Overwegingen
1. De voorzieningenrechter is tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Verzoeker woont in een driekamerappartement in [woonplaats] aan het [adres] . Deze woning heeft hij gekregen via een medische urgentieverklaring. Toen hij er eenmaal woonde bleek verzoeker veel last te hebben van geluidsoverlast van de evenementen die regelmatig plaatsvinden op het plein vlakbij zijn woning en van de horecagelegenheden onder zijn woning. Hierdoor verergeren zijn medische klachten. Verzoeker heeft daarom opnieuw woningurgentie aangevraagd bij verweerder om een nieuwe woning te vinden.
3. Verweerder heeft in eerste instantie de aanvraag afgewezen omdat de (nood)situatie waarin verzoeker zich bevindt door zijn eigen schuld is ontstaan en was te voorzien. Hierdoor voldeed verzoeker volgens verweerder niet aan één van de gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentie. Het bezwaar van verzoeker tegen het afwijzen van de urgentie is op 19 mei 2020 ongegrond verklaard. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. De rechtbank heeft in de uitspraak van 30 april 2021 - kort gezegd - geoordeeld dat verweerder zonder nader onderzoek niet heeft kunnen concluderen dat de ontstane noodsituatie aan verzoeker te wijten is. Verweerder had medisch advies moeten inwinnen. De rechtbank heeft daarom het besluit vernietigd, verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen en daarbij rekening te houden met de uitspraak.
4. Verweerder heeft vervolgens medisch adviesbureau [medisch adviesbureau] gevraagd om advies uit te brengen. De arts heeft in de medische rapportage van 19 juli 2021 geconcludeerd dat op basis van de beschikbare gegevens voldoende plausibel en consistent gebleken is dat er een medische indicatie bestaat voor een zelfstandige woonruimte in een rustige omgeving, met voorkeur voor een bereikbaarheid zonder traplopen.
5. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit van 20 juli 2021 genomen en aan verzoeker een medische urgentie toegekend met het volgende zoekprofiel:
- In de gemeente [woonplaats] : een traploos te bereiken, gelijkvloerse 1- of 2-kamer bovenwoning of benedenwoning of appartement met een kale huur tot € 633,25.
- Voor andere gemeenten in de woonregio [woonregio] : een traploos te bereiken, gelijkvloers 1- of 2-kamer appartement vanaf de 1e verdieping met een kale huur tot € 633,25.
6. Verzoeker is het niet eens met de criteria dat hij alleen mag reageren op 1-2 kamer woningen en dat hij in andere gemeenten dan de gemeente [woonplaats] niet mag reageren op benedenwoningen. Hij heeft daarom beroep ingesteld tegen het besluit van 20 juli 2021 en de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen gedurende de looptijd van de procedure van het beroep. De beroepsgronden van verzoeker worden hieronder besproken.
Is het zoekprofiel correct?
7. Verzoeker voert aan dat hij niet begrijpt waarom verweerder heeft bepaald dat hij alleen mag reageren op woningen met 1-2 kamers. Verzoeker woont op dit moment namelijk wel in een driekamerappartement, dat hij heeft gekregen via de eerdere woningurgentie van verweerder. Ook bij eerdere urgentieverleningen door andere gemeenten heeft verzoeker niet te maken gekregen met een beperking ten aanzien van het aantal kamers of het soort woning (benedenwoning, dan wel vanaf de eerste verdieping). Verzoeker begrijpt niet waarom de regels in de verschillende gemeenten op deze punten verschillen van elkaar. De zoekprofielen belemmeren hem teveel bij het vinden van een nieuwe woning. Er worden namelijk weinig woningen aangeboden met 1-2 kamers terwijl er veel meer woningen worden aangeboden met drie kamers. Verzoeker zou regionaal ook op benedenwoningen moeten kunnen reageren. Het is volgens verzoeker namelijk nagenoeg onmogelijk om een woning vanaf de eerste verdieping of hoger te vinden, waar ook een lift aanwezig is. Verzoeker stelt dat verweerder door deze beperkingen op te werpen het rechtszekerheid- en het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.
