ECLI:NL:RBMNE:2021:5316

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
UTR 20/3274
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. G. van Zon, vroeg om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker, heeft niet gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 5 augustus 2020 een besluit heeft genomen, dat op 10 augustus 2021 is gewijzigd, waarbij aan de ex-werkneemster van verzoekster, [A], per 31 oktober 2019 een IVA-uitkering is toegekend. Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskosten, concludeert de rechtbank dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoekster.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.496,-, gebaseerd op de punten voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting. Daarnaast moet verweerder op grond van artikel 8:41 lid 7 van de Algemene wet bestuursrecht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 354,- vergoeden. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries en is op 2 november 2021 bekendgemaakt. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3274

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

(gemachtigde: mr. G. van Zon),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder,
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 5 augustus 2020 een besluit genomen. Op 10 augustus 2021 heeft verweerder dit besluit gewijzigd. Verweerder heeft daarmee gedaan wat verzoekster wilde, namelijk dat aan haar ex-werkneemster, [A] , per 31 oktober 2019 een IVA-uitkering wordt toegekend. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. Dat volgt uit de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder op grond van het Bpb moet betalen vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet op grond van artikel 8:41 lid 7 Awb ook het door haar betaalde griffierecht van € 354,- aan verzoekster betalen. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.496,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
2 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.