In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente IJsselstein, waarbij hem een naheffingsaanslag parkeerbelasting was opgelegd. Na het indienen van bezwaar, heeft de verweerder op 2 juli 2021 het bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan bij de rechtbank. Op 12 augustus 2021 heeft de verweerder echter de naheffingsaanslag ingetrokken, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, omdat de naheffingsaanslag is ingetrokken, de verweerder geheel aan verzoeker tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft besloten dat de verweerder de proceskosten van verzoeker moet vergoeden, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,-, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de verweerder ook het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- moet terugbetalen. Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid van de Awb. De rechtbank heeft de beslissing op 28 september 2021 uitgesproken, en deze zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl. Verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.