ECLI:NL:RBMNE:2021:5385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/2198
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op een Ziektewet-uitkering en de rol van ziekmeldingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Ziektewet (Zw)-uitkering aanvroeg, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had zich op 12 augustus 2019 ziek gemeld vanwege rugklachten en ontving na 13 weken een Zw-uitkering. Na een beoordeling door een verzekeringsarts in oktober 2020 werd eiseres arbeidsgeschikt verklaard, waarna haar uitkering per 11 november 2019 werd beëindigd. Eiseres meldde zich op 10 februari 2021 opnieuw ziek, maar het Uwv weigerde haar een nieuwe Zw-uitkering toe te kennen, omdat zij niet binnen vier weken na het beëindigen van haar WW-uitkering op 10 januari 2021 ziek was gemeld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv ten onrechte de datum van ziekmelding als uitgangspunt had genomen voor de beoordeling van het recht op een Zw-uitkering. Volgens de rechtbank is het van belang wanneer de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, niet de datum van de ziekmelding. De rechtbank stelde vast dat het Uwv onvoldoende had onderbouwd dat eiseres niet arbeidsongeschikt was geworden binnen de relevante termijn. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om het recht van eiseres op een Zw-uitkering opnieuw te beoordelen, rekening houdend met de datum van arbeidsongeschiktheid en de mogelijkheid van doorlopende arbeidsongeschiktheid sinds de eerste ziekmelding. Eiseres kreeg ook het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2198

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. Roos).

Inleiding

Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en is daarnaast op basis van een nulurencontract werkzaam bij de [V.O.F.]. Op 12 augustus 2019 heeft zij zich ziek gemeld voor dit werk in verband met aanhoudende rugklachten. Na 13 weken heeft verweerder (hierna: het Uwv) aan eiseres per 11 november 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet (Zw) toegekend.
In het kader van een eerstejaars Ziektewet beoordeling heeft eiseres in oktober 2020 telefonisch contact gehad met een verzekeringsarts van het Uwv. Deze verzekeringsarts, [verzekeringsarts], heeft vastgesteld dat eiseres met ingang van 20 oktober 2020 arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk. De Zw-uitkering van eiseres wordt daarom met het besluit van 16 oktober 2020 beëindigd. Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
Vervolgens heeft eiseres in de periode van 20 oktober 2020 tot 10 januari 2021 recht op een WW-uitkering. Op 10 februari 2021 meldt eiseres zich opnieuw ziek bij het Uwv in verband met rugklachten. Verweerder vat deze ziekmelding op als een ziekmelding per 22 februari 2021, omdat eiseres op deze datum aan haar rug geopereerd wordt. Met het besluit van 16 februari 2021 (het primaire besluit) weigert het Uwv eiseres per 22 februari 2021 een Zw-uitkering toe te kennen, omdat zij op deze datum niet langer verzekerd is voor de Zw.
Met het besluit van 8 april 2021 (het bestreden besluit) ishet bezwaar van eiseres tegen de weigering ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Het beroep van eiseres is behandeld op de zitting van 30 juli 2021 via Skype. Eiseres was daarbij aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

1. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of het Uwv met het bestreden besluit terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen aanspraak kan maken op een Zw-uitkering voor haar ziekmelding van 10 februari 2021. Het is bij die beoordeling van belang wat de eerste ziektedag is van eiseres en of de ziekmelding in 2021 verband houdt met gezondheidsklachten waarvoor eiseres zich in 2019 ziek heeft gemeld bij het Uwv.
2. Om in aanmerking te komen voor een Zw-uitkering moet iemand ‘werknemer’ zijn zoals bedoeld in de Zw [1] of daarmee zijn gelijkgesteld [2] . Daarnaast kan er ook aanspraak bestaan op een Zw-uitkering op grond van de nawerking van de Zw. [3] Daarvan is sprake als de arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vier weken na het einde van de het dienstverband of de WW-uitkering.
3. Het Uwv heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de ziekmelding van eiseres, op 10 februari 2021, niet is gedaan binnen vier weken na het beëindigen van haar WW-uitkering op 10 januari 2021, waardoor de nawerkingsbepaling van de Zw niet op deze ziekmelding van toepassing is. De nawerkingsperiode eindigt op 7 februari 2021. Het Uwv ziet ook geen aanleiding om uit te gaan van de eerdere ziekmelding van eiseres in augustus 2019. Het Uwv heeft de zaak daarvoor opnieuw voorgelegd aan verzekeringsarts [verzekeringsarts]. Uit contact met de verzekeringsarts volgt dat eiseres tot de operatie voor haar rugklachten in staat geacht moet worden om haar maatgevende arbeid te doen. In beroep blijft het Uwv bij zijn bestreden besluit.
4. Eiseres is het hier niet mee eens. In beroep voert zij aan dat zij sinds 12 augustus 2019 doorlopend arbeidsongeschikt is vanwege haar rugklachten. Volgens eiseres moet daarom 12 augustus 2019 worden aangehouden als datum waarop zij arbeidsongeschikt is geworden zodat zij wel aanspraak maakt op een Zw-uitkering.

