4.3.1Vrijspraak ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde verkrachtingen van [benadeelde]
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat voor de onder feit 1 ten laste gelegde verkrachtingen van [benadeelde] onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
heeft in 2018 en 2020 bij de politie en de rechter-commissaris gedetailleerd verklaard over verkrachtingen die zij tijdens haar huwelijk met verdachte heeft moeten ondergaan. Artikel 342 van het Wetboek van strafvordering bepaalt echter dat de verklaring van één getuige niet voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Daarvoor is voldoende aanvullend bewijs nodig dat deze getuigenverklaring ondersteunt.
In het dossier komen de volgende onderdelen als aanvullend bewijsmiddel in aanmerking: Whatsappberichten die zijn verstuurd aan [getuige] (in het dossier ook [naam] genoemd) en de verklaringen bij de politie van twee van de kinderen van [benadeelde] en verdachte, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
De Whatsappberichten aan [getuige]
De verkrachtingen waar [benadeelde] over heeft verklaard worden ook beschreven in Whatsapp-berichten die in april, mei en september 2018 door [getuige] , een vertrouwenspersoon en vriendin van [benadeelde] , zijn ontvangen. Deze app-berichten zijn door [getuige] geïnterpreteerd als afkomstig van [slachtoffer 2] .
Wanneer deze app-berichten inderdaad afkomstig zijn geweest van [slachtoffer 2] , dan zouden deze belangrijk ondersteunend bewijs vormen voor de verklaringen van [benadeelde] . De door haar geschetste verkrachtingen zouden dan immers door een aparte bron, haar zoon, uit zijn eigen waarneming worden bevestigd. De rechtbank kan echter niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat de betreffende app-berichten inderdaad door [slachtoffer 2] zijn geschreven, op grond van het volgende.
Uit het dossier wordt niet duidelijk met welke telefoon de betreffende app-berichten aan [getuige] zijn verstuurd. In het transcript van de app-berichten op pagina 57 van het dossier wordt weliswaar een tegennummer genoemd ( [telefoonnummer] ), maar uit het dossier blijkt niet aan welke telefoon dit tegennummer is gekoppeld. Uit het dossier blijkt wel dat de iPhone 4, waarvan [slachtoffer 2] sinds februari 2018 gebruikmaakte, is onderzocht. De resultaten van dit onderzoek staan niet in het dossier, maar ter zitting heeft de officier van justitie in haar requisitoir meegedeeld dat de betreffende app-berichten niet op deze telefoon zijn aangetroffen.
[slachtoffer 2] wordt op 11 juni 2018 bij de politie in de kindvriendelijke studio als getuige gehoord. Tijdens dat verhoor ontkent hij dat hij de betreffende app-berichten aan [getuige] heeft verstuurd. De verhoorders zien bij [slachtoffer 2] een opvallende gedragsverandering als hem naar deze app-berichten wordt gevraagd: hij beweegt veel, scheurt zijn squishy en lacht ongemakkelijk. Even later verklaart hij dat hij er gestresst van wordt en het heel raar vindt. Deze gedragsverandering is opvallend, maar naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijkerwijs een aanwijzing dat [slachtoffer 2] niet de waarheid spreekt en de betreffende app-berichten wél heeft verstuurd. Het is immers ook goed mogelijk dat hij dit nerveuze gedrag vertoont omdat hij niet snapt hoe het kan dat er app-berichten aan hem worden toegeschreven die hij niet zelf heeft geschreven.
Omdat de rechtbank, gelet op het bovenstaande, niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat de betreffende app-berichten daadwerkelijk door [slachtoffer 2] zijn geschreven, zal de rechtbank de inhoud van deze app-berichten niet gebruiken voor het bewijs.
De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij de politie
[slachtoffer 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie in de kindvriendelijke studio verklaard dat hij zijn moeder geregeld hoorde huilen terwijl verdachte aan het schreeuwen was, en [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zij een paar keer gezien heeft dat verdachte haar moeder sloeg en dat zij haar moeder iedere avond hoorde huilen. Dit zijn weliswaar aanwijzingen dat [benadeelde] mogelijk door verdachte is mishandeld, maar vormt geen bewijs voor de onder feit 1 ten laste gelegde verkrachtingen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verklaren immers niet dat zij seksuele handelingen tussen hun ouders hebben gezien.