Verzoeker stelt verder dat verweerder, door het opnemen van deze beperkingen in de zoekprofielen, onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke en medische omstandigheden. Verweerder heeft hiermee geen recht gedaan aan de uitspraak van de rechtbank van 30 april 2021 en het eerdere medische rapport van dokter [dokter] van 13 augustus 2019. In dit rapport is geconcludeerd dat bepaald dient te worden welke hulp verzoeker nodig heeft om een passende woning te vinden. Verweerder heeft hier weinig acht op geslagen en door het opnemen van deze criteria in strijd met het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel gehandeld.
8. Verweerder heeft tijdens de zitting toegelicht dat uit artikel 9 van de beleidsregels woonruimteverdeling gemeente [woonplaats] (beleidsregels) volgt dat verzoeker, als eenpersoonshuishouden, in aanmerking komt voor een 1-2 kamer woning en dus niet voor een woning met drie kamers zoals hij nu heeft. Er is in de situatie van verzoeker geen reden om af te wijken van deze beleidsregels. Het feit dat verzoeker nu wel een woning met drie kamers heeft, moet volgens verweerder het gevolg zijn van een fout bij het toewijzen van de woning, omdat verzoeker daar destijds ook al geen recht op had. Dit heeft echter niet tot gevolg dat verweerder daar nu aan gebonden is voor de nieuwe urgentie. Wat betreft het onderscheid tussen het lokale en regionale zoekprofiel, geeft verweerder aan dat uit artikel 2.5.3 van de Huisvestingsverordening regio [woonregio] 2019 (Huisvestingsverordening) volgt dat iemand met een medische urgentie in beginsel regionaal alleen mag reageren op woningen vanaf de 1e verdieping. Alleen als de leefbaarheid in het geding is of als er niet genoeg woningen zouden zijn van dit type woning, kan hiervan worden afgeweken. Daar voldoet verzoeker niet aan. Lokaal wijkt verweerder daar vanaf, door te bepalen dat in [woonplaats] ook op benedenwoningen mag worden gereageerd.
Verweerder stelt verder dat hij juist wel rekening heeft gehouden met de persoonlijke en medische omstandigheden van verzoeker. Verweerder heeft het medische advies van 19 juli 2021 opgevolgd en verzoeker - conform dit advies - een urgentie toegekend voor traploos te bereiken woningen. De arts heeft niet aangegeven dat verzoeker minstens drie kamers of een benedenwoning nodig heeft. Verweerder is gebonden aan zijn eigen beleidsregels en er is geen sprake van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Volgens verweerder worden er bovendien genoeg woningen op een rustige locatie aangeboden binnen de criteria van de zoekprofielen. Verweerder schat in dat er sinds het toekennen van de urgentie ongeveer zeven passende woningen voor verzoeker beschikbaar zijn gekomen. Verzoeker heeft nog voldoende tijd om binnen de resterende duur van de urgentie van ruim vier maanden een woning te vinden. Dat het op basis van deze zoekprofielen onmogelijk is om een woning te vinden, zoals verzoeker stelt, volgt verweerder niet.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder de zoekprofielen van verzoeker in overeenstemming met de Huisvestingsverordening en de beleidsregels heeft vastgesteld. Uit artikel 2.5.3 van de Huisvestingsverordening volgt immers dat verzoeker met de medische urgentie die hij heeft gekregen regionaal uitsluitend in aanmerking komt voor woningen vanaf de eerste verdieping. De rechtbank volgt verweerder dat verzoeker niet voldoet aan de uitzonderingen uit de Huisvestingsverordening op dit artikel. In artikel 9 van de beleidsregels staat vervolgens dat bij éénpersoonshuishoudens, zoals bij verzoeker, een zoekprofiel geldt voor 1-2 kamers en dat lokaal ook op benedenwoningen kan worden gereageerd. Verweerder heeft zich ook hier aan gehouden.
10. Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient verweerder de beleidsregels toe te passen, tenzij dat voor verzoeker gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. De rechtbank oordeelt dat het feit dat verzoeker op dit moment een woning met drie kamers heeft niet een dergelijke bijzondere omstandigheid is. Bij de noodsituatie van een urgentie gaat het namelijk om de vraag welke woningen passend zijn en kan geen rekening worden gehouden met andere omstandigheden, zoals de woning waarin de betrokkene nu woont. Verweerder heeft bovendien voldoende toegelicht dat er bij de toewijzing van de huidige woning van verzoeker hoogstwaarschijnlijk een fout is gemaakt. Verweerder is niet verplicht deze fout te herhalen.
