ECLI:NL:RBMNE:2021:5351
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak, waarde vastgesteld op basis van referentiewoningen
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Oosters, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, vertegenwoordigd door R. Janmaat. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 442.000,- per 1 januari 2019, maar de eiser betwistte deze waarde en stelde een lagere waarde van € 399.000,- voor.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde per m2 van de woning hoger was dan die van drie van de vier referentiewoningen die door de verweerder waren gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet voldoende had aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Eiser had een taxatierapport ingediend dat de door hem voorgestane waarde aannemelijk maakte, en de rechtbank heeft deze waarde vastgesteld op € 399.000,-. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- moet vergoeden en dat de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.598,-, door de verweerder moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.