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat er in het dossier onvoldoende aanvullend bewijs aanwezig is, dat de verklaring van [benadeelde] over de onder feit 1 ten laste gelegde verkrachtingen ondersteunt, waardoor hiervoor vrijspraak zal volgen.
4.3.2Vrijspraak ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat voor de onder feit 2 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberovingen onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[benadeelde] heeft bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat zij en haar kinderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] regelmatig door verdachte in de schuur zijn opgesloten. Zoals onder 4.3.1 is overwogen kan de verklaring van één getuige echter niet voldoende zijn voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
In het dossier komen de volgende onderdelen als aanvullend bewijsmiddel in aanmerking: Whatsappberichten die zijn verstuurd aan [getuige] en de verklaring van [slachtoffer 3] .
De Whatsappberichten aan [getuige]
Het opsluiten in de schuur van [benadeelde] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wordt ook beschreven in de Whatsapp-berichten die aan [getuige] zijn verstuurd en die door haar zijn geïnterpreteerd als afkomstig van [slachtoffer 2] . Om de redenen zoals onder 4.3.1 uiteengezet, zullen deze app-berichten echter niet worden gebruikt als ondersteunend bewijs voor de verklaring van [benadeelde] .
Verklaringen van [slachtoffer 3]
heeft volgens speltherapeute [speltherapeute] in een therapiesessie op 12 maart 2018 een tekening gemaakt van een ruimte in de tuin met stenen ervoor. [slachtoffer 3] zou daarbij hebben gezegd: “In kelder met [slachtoffer 2] ” en “Papa doet de deur open, papa doet de deur dicht”.
De rechtbank is echter van oordeel dat deze tekening en verklaring van [slachtoffer 3] niet kunnen dienen als bewijs in de onderhavige strafzaak, op grond van het volgende.
[slachtoffer 3] was op 12 maart 2018, toen hij de betreffende tekening heeft gemaakt en de uitspraken zou hebben gedaan, 4 jaar en 8 maanden oud. Op deze leeftijd kunnen kinderen grote moeite hebben fantasie en werkelijkheid van elkaar te scheiden. De rechtbank dient in zijn algemeenheid dan ook zeer terughoudend te zijn in het gebruiken van tekeningen en uitspraken van een kind van deze leeftijd voor strafrechtelijk bewijs.
Verder is [slachtoffer 3] op 11 juni 2018 en 3 juli 2018 bij de politie als getuige gehoord in de kindvriendelijke studio, en is de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] die in het dossier zijn opgenomen onderzocht door rechtspsychologe drs. J. van der Sleen. Zij concludeert dat de verklaringen van [slachtoffer 3] in de kindvriendelijke studio niet volledig en niet geheel accuraat en consistent zijn en dat [slachtoffer 3] bij het afleggen van zijn verklaring gevoelig blijkt voor beïnvloeding door zijn gesprekspartner en de context waarbinnen het gesprek zich afspeelt. Zij sluit dan ook niet uit dat onbedoelde beïnvloeding een rol heeft gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van de uitspraken van [slachtoffer 3] voor, tijdens en na de verhoren in de kindvriendelijke studio. Daardoor kan zij de betrouwbaarheid van zijn verklaringen niet vaststellen, al is duidelijk dat er problemen zijn met betrekking tot de volledigheid, accuratesse en consistentie van zijn verklaringen.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel, dat de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] in het dossier niet met voldoende zekerheid is vast te stellen, en zal deze verklaringen daarom niet gebruiken voor het bewijs.
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat er in het dossier onvoldoende aanvullend bewijs aanwezig is, dat de verklaring van [benadeelde] over de onder feit 2 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberovingen ondersteunt, waardoor ook hiervoor vrijspraak dient te volgen.
