ECLI:NL:RBMNE:2021:5406
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Participatiewet wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Participatiewet. Verzoeker, die een uitkering ontving op basis van de Wet Werk en Bijstand, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. Dit besluit hield in dat verzoeker zijn uitkering, die in de vorm van een geldlening was verstrekt, moest terugbetalen omdat hij de akte voor het vestigen van de hypotheek niet had ondertekend.
Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar de rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter baseerde deze beslissing op artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. In dit geval was er geen acute financiële nood of dreiging van een onomkeerbare situatie, zoals faillissement, waardoor de rechter concludeerde dat het spoedeisend belang ontbrak.
Daarnaast had de griffier verzoeker eerder verzocht om nadere onderbouwing van zijn financiële situatie, maar verzoeker had hierop niet gereageerd. Hierdoor was er onvoldoende bewijs van de gestelde financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.