2.4Volgens de politie is het absoluut aannemelijk dat eiseres al vele jaren criminele activiteiten faciliteert en daarmee stelselmatig de Opiumwet zoals die geldt vanaf 2015 overtreedt.
3. De burgemeester heeft de sluiting van de souvenirwinkel bevolen op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet en de Beleidsregel artikel 13b Opiumwet Wijdemeren 2020 (Beleidsregel) Volgens de burgemeester is het, gelet op de bevindingen van de politie, zonder meer aannemelijk dat eiseres stoffen en voorwerpen te koop aanbiedt en verkoopt die bestemd zijn voor de handel in harddrugs en softdrugs en dat eiseres hier wetenschap van had of hiervoor zeer ernstige vermoedens moest hebben. Hierdoor is er gevaar voor de openbare orde, de veiligheid en de (verdere) woon- en leefomgeving. Dit alles is ontwrichtend voor de samenleving.
4. Eiseres bestrijdt dat verweerder bevoegd was om het pand te sluiten. De feitelijke grondslag daarvoor ontbreekt omdat de verhandelde goederen (ook) een legaal doel hadden en eiseres niet wist en niet hoefde te vermoeden dat ze werden gebruikt voor drugshandel. Zo de bevoegdheid wel zou hebben bestaan, voert eiseres aan dat de gebruikmaking ervan onredelijk is, want niet noodzakelijk en disproportioneel en onevenredig en daarmee in strijd met onder meer de Dienstenrichtlijn.
5. Met ingang van 1 januari 2019 is de sluitingsbevoegdheid van een woning of een publiek toegankelijke inrichting op grond van artikel 13b van de Opiumwet verruimd tot situaties van strafbare voorbereidingshandelingen op grond van artikel 10a of 11a van de Opiumwet. Het gaat daarbij om gevallen waarin degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.
6. Niet is in geschil dat eiseres de onder haar inbeslaggenomen voorwerpen, zoals opgesomd onder 2.1 voorhanden had. Evenmin is in geschil dat een deel van deze voorwerpen zowel voor legale als illegale doeleinden gebruikt kunnen worden.
7. Uit de beleidsregel volgt dat de sluitingsbevoegdheid op grond van voorbereidingshandelingen alleen betrekking heeft op de handelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a en 11a Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of
bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Uit de Memorie van Toelichting (MvT, kamerstuk 34 763, nr. 3) blijkt dat de situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dit vergt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de aard en hoeveelheid van de ter plekke aangetroffen stoffen of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie of een opsporingsonderzoek, zoals resultaten van gesprekken of observaties.
Was verweerder bevoegd om te sluiten?
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Ook heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres dat wist of tenminste ernstige reden had om dat te vermoeden. Hiervoor is het volgende redengevend.