4.3.3Vrijspraak ten aanzien van de onder feit 3 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat voor de onder feit 3 ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 3] onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het dossier komen de volgende onderdelen als bewijsmiddel voor deze mishandelingen in aanmerking: de verklaringen van [slachtoffer 3] , en de verklaringen van zijn pleegmoeder
[pleegmoeder] en van een osteopaat over (mogelijk) letsel van [slachtoffer 3] .
De verklaringen van [slachtoffer 3]
heeft volgens speltherapeute [speltherapeute] op 14 mei 2018 in een therapiesessie een tekening laten zien die hij thuis gemaakt had. [slachtoffer 3] zou daarbij hebben gezegd: “ [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [naam] en riem”. Toen zij vroeg: “Wat is er met de riem” zou [slachtoffer 3] hebben gezegd: “mee geslagen”. Verder zou [slachtoffer 3] bij de voorbereiding op het verhoor in de kindvriendelijke studio op 10 juni 2018 hebben gezegd: “Er was een broek met een ketting en een riem. Met riem werd op de rug geslagen”.
Pleegmoeder [pleegmoeder] heeft op 6 juni 2018 verklaard dat [slachtoffer 3] , toen hij eind maart 2017 bij haar kwam wonen, heeft gezegd dat verdachte heel hard in zijn nek had geknepen. Uit een Schriftelijke aanwijzing vaststelling bezoekregeling van 6 september 2017, op pagina 239 van het dossier, blijkt verder dat zij [slachtoffer 3] kort voor 29 augustus 2017 heeft horen zeggen dat hij door verdachte in zijn nek is gegrepen en is geslagen.
Zoals onder 4.3.2. is overwogen is de rechtbank echter van oordeel dat de betrouwbaarheid van deze verklaringen van [slachtoffer 3] niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld, en dat deze verklaringen daarom in deze strafzaak niet kunnen dienen als bewijs.
De verklaringen over (mogelijk) letsel bij [slachtoffer 3]
Pleegmoeder [pleegmoeder] heeft op 6 juni 2018 verklaard dat [slachtoffer 3] , toen hij eind maart 2017 bij haar kwam wonen, heel moeilijk kon slikken. Verder heeft zij voor de zomervakantie van 2017 blauwe plekken op de rug van [slachtoffer 3] gezien, toen hij terugkwam van een bezoek aan verdachte. Ten slotte blijkt uit de Schriftelijke aanwijzing vaststelling bezoekregeling van 6 september 2017 dat een osteopaat op 25 juli 2017 [slachtoffer 3] heeft onderzocht en concludeerde dat de nekwervels van [slachtoffer 3] ingedrukt leken.
De rechtbank is echter van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het gesignaleerde moeilijke slikken, de gesignaleerde blauwe plekken en de mogelijk ingedrukte nekwervels het gevolg zijn van de aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde mishandelingen. De rechtbank merkt hierbij op dat blijkens dezelfde Schriftelijke aanwijzing van 6 september 2017 een kinderarts in opleiding op 4 september 2017 geen kwetsuur aan de nekwervels bij [slachtoffer 3] heeft kunnen constateren.
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat er in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig is voor de onder feit 3 ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 3] , waardoor hiervoor vrijspraak dient te volgen.
4.3.4Gedeeltelijke bewezenverklaring van de onder feit 4 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat voor de ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] , in de vorm van schoppen, stompen en uitschelden, kleineren en denigrerend toespreken, voldoende bewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het dossier komen de volgende onderdelen als bewijsmiddel voor deze mishandelingen in aanmerking: de verklaringen van [slachtoffer 2] , de verklaring van [benadeelde] en de verklaring van verdachte ter zitting.
De verklaring van [slachtoffer 2]
heeft tijdens zijn verhoor bij de politie in de kindvriendelijke studio verklaard dat hij geregeld door zijn vader met de vuist is geslagen, getrapt en vernederd en uitgescholden.
