In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter, door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Brouwer. Het wrakingsverzoek is ingediend naar aanleiding van een procedure waarin verzoeker was gedagvaard door [naam] B.V. voor een vordering tot betaling van een factuur voor tandheelkundige zorg. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was omdat zij een te laat ingediend processtuk van de eiseres had toegelaten, wat volgens verzoeker in strijd was met de goede procesorde en zijn recht op een eerlijk proces zou schenden.
De wrakingskamer heeft de procedurele aspecten van het verzoek beoordeeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2021 was de rechter niet aanwezig, maar mr. Brouwer heeft het verzoek toegelicht. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechter om de stukken toe te laten een procedurele beslissing was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een negatieve beslissing van de rechter op zich geen grond voor wraking is, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, omdat er geen bewijs was dat de rechter in haar beslissing vooringenomen was. De procedure van verzoeker met zaaknummer 9262355 UC EXPL 21-4201 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.