ECLI:NL:RBMNE:2021:5346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
528315 / HA RK 21-247
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende vooringenomenheid in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter, door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Brouwer. Het wrakingsverzoek is ingediend naar aanleiding van een procedure waarin verzoeker was gedagvaard door [naam] B.V. voor een vordering tot betaling van een factuur voor tandheelkundige zorg. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was omdat zij een te laat ingediend processtuk van de eiseres had toegelaten, wat volgens verzoeker in strijd was met de goede procesorde en zijn recht op een eerlijk proces zou schenden.

De wrakingskamer heeft de procedurele aspecten van het verzoek beoordeeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2021 was de rechter niet aanwezig, maar mr. Brouwer heeft het verzoek toegelicht. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechter om de stukken toe te laten een procedurele beslissing was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een negatieve beslissing van de rechter op zich geen grond voor wraking is, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, omdat er geen bewijs was dat de rechter in haar beslissing vooringenomen was. De procedure van verzoeker met zaaknummer 9262355 UC EXPL 21-4201 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 528315 / HA RK 21-247
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 26 oktober 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. D. Brouwer, advocaat in Ede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 30 september 2021 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoeker gericht tegen mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter in deze rechtbank;
  • een brief van mr. Brouwer van 30 september 2021 met bijlagen;
  • de schriftelijke reactie van mr. Creutzberg van 5 oktober 2021;
  • een brief van mr. A.H. Visscher, gemachtigde van eiseres in de dagvaardingszaak, van 7 oktober 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 12 oktober 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is mr. Brouwer namens verzoeker verschenen. De rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. A.R. Creutzberg als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 9262355 UC EXPL 21-4201. In deze dagvaardingszaak is verzoeker gedagvaard door [naam] B.V. (hierna: eiseres). Eiseres vordert betaling van een factuur betreffende tandheelkundige zorg.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn wrakingsverzoek. De onderliggende zaak is op 30 september 2021 behandeld op een comparitie na antwoord. Eisers heeft aan verzoeker op 24 september 2021 een e-mail gestuurd met comparitieaantekeningen met daarbij negen producties. De omvang hiervan is gelijk aan een conclusie van repliek. Verzoeker heeft aan de rechter verzocht deze conclusie buiten beschouwing te laten omdat die te laat is ingediend. De rechter heeft op de zitting aangegeven hierover na te zullen nadenken, maar heeft vervolgens wel vragen gesteld aan verzoeker die betrekking hadden op de inhoud van één van de producties van deze conclusie. Toen verzoeker de rechter hierop attendeerde heeft zij uiteindelijk gezegd de conclusie toe te laten. Verzoeker is van mening dat door het toelaten van deze conclusie het recht op hoor en wederhoor en het recht op een eerlijk proces zijn geschonden. Bovendien is er sprake van willekeur. Op grond van artikel 87 lid 6 Rv moeten dergelijke stukken uiterlijk tien dagen voor de behandeling van een zaak worden ingediend. Als stukken te laat zijn ingediend moet de rechter dit buiten beschouwing laten tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet. De rechter heeft niet gemotiveerd waarom de goede procesorde zich tegen het buiten beschouwing laten van het processtuk zou verzetten. Door deze bevoordeling van eiseres heeft de rechterlijke onpartijdigheid schade geleden.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat het toelaten van de stukken van de eisende partij moet worden aangemerkt als een zuivere procesbeslissing en dat is geen wrakingsgrond. Met deze beslissing heeft zij geen blijk gegeven van vooringenomenheid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoeker is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
3.4.
De beslissing van de rechter om de door eiseres ingediende stukken toe te laten moet worden aangemerkt als een procedurele (tussen)beslissing. Een als negatief ervaren (tussen)beslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich daar als uitgangspunt tegen. Dit geldt ook voor de motivering van die (tussen)beslissing als grond voor wraking. Alleen als de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden.
3.5.
In deze zaak heeft de rechter haar beslissing om de stukken toe te laten niet gemotiveerd. De wrakingskamer ziet in het ontbreken van een motivering noch in het besluit zelf een zwaarwegende aanwijzing dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. In dit geval gaat het om door eiseres ingediende stukken die een week voor de zitting zijn ingediend in plaats van tien dagen voor de zitting zoals de wet voorschrijft. Verzoeker heeft zich alleen op deze termijn beroepen, maar niet is gebleken dat hij door deze termijnoverschrijding in zijn belangen is geschaad. Hij heeft niet naar voren gebracht dat hij deze stukken niet meer heeft kunnen lezen of met zijn gemachtigde heeft kunnen bespreken. Gelet hierop is de wrakingskamer van oordeel dat uit de procedurele (tussen)beslissing geen vooringenomenheid van de rechter is gebleken.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team Civiel recht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 9262355 UC EXPL 21-4201 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.J. van Maanen, voorzitter, mr. M.E. Heinemann en mr. G.A. Bos als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.