Het verhoor bij de politie in de kindvriendelijke studio vond plaats op 11 juni 2018. [slachtoffer 2] was tijdens dit verhoor 10 jaar en 4 maanden oud. Op deze leeftijd is de realiteitstoetsing doorgaans goed ontwikkeld en kunnen fantasie en werkelijkheid goed van elkaar worden onderscheiden.
Verder is de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] onderzocht door rechtspsychologe Van der Sleen. Zij concludeert dat zijn verklaring over de mishandelingen consistent is en dat er geen aanwijzingen zijn dat deze verklaring onvolledig of niet accuraat is. Ook ziet zij geen aanwijzing dat deze verklaring door externe beïnvloeding tot stand is gekomen.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] bij de politie dan ook voor het bewijs gebruiken.
De verklaring van [benadeelde]
De verklaring van [slachtoffer 2] bij de politie over de mishandelingen wordt ondersteund door de verklaring van [benadeelde] . Zij verklaart dat [slachtoffer 2] door zijn vader in de ten laste gelegde periode is getrapt, geslagen en uitgescholden.
De verklaring van verdachte ter zitting
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] heeft geslagen.
Gedeeltelijke vrijspraak
Aan verdachte is, als mishandeling van [slachtoffer 2] , ook het getuige laten zijn van mishandelingen en verkrachtingen van [benadeelde] ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat voor dit onderdeel van de onder feit 4 ten laste gelegde mishandeling onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is, en overweegt daartoe als volgt.
[benadeelde] heeft bij de politie verklaard dat haar zoon [slachtoffer 2] gedwongen getuige is geweest van de mishandelingen en verkrachtingen die zij heeft moeten ondergaan. Deze verklaring wordt echter niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
[slachtoffer 2] verklaart tijdens zijn verhoor in de kindvriendelijke studio niets over mishandelingen en verkrachtingen van zijn moeder waarvan hij getuige moest zijn.
Dit getuige zijn van mishandelingen en verkrachtingen wordt wel beschreven in de Whatsapp-berichten die aan [getuige] zijn verstuurd, en die door haar als afkomstig van [slachtoffer 2] zijn geïnterpreteerd. Om de redenen zoals onder 4.3.1. uiteengezet, zullen deze app-berichten echter niet worden gebruikt als ondersteunend bewijs voor de verklaring van [benadeelde] .
Zonder deze app-berichten is er voor dit onderdeel van de onder feit 4 ten laste gelegde mishandeling geen bewijs dat de verklaring van [benadeelde] hierover ondersteunt, waardoor voor dit onderdeel vrijspraak dient te volgen.
Aan verdachte is, als mishandeling van [slachtoffer 2] , ook het bij de benen vastpakken en ondersteboven houden ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat voor dit gedeelte van de onder feit 4 ten laste gelegde mishandeling onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is, en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] inderdaad bij zijn benen pakte en ondersteboven hield, maar dat hij dit als stoeierij en een spelletje zag, en niet wist dat [slachtoffer 2] het niet leuk vond.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij regelmatig heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 2] ondersteboven hield, dat [slachtoffer 2] hierbij huilde en dat zij dacht dat verdachte het ondersteboven houden als een spelletje zag.
De rechtbank kan op grond van deze verklaringen niet vaststellen dat verdachte opzet had op mishandeling van [slachtoffer 2] door hem bij de benen te pakken en ondersteboven te houden. Hierdoor dient vrijspraak te volgen voor dit onderdeel van de onder feit 4 ten laste gelegde mishandelingen.
