In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van een openstaande factuur van € 703,73 van de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, die een serviceabonnement had afgesloten. De eiseres heeft een factuur van € 605,00 gestuurd, maar de gedaagde heeft slechts € 100,00 betaald. De gedaagde heeft een betalingsregeling voorgesteld, maar de eiseres heeft dit afgewezen. De gedaagde beroept zich op overmacht vanwege de verplichte horecasluiting door COVID-19, wat heeft geleid tot een aanzienlijke omzetdaling. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat de omstandigheden niet aan haar te wijten zijn en dat de situatie in haar risicosfeer ligt. De kantonrechter wijst de vordering van de eiseres grotendeels toe, waarbij de hoofdsom wordt vastgesteld op € 605,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 10 november 2021.