In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Ziektewet (Zw)-uitkering aanvroeg, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had zich op 12 augustus 2019 ziek gemeld vanwege rugklachten en ontving na 13 weken een Zw-uitkering. Na een beoordeling door een verzekeringsarts in oktober 2020 werd eiseres arbeidsgeschikt verklaard, waarna haar uitkering per 11 november 2019 werd beëindigd. Eiseres meldde zich op 10 februari 2021 opnieuw ziek, maar het Uwv weigerde haar een nieuwe Zw-uitkering toe te kennen, omdat zij niet binnen vier weken na het beëindigen van haar WW-uitkering op 10 januari 2021 ziek was gemeld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv ten onrechte de datum van ziekmelding als uitgangspunt had genomen voor de beoordeling van het recht op een Zw-uitkering. Volgens de rechtbank is het van belang wanneer de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, niet de datum van de ziekmelding. De rechtbank stelde vast dat het Uwv onvoldoende had onderbouwd dat eiseres niet arbeidsongeschikt was geworden binnen de relevante termijn. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om het recht van eiseres op een Zw-uitkering opnieuw te beoordelen, rekening houdend met de datum van arbeidsongeschiktheid en de mogelijkheid van doorlopende arbeidsongeschiktheid sinds de eerste ziekmelding. Eiseres kreeg ook het griffierecht vergoed.