Ten slotte is als pleegperiode van de mishandeling van [slachtoffer 2] de periode van [2008] tot en met 1 maart 2017 ten laste gelegd. [slachtoffer 2] heeft zich niet specifiek uitgelaten over de periode waarbinnen de bewezen verklaarde mishandelingen hebben plaatsgevonden. Hij heeft wel verklaard dat een deel van de ten laste gelegde mishandelingen plaatsvond vanaf zijn vijfde of zesde jaar. De rechtbank acht het aannemelijk dat de bewezen verklaarde mishandelingen in de periode vanaf de vijfjarige leeftijd van [slachtoffer 2] hebben plaatsvonden. Daarom zal de rechtbank de begindatum van de pleegperiode van de mishandelingen bepalen op 28 januari 2013. Van de ten laste gelegde pleegperiode die daarvóór is gelegen zal verdachte worden vrijgesproken.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat voor de ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 2] , in de vorm van schoppen, stompen en uitschelden, kleineren en denigrerend toespreken, in de periode van 28 januari 2013 tot en met 1 maart 2017, voldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
4.3.5Gedeeltelijke bewezenverklaring van de onder feit 5 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat voor de ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] , in de vorm van slaan, beetpakken en door elkaar schudden, en kleineren, uitschelden en denigrerend toespreken, voldoende bewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het dossier komen de volgende onderdelen als bewijsmiddel voor deze mishandelingen in aanmerking: de verklaring van [slachtoffer 1] , de verklaring van [benadeelde] , de verklaring van [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte ter zitting.
De verklaring van [slachtoffer 1]
heeft tijdens haar verhoor bij de politie verklaard dat zij, zolang als zij zich kon herinneren, bijna elke dag van verdachte een klap op haar hand kreeg, en dat zij vaak door verdachte werd vernederd en gekleineerd.
Het verhoor van [slachtoffer 1] bij de politie vond plaats op 12 juni 2018. [slachtoffer 1] was tijdens dit verhoor 14 jaar en 8 maanden oud. Van een kind van deze leeftijd kan dezelfde realiteitstoetsing worden verwacht als van een volwassene.
Verder is de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] onderzocht door rechtspsychologe Van der Sleen. Zij concludeert dat de verklaring van [slachtoffer 1] consistent is en dat er geen aanwijzingen zijn dat haar verklaring onvolledig of niet accuraat is. Ook ziet zij geen aanwijzing dat deze verklaring door externe beïnvloeding tot stand is gekomen.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] bij de politie dan ook voor het bewijs gebruiken.
De verklaring van [benadeelde]
De verklaring van [slachtoffer 1] bij de politie over de mishandelingen wordt ondersteund door de verklaring van [benadeelde] . Zij verklaart dat [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode regelmatig door verdachte is geslagen: op haar handen, tegen het lichaam en in haar gezicht. Ook werd [slachtoffer 1] volgens [benadeelde] door verdachte bij haar armen gegrepen en door elkaar geschud en kleineerde verdachte haar heel erg.
De verklaring van [slachtoffer 2]
heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat [slachtoffer 1] heel veel door verdachte werd uitgescholden. Verdachte zei dan dat [slachtoffer 1] heel dik was.
De verklaring van verdachte ter zitting
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen, en dat hij meermalen denigrerende opmerkingen naar haar heeft gemaakt die haar gevoel voor eigenwaarde kunnen aantasten.
Gedeeltelijke vrijspraak
Aan verdachte is, als mishandeling van [slachtoffer 1] , ook het getuige laten zijn van mishandelingen van [benadeelde] ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat voor dit onderdeel van de onder feit 5 ten laste gelegde mishandeling onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is, en overweegt daartoe als volgt.
[benadeelde] heeft bij de politie verklaard dat haar kinderen hebben gezien dat zij door verdachte werd mishandeld. [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zij meerdere malen heeft gezien dat verdachte haar moeder sloeg. [slachtoffer 1] heeft bij de politie echter ook verklaard dat verdachte niet heeft gezien dat zij getuige was van deze mishandelingen. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen dat verdachte opzet heeft gehad op mishandeling van [slachtoffer 1] door haar getuige te laten zijn van de mishandelingen van haar moeder. Hierdoor dient vrijspraak te volgen voor dit gedeelte van de onder feit 5 ten laste gelegde mishandeling.
