ECLI:NL:RBMNE:2021:5316
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. G. van Zon, vroeg om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker, heeft niet gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 5 augustus 2020 een besluit heeft genomen, dat op 10 augustus 2021 is gewijzigd, waarbij aan de ex-werkneemster van verzoekster, [A], per 31 oktober 2019 een IVA-uitkering is toegekend. Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskosten, concludeert de rechtbank dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoekster.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.496,-, gebaseerd op de punten voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting. Daarnaast moet verweerder op grond van artikel 8:41 lid 7 van de Algemene wet bestuursrecht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 354,- vergoeden. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries en is op 2 november 2021 bekendgemaakt. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.