in de woning van verdachte. Dat aangeefster zich niet kenbaar heeft gemaakt toen de politie in de nacht van 7 augustus 2020 de eerste keer de woning van verdachte doorzocht, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank volgt daarbij de verklaring van aangeefster, die inhoudt dat zij zich uit angst voor verdachte heeft stilgehouden. Het alternatieve scenario van verdachte op dit punt, inhoudende dat aangeefster zich op dat moment niet in zijn woning bevond, acht de rechtbank niet aannemelijk, mede gelet op het feit dat verdachte zelf nadat de politie onverrichter zake uit zijn woning was vertrokken de ex-man van aangeefster berichtte dat aangeefster ‘veilig en gelukkig is’.

Feit 3

Bewijsmiddelen

Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Ik doe aangifte van bedreiging door [verdachte] . Ik weet dat hij in [woonplaats] woont. Ik woon in [woonplaats] . [13]
Uit het verhoor van aangeefster [slachtoffer 2] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op 14 juni 2020 om 10:19 uur kreeg ik van het telefoonnummer [woonplaats] een sms met daarin: wat 4 keer in zijn banden zit GAAT 4 KEER IN JE BUIK. [14]
Uit een proces-verbaal bevindingen van de verbalisant [verbalisant 3] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Het geluidsfragment betreft een opname van een telefoongesprek tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] van 1 minuut. Het geluidsfragment geeft een opnamedatum in de naam van het bestand weer van 14 juni 2020. Onderstaande betreft een letterlijke uitwerking van het fragment waarbij [verdachte] staat voor [verdachte] en [slachtoffer 2] voor [slachtoffer 2] .
[verdachte] : Luister is, mijn banden zijn lek gestoken.
[slachtoffer 2] : Ja en daar kan ik vrij weinig aan doen.
[verdachte] : Dan ga je echt voor bloeden meisje. [15]
Uit een proces-verbaal bevindingen van de verbalisant [verbalisant 3] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op 3 december 2020 luisterde ik naar het geluidsfragment (
de rechtbank begrijpt: het geluidsfragment dat in de vorige alinea letterlijk is uitgewerkt). Ik herkende in dit geluidsfragment de stem van [verdachte] . Ik herkende zijn stem in dit fragment omdat ik hem meerdere keren heb verhoord in deze zaak. [16]

Bewijsoverweging feit 3

De rechtbank acht de woorden die verdachte heeft geuit bedreigend gelet op de context. Verdachte zegt in een telefoongesprek tegen aangeefster dat zij zal gaan bloeden voor het lek steken van de banden van zijn auto. Hoewel de uitspraak dat iemand ergens voor moet gaan bloeden ook overdrachtelijk kan worden bedoeld, acht de rechtbank dat hier niet aan de orde. Diezelfde dag heeft verdachte immers ook een bericht naar aangeefster gestuurd met de tekst ‘Wat 4 keer in zijn banden zit gaat 4 keer in je buik’. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat beide ten laste gelegde uitingen een bedreiging vormen die tegen het leven is gericht. Bij aangeefster kon gelet op de inhoud van de berichten en de context waarin ze zijn geuit, in redelijkheid de vrees ontstaan dat de bedreigingen ten uitvoer zouden kunnen worden gelegd. De rechtbank acht hetgeen onder 3 ten laste is gelegd, dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Feit 4