Als pleegperiode van de mishandelingen van [slachtoffer 1] is de periode van 18 januari 2003 tot en met 1 maart 2017 ten laste gelegd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de mishandelingen en denigrerende opmerkingen zo lang als zij zich kan herinneren hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht het daardoor aannemelijk dat de bewezen verklaarde mishandelingen in ieder geval vanaf haar vierde levensjaar hebben plaatsvonden. Om deze reden zal de rechtbank de begindatum van de pleegperiode van de mishandelingen bepalen op 18 oktober 2007. Van de ten laste gelegde pleegperiode die daarvóór is gelegen zal verdachte worden vrijgesproken.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat voor de ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 1] , in de vorm van slaan, beetpakken en door elkaar schudden en uitschelden, kleineren en denigrerend toespreken, in de periode van 18 oktober 2017 tot en met 1 maart 2017, voldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
4.3.6Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 6 ten laste gelegde dwingen, subsidiair verleiden, van [slachtoffer 2] tot het plegen van ontuchtige handelingen bij [benadeelde]
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat voor het onder feit 6 ten laste gelegde dwingen dan wel verleiden tot het plegen van ontuchtige handelingen onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
heeft bij de politie verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] heeft gedwongen seksuele handelingen bij haar te verrichten. Zoals onder 4.3.1 is overwogen kan de verklaring van één getuige echter niet voldoende zijn voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
[slachtoffer 2] verklaart tijdens zijn verhoor in de kindvriendelijke studio niets over seksuele handelingen die hij bij zijn moeder zou hebben verricht.
De seksuele handelingen van [slachtoffer 2] bij zijn moeder worden wel beschreven in de Whatsapp-berichten die aan [getuige] zijn verstuurd, en die door haar als afkomstig van [slachtoffer 2] zijn geïnterpreteerd. Om de redenen zoals onder 4.3.1. uiteengezet, zullen deze app-berichten echter niet worden gebruikt als ondersteunend bewijs voor de verklaring van [benadeelde] .
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat er in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig is voor het onder feit 6 ten laste gelegde dwingen dan wel verleiden tot het plegen van ontuchtige handelingen, waardoor hiervoor vrijspraak dient te volgen.
4.3.8De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
Getuige [slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Verhoorder
A: Getuige
A: Vroeger sloeg mijn vader en schopte hij mij. En hij pestte mij en schold mij uit.
V: En hoe vaak gebeurde dat slaan?
A: Elke dag wel.
V: En waar sloeg hij jou?
A: Op mijn gezicht, op mijn keel.
V: En waarmee sloeg hij dan?
A: Met zijn vuisten en soms ook met een kladblok.
V: En wat voelde jij dan?
A: Pijn en dan viel ik op de grond en dan moest ik huilen
V: Vertel eens over dat schoppen hoe ging dat?
A: Dan trapte hij op onze benen en in onze buik en zo.
V: Kan je je nog een keer herinneren dat hij in jouw buik schopte en jouw benen
A: Ja, toen was ik aan het slapen en toen maakte hij mij wakker en toen trok hij mij uit bed en ging hij mij ineens te schoppen omdat ik die middag iets kapot had gemaakt.
V: En hoe ging hij jou uit bed trekken?
A: Nou hij pakte mij bij beide benen en gooide mij op bed.
V: En waar kwam jij terecht dan?
A: Op de trap, ik sliep in een stapelbed.
V: En wat gebeurde er toen?
A: Toen viel ik naar beneden en dat deed pijn en toen ging hij mij trappen in mijn buik.
V: En zei hij nog wat?
A: Ja, hij ging schelden dat ik niets kon en dat ik vooral niet door moest gaan met mijn leven.
V: En dat uitschelden, je zei dat hij zei dat je niets waard was, en verder?
A: Dat ik ook helemaal niets kon, gewoon dat ik waardeloos was en dat ik niets in me had.
V: En wat gebeurde er met jou als hij dat tegen jou zei?
A: Nou, daar werd ik ook verdrietig van en dat geloofde ik vaak ook.
V: En hoe vaak zei hij dat dan?
A: Drie keer in de week.
Getuige [benadeelde] heeft onder meer het volgende verklaard:
[verdachte] had ook vaak spelletjes aan tafel. Dan moesten wij onze handen op tafel leggen en dan sloeg hij daar net zo hard op totdat iemand moest huilen. En als je niet oplette dan sloeg hij ineens recht in je gezicht in plaats van op je hand.