11. Dat verzoeker in het verleden van andere gemeenten wel verschillende urgenties heeft verkregen zonder beperkingen in aantal kamers en soorten woningen, zoals hij stelt, is ook geen (bijzondere) omstandigheid die ertoe zou moeten leiden dat verweerder afwijkt van zijn beleidsregels of de Huisvestingsverordening. Hierbij is van belang dat gemeenten (in beginsel) de bevoegdheid hebben om eigen beleidsregels vast te stellen en verweerder is niet gehouden aan de (beleids-)regels van andere gemeenten op dit punt. Gelet hierop is er dus ook geen sprake van schending van het rechtszekerheids- of vertrouwensbeginsel. Voorts is niet gebleken dat verweerder aan verzoeker heeft toegezegd dat hij een benedenwoning of een woning met drie kamers zou krijgen. Uit het medisch advies blijkt evenmin dat verzoeker drie kamers of een benedenwoning vanuit medisch oogpunt nodig heeft en verzoeker heeft zelf ook geen medische stukken overgelegd waaruit dat blijkt. Verweerder hoefde hier dan ook geen rekening mee te houden bij het vaststellen van het zoekprofiel en heeft - anders dan verzoeker stelt - niet gehandeld in strijd met het zorgvuldigheids- of evenredigheidsbeginsel. Daar komt bij dat uit het medisch advies van [medisch adviesbureau] van 19 juli 2021 niet blijkt dat verzoeker hulp nodig heeft bij het vinden van een woning. Verweerder had deze vraag wel specifiek voorgelegd aan [medisch adviesbureau] naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 30 april 2021. Verweerder heeft ter zitting hierover nog toegelicht dat verzoeker weliswaar zelf dient te zoeken naar een woning, maar dat het sociaal team hem wel kan helpen met het beoordelen of de geselecteerde woning passend is en in een rustige omgeving gelegen is. Ook hiermee laat verweerder zien dat hij zorgvuldig handelt en rekening houdt met verzoekers situatie.
12. Over verzoekers stelling dat er niet genoeg woningen beschikbaar zijn binnen de criteria van zijn zoekprofiel, overweegt de rechtbank dat verzoeker dit niet heeft onderbouwd met feitelijke gegevens. Verweerder heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij inschat dat er sinds het toekennen van de urgentie zeven passende woningen beschikbaar zijn gekomen. De rechtbank ziet in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de juistheid van deze mededeling te twijfelen. De rechtbank ziet daarom vooralsnog geen aanknopingspunten voor de stelling van verzoeker dat het met de huidige zoekprofielen niet mogelijk is om een passende nieuwe woning te vinden. Verweerder heeft er bovendien tijdens de zitting terecht op gewezen dat verzoeker nog ruim vier maanden heeft om op basis van deze urgentie een woning te vinden en dat hij te zijner tijd om verlenging van de urgentie kan vragen, indien nodig. Verweerder zal dan beoordelen of verzoeker hiervoor in aanmerking komt. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de duur van de verleende urgentie correct?
13. Verzoeker voert aan dat verweerder de duur van de urgentie moet verlengen naar acht dan wel negen maanden, in plaats van de huidige zes maanden. Vanwege zijn gezondheidstoestand kan verzoeker namelijk fysiek niet zo actief reageren als hij zou willen.
14. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet heeft onderbouwd waarom hij niet in staat zou zijn om actief te reageren op woningen. Ook is niet duidelijk waarom de huidige duur van de urgentie van zes maanden in de situatie van verzoeker niet afdoende zou zijn om een nieuwe woning te vinden. De rechtbank verwijst naar het hiervoor overwogene waaruit blijkt dat verweerder verwacht dat er genoeg passende woningen zijn voor verzoeker binnen de duur van de urgentie en dat verzoeker zo nodig om verlenging van de urgentie kan vragen. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Het beroep is ongegrond. De zoekprofielen die verweerder heeft opgesteld zijn in lijn met de Huisvestingsverordening en de beleidsregels en er bestond geen aanleiding om hier in het geval van verzoeker vanaf te wijken. Ook de duur van de urgentieverlening is naar het oordeel van de rechtbank vooralsnog niet te kort. Verzoeker moet in staat worden geacht om binnen de duur van de huidige urgentieverlening een passende woning te vinden.
16. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.