Uit een proces-verbaal bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op vrijdag 7 augustus 2020 ontvingen wij, van het operationeel centrum Utrecht, de melding te gaan naar [17] [verdachte] thuis op [18] de [adres ] . [19] In de woonkamer, vlak naast de emmer, zagen wij een kapotgeslagen tablet van Samsung. Wij hoorden [slachtoffer 1] zeggen dat dit haar tablet was en dat [verdachte] deze kapot had geslagen. Op de kast, in de woonkamer, zagen we een kapotte Samsung telefoon liggen. Wij hoorden [slachtoffer 1] zeggen dat [verdachte] haar telefoon kapot had geslagen en dat hij de simkaart in zijn eigen telefoon had gestopt. [20]
Uit het verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] blijkt - zakelijk weergeven - het volgende (V=vraag, A=antwoord verdachte):
[verdachte] had mijn telefoon op woensdagochtend rond 09.30 uur
(de rechtbank begrijpt 5 augustus 2020)al vernield, toen deed hij mijn simkaart in zijn telefoon. [..] Mijn oude bril is kapot gegaan omdat hij mij in mijn gezicht sloeg, en daarna heeft hij hem verder vernield door hem te breken en te verdraaien. [..]
V: Wat is er nog meer vernield van u?
A: Mijn persoonlijke tablet en de tablet van mijn werk.
V: Hoe ging dat?
A: Hij heeft ze stuk geslagen, ik weet niet meer of hij dat op tafel deed of op zijn knie. Een voor een. [..]
V: Uw telefoon is ook vernield door hem? Hoe ging dat?
A: Hij trok hem uit het hoesje en hij brak hem met zijn handen, en gaf hem een gooi. Ik weet niet meer waar tegenaan, het was wel hard. En dat deed hij ook met mijn tablets. [..]
Wat kwijt is, is mijn rijbewijs, ID-kaart en kentekenbewijs. [21]
Uit de aangifte van [instelling] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Werknemers hebben een tablet van [instelling] gekregen. Later hoorden wij dat in die periode ook de tablet die [slachtoffer 1] in gebruik had is vernield. [slachtoffer 1] zou dat zelf niet hebben gedaan. [22]

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op meerdere momenten in de periode van 5 augustus 2020 tot en met 7 augustus 2020 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
- in het gezicht, tegen het hoofd, tegen de ribben en in de buik te slaan en te stompen en
- met een mok richting het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien en
- tegen de benen althans het lichaam te schoppen;
2. in de periode van 5 augustus 2020 tot en met 7 augustus 2020 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
- de huissleutels te verstoppen en de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen "Je mag niet weg" althans
woorden van gelijkende aard of strekking en
- in zijn woning tegenover de politie te verklaren dat die [slachtoffer 1] bij haar moeder zou zijn
en
- voor de (voor)deur op een matras te gaan liggen (slapen) en
- die [slachtoffer 1] te mishandelen;
3. op 14 juni 2020 te Nieuwegein en/of te Utrecht, althans in Nederland, meerdere malen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] (schriftelijk) (dreigend) de volgende woorden toe te voegen of toe te zenden
- “ dan ga je echt voor bloeden meisje” (op p. 318) en
- “ Wat 4 keer in zijn banden zit gaat 4 keer in je buik” (op p. 304);
4. op 5 augustus 2020 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een tablet (merk/type: Samsung Smt585, kleur: zwart) en een tablet (merk: Apple) en ID-kaart en rijbewijs op naam van [slachtoffer 1] en een bril en een telefoon, die geheel aan een ander, te weten aan [instelling] en [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft vernield en weggemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: mishandeling;
feit 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en wegmaken, meermalen gepleegd.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
 een contactverbod met de benadeelde partijen;
 een locatieverbod zoals de rechter-commissaris dat heeft opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod, voor de duur van één jaar.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd zowel de bijzondere voorwaarden als de
vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet valt in te zien waarom op dit moment nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd moet worden. Hij meent dat een voorwaardelijke straf met voorwaarden een goede stok achter de deur is voor verdachte. Daarnaast verliest verdachte zijn woning en zijn bedrijf als hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, wat een voor verdachte te ernstig gevolg zou zijn. Een vrijheidsbeperkende maatregel is volgens de raadsman niet nodig naast de bijzondere voorwaarden.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de vrijheidsberoving van zijn toenmalige vriendin. Ook heeft verdachte haar mishandeld en (onder andere) communicatiemiddelen vernield, zodat zij met niemand contact kon opnemen. Vrijheidsberoving en mishandeling zijn ernstige strafbare feiten. Het vormt een ingrijpende inbreuk op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer en het is voor het slachtoffer een zeer beangstigende en bedreigende situatie geweest die pijn en leed heeft veroorzaakt. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het welzijn van het slachtoffer en ondanks haar verwondingen geen hulp ingeschakeld. Ook heeft verdachte de dochter van het slachtoffer meerdere keren bedreigd, waardoor ook zij zich angstig voelde. De rechtbank acht hetgeen hij aangeefsters heeft aangedaan zeer kwalijk, temeer nu hij daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2020, waaruit blijkt dat verdachte meerdere keren voor mishandeling en vernieling is veroordeeld, waaronder specifiek voor huiselijk geweld.
Oplegging van straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal verdachte daarom een gevangenisstraf van 12 maanden opleggen. Een gedeelte van deze straf, te weten 4 maanden, zal zij voorwaardelijk opleggen met als doel dat dit verdachte zal weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op het gedrag van verdachte jegens de benadeelde partijen, de ernst van de vrijheidsberoving, het delict verleden van verdachte en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, ziet de rechtbank aanleiding om de volgende vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen:
- een contactverbod, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [1967] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [1999] );
- een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich niet zal bevinden in een straal van 200 meter rondom de woning gelegen aan het [adres ] en in een straal van 200 meter rondom de woning gelegen aan de [adres ] te [woonplaats] .
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van drie jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit contactverbod en/of locatieverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de omstandigheden die de rechtbank heeft genoemd voor het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel, met name gelet op het verleden van verdachte, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, in het bijzonder mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] . Daarom beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank acht het niet nodig om naast de vrijheidsbeperkende maatregel ook nog een contact- en locatieverbod op te leggen als bijzondere voorwaarden. Daarom volstaat de rechtbank in zoverre met de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel.

BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 21.534,08, Dit bedrag bestaat uit € 11.534,08 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie verzoekt de schadepost die ziet op de toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren en de vordering voor het overige toe te wijzen, met verhoging van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie verzoekt de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 500,00 en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, met verhoging van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De verdediging verzoekt primair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair, mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, verzoekt de verdediging de gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren en de vordering ten aanzien van de immateriële schade fors te matigen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Niet is gebleken dat door de bedreiging zodanige immateriële schade is ontstaan dat die voor vergoeding in aanmerking komt.

Het oordeel van de rechtbank

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het onder de feiten 1, 2 en 4 bewezen verklaarde handelen. De rechtbank zal aan materiële schade een bedrag van € 1.534,08 toewijzen. De rechtbank verklaart de gevorderde toekomstige materiële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen
verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de
normschending meebrengen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde
partij is aangetast. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige
inbreuk dat haar immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank is
echter van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 6.000,00 billijk. De rechtbank zal dit bedrag in zoverre toewijzen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 7.534,08 toewijzen, bestaande uit € 1.534,08 materiële schade en € 6.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag van € 7.534,08 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 augustus 2020, tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 72 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Lichamelijk letsel of een aantasting in de eer of goede naam zijn door de benadeelde partij niet gesteld. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het op andere wijze in zijn persoon zijn aangetast, is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen (vgl. HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519). De rechtbank ziet geen aanleiding om op dat uitgangspunt in het onderhavige geval een uitzondering te maken. Nu gesteld noch gebleken is dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen, verklaart de rechtbank de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk en bepaalt de rechtbank dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

VOORLOPIGE HECHTENIS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven op het moment dat de rechtbank een veroordelend vonnis uitspreekt.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel een veroordelend vonnis onvoldoende is om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De verdediging merkt verder op dat de voorlopige hechtenis niet is bedoeld voor de executie van een straf. Verdachte moet dan ook de mogelijkheid krijgen om in vrijheid in hoger beroep staan.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt als volgt. De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst op 10 augustus 2020. Nu de rechtbank tot een veroordeling komt en tot oplegging van een gevangenisstraf die langer duurt dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, dient verdachte nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te ondergaan. De rechtbank weegt mee dat de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, met dit vonnis bewezen is verklaard en dat verdachte daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen. Het is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar dat een verdachte die ter zake van een feit als het onderhavige veroordeeld wordt een eventueel hoger beroep in vrijheid mag afwachten terwijl er geen zwaarwegende, zijn persoon betreffende, omstandigheden zijn die zwaarder moeten wegen dan het maatschappelijk belang bij continuering van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 282, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat
een gedeelte van 4 maanden van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat veroordeelde de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren en beveelt dat verdachte:

op geen enkele wijze- direct of indirect -
contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1](geboren op [1967] )
en [slachtoffer 2](geboren op [1999] );

zich niet zal bevinden in een straal van 200 meter rondom het [adres ] te [woonplaats] en een straal van 200 meter rondom de [adres ] te [woonplaats];
- beveelt dat voor iedere keer dat door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan
2 weken vervangende hechtenis wordt toegepast, tot een maximum van 6 maanden;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de
opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 7.534,08, bestaande voor een bedrag van € 1.534,08 uit materiële schade en voor een bedrag van € 6.000,00 uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2020, tot de dag van volledige betaling;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer of anders gevorderde ten niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 7.534,08 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2020, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 72 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
- veroordeelt verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op dit moment begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Konings, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2021.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 5 augustus 2020
tot en met 7 augustus 2020 te Utrecht
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen:
- de (voor)deur op slot te draaien (zodat die [slachtoffer 1] het huis niet kon verlaten en/of
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de ribben en/of de buik althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- met een mok althans een (hard) voorwerp richting het hoofd althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien en/of
- op/tegen de benen althans het lichaam te schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks 5 augustus 2020 tot en met 7 augustus 2020 te Utrecht
opzettelijk [slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- de huissleutels en/of de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken en/of weg te gooien of te verstoppen of onder zich te houden en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen "Je blijft hier" en/of "Je mag niet weg" althans woorden van gelijkende aard of strekking en/of
- in zijn woning tegenover de politie te verklaren dat die [slachtoffer 1] bij haar moeder zou zijn en/of
- voor de (voor)deur op een matras te gaan liggen (slapen) en/of
- die [slachtoffer 1] te mishandelen;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks 11 juni 2020 tot en met 14 juni
2020 te Nieuwegein en/of te Utrecht, althans in Nederland,
een of meerdere malen
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] (schriftelijk) (dreigend) de volgende woorden/uitingen toe te
voegen en/of toe te zenden
- “dan ga je echt voor bloeden meisje” (op p. 318) en/of
- “Wat 4 keer in zijn banden zit gaat 4 keer in je buik” (op p. 304);
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 5 augustus 2020 te Utrecht
opzettelijk en wederrechtelijk
een tablet (merk/type: Samsung Smt585, kleur: zwart) en/of een tablet (merk:
Apple) en/of ID-kaart en/of rijbewijs op naam van [slachtoffer 1] en/of een bril en/of
een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten
aan [instelling] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 december 2020, genaamd 31ALBANIE20 / MD4R020094, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 391. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 22.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 23.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 24.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 25.
6.Het proces-verbaal van aangifte van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 130.
7.Het proces-verbaal van aangifte van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 131.
8.Het proces-verbaal van aangifte van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 132.
9.Het proces-verbaal van aangifte van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 133.
10.Het proces-verbaal van aangifte van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 134.
11.Een geschrift, namelijk: een geneeskundige verklaring van 5 oktober 2020, p. 151.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 september 2020, opgemaakt door [verbalisant 6] , p. 180.
13.Het proces-verbaal van aangifte van 14 juni 2020, opgemaakt door [verbalisant 7] , p. 281.
14.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , p. 287-288.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 318.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 322.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 22.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 24.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 22.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 25.
21.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster van 26 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 10] , p. 144-146.
22.Het proces-verbaal van aangifte van 19 oktober 2020, opgemaakt door [verbalisant 9] , p. 328.