V: En wie deden mee aan die spelletjes?
A: Iedereen, behalve [slachtoffer 3] , die was nog te klein.
V: Wat kan je vertellen over mishandeling van [slachtoffer 2] ?
A: Als [slachtoffer 2] zijn jas niet dichtdeed, dan trapte [verdachte] hem gewoon onderuit. En hij heeft hem uitgescholden voor hoerenjong.
Getuige [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wat is de reden dat jullie gingen vluchten?
A: Het was niet meer veilig thuis.
V: Waarom was het niet meer veilig?
A: Door mijn vader,
V; Wat deed hij dan?
A: Slaan, schelden, vloeken.
Verdachte heeft op de terechtzitting van 14 oktober 2021 onder meer het volgende verklaard:
Toen we op [straat] zijn gaan wonen liep het wel eens fysiek uit de hand.
[slachtoffer 2] heb ik wel eens een tik gegeven.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5
Getuige [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wat is het eerste wat je je kan herinneren?
A: Dat mijn vader bijna elke dag een klap op mijn hand gaf als hij thuis kwam.
V: Tot wanneer?
A: Toen ik in groep 8 zat gingen we de eerste keer vluchten.
We gingen eerst allemaal naar mijn vader en toen gebeurde het slaan nog steeds ook al was er begeleiding bij. En toen heb ik op een gegeven moment gezegd dat ik niet meer naar mijn vader wou en toen hoefde het gelukkig ook niet.
V: Wat voor begeleiding was erbij?
A: Iemand van de kerk.
V: Hoe kon hij dan slaan?
A: Die zat in de woonkamer en mijn vader deed dat op zijn slaapkamer.
V: Was er nog meer?
A: Ja, het kleineren van mij.
V; Vertel eens?
A: Hij zei dat ik niks waard was, dat ik er net zo goed niet kon zijn.
Getuige [benadeelde] heeft onder meer het volgende verklaard:
[verdachte] mishandelde mij. En [slachtoffer 1] lijkt heel erg op mij en als hij dan klaar was met mij ging hij met haar verder. Hij sloeg haar.
Hij deed ook spelletjes. Dan moesten wij onze handen op tafel leggen en dan sloeg hij daar net zo hard op totdat iemand moest huilen. En als je niet oplette dan sloeg hij ineens recht in je gezicht in plaats van op je hand.
V: En wie deden mee aan die spelletjes?
G: Iedereen, behalve [slachtoffer 3] , die was nog te klein.
[slachtoffer 1] kon nooit voldoen aan zijn eisen en dat liet hij haar goed weten. Hij liet haar altijd merken dat hij niet tevreden was en dat hij teleurgesteld in haar was.
[slachtoffer 1] heeft hij regelmatig geslagen en hij kleineerde haar altijd heel erg.
Hij sloeg haar met zijn platte hand. Ook in haar gezicht. Hij greep haar bij haar armen en schudde haar dan door elkaar. Hij ging meestal verder met haar als hij klaar was met mij. Een keer in Duitsland ging hij echt los, hij begon met zijn vuisten op haar in te timmeren. Hij timmerde op haar linker bovenarm/schouder en op haar borstkas. Ze had blauwe plekken vanaf haar linker bovenarm tot aan haar sleutelbeen.
Getuige [slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: En wat gebeurde er allemaal met [slachtoffer 1] ?
G: [slachtoffer 1] werd vooral heel veel uitgescholden. Dan zei hij dat [slachtoffer 1] heel dik was en dat ze op sport moest gaan.
Verdachte heeft op de terechtzitting van 14 oktober 2021 onder meer het volgende verklaard:
Toen we op [adres] zijn gaan wonen liep het wel eens fysiek uit de hand.
Ik sloeg hoofdzakelijk [slachtoffer 1] .
Ik heb ook denigrerende opmerkingen naar [slachtoffer 1] gemaakt, die haar eigenwaarde kunnen aantasten.