Beoordeling door de rechtbank

5. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv voor de beoordeling van het recht van eiseres op een Zw-uitkering ten onrechte uitgegaan van de datum van de ziekmelding door eiseres. Uit artikel 46, eerste lid, van de Zw, waarin het recht op nawerking op grond van de Zw is vastgelegd, volgt dat voor beoordeling van het recht op nawerking van belang is of de verzekerde binnen vier weken na het einde van zijn verzekering arbeidsongeschikt wordt. De datum waarop de ziekmelding door de verzekerde feitelijk wordt gedaan is voor het recht op een Zw-uitkering door nawerking dus niet van belang. In dit geval heeft het Uwv in het bestreden besluit daarom ten onrechte op basis van de ziekmelding van eiseres op 10 februari 2021 vastgesteld dat eiseres niet langer verzekerd is voor de Zw. Ook de operatiedatum, 22 februari 2021, kan zonder nadere onderbouwing niet gelden als datum op basis waarvan het recht van eiseres op een Zw-uitkering door nawerking kan worden uitgesloten. Het Uwv zal zijn standpunt dat eiseres niet uiterlijk 7 februari 2021 weer arbeidsongeschikt is geworden ten minste moeten onderbouwen met een gemotiveerd rapport van een verzekeringsarts. Hierbij is van belang dat eiseres voorafgaande aan haar hersteldverklaring - kennelijk door de coronapandemie - niet lichamelijk is onderzocht door de verzekeringsarts, terwijl zij juist last heeft van beperkingen door lichamelijke klachten. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank gaat in de rechtsoverwegingen 8. en 9. van deze uitspraak in op de gevolgen die daaraan moeten worden verbonden.
6. Eiseres voert verder nog aan dat zij het niet eens is met de hersteldverklaring door verzekeringsarts [verzekeringsarts] met ingang van 20 oktober 2020. Volgens eiseres heeft er destijds geen zorgvuldig onderzoek plaatsgevonden, omdat zij uitsluitend telefonisch contact heeft gehad met de verzekeringsarts en er ten onrechte geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden.
7. Naar het oordeel van de rechtbank had deze grond voor het Uwv aanleiding moeten zijn om de ziekmelding van eiseres op te vatten als een verzoek om terug te komen van de hersteldmelding door verzekeringsarts [verzekeringsarts] per 20 oktober 2020. Ook uit de ziekmelding van eiseres valt op te maken dat zij weliswaar hersteld is verklaard per 20 oktober 2020, maar dat haar rugklachten nooit zijn verbeterd. Het Uwv heeft de ziekmelding van eiseres dan ook ten onrechte niet opgevat als een verzoek om terug te komen van haar hersteldverklaring.
Wat betekent dit voor partijen?
8. Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het beroep van eiseres gegrond wordt verklaard. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd. Het Uwv heeft in het bestreden besluit niet zorgvuldig vastgesteld op welke datum eiseres arbeidsongeschikt is geworden. Het Uwv moet dat doen om daarmee het recht van eiseres op een Zw-uitkering te kunnen vaststellen. Het bestreden besluit is daarom niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd zodat het in strijd is met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast heeft het Uwv ten onrechte nagelaten om de ziekmelding van eiseres op te vatten als een verzoek om terug te komen van de hersteldmelding per 20 oktober 2020. Ook in zoverre dient het bestreden besluit te worden vernietigd in verband met het ontbreken van een zorgvuldige voorbereiding.
9. Dit betekent dat het Uwv het recht van eiseres op een Zw-uitkering opnieuw moet beoordelen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank draagt het Uwv op om een nieuwe beslissing te nemen op de bezwaren van eiseres. Het Uwv moet daarbij uitgaan van de datum waarop eiseres arbeidsongeschikt is geworden. Daarvoor dient het Uwv op basis van een nieuw medisch onderzoek vast te stellen wanneer eiseres arbeidsongeschikt is geworden en of er mogelijk sprake is van doorlopende arbeidsongeschiktheid sinds de eerste ziekmelding op 12 augustus 2019. Het Uwv dient vervolgens ook een primair besluit te nemen op het verzoek van eiseres om terug te komen van de hersteldmelding per 20 oktober 2020.

Conclusie

10. Uit deze uitspraak volgt dat het Uwv voor het vaststellen van het recht van eiseres op een Zw-uitkering ten onrechte is uitgegaan van de datum ziekmelding in plaats van de datum waarop eiseres arbeidsongeschikt is geworden. Om dit alsnog vast te kunnen stellen moet het Uwv een medisch onderzoek uitvoeren. Daarnaast is de melding van eiseres ten onrechte niet opgevat als een verzoek om terug te komen van de hersteldmelding per 20 oktober 2020. Het Uwv moet op dat verzoek van eiseres alsnog een (primair) besluit nemen.
11. Het beroep van eiseres is gegrond. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op om binnen acht weken na de datum van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3 van de Zw.
2.Zie artikel 4 en 7 van de Zw.
3.Dit volgt uit artikel 46 van de Zw.