ECLI:NL:RBMNE:2021:5295

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
UTR 21 / 2990
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente IJsselstein, waarbij hem een naheffingsaanslag parkeerbelasting was opgelegd. Na het indienen van bezwaar, heeft de verweerder op 2 juli 2021 het bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan bij de rechtbank. Op 12 augustus 2021 heeft de verweerder echter de naheffingsaanslag ingetrokken, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, omdat de naheffingsaanslag is ingetrokken, de verweerder geheel aan verzoeker tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft besloten dat de verweerder de proceskosten van verzoeker moet vergoeden, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,-, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,-.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de verweerder ook het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- moet terugbetalen. Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid van de Awb. De rechtbank heeft de beslissing op 28 september 2021 uitgesproken, en deze zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl. Verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 2990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B.J. Polman),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente van IJsselstein, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar ingediend tegen het besluit van verweerder van 23 juni 2021. Met dit besluit heeft verweerder aan verzoeker een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Verweerder heeft op 2 juli 2021 een besluit op dit bezwaar genomen en beslist dat het bezwaar ongegrond is. Verzoeker is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan.
Op 12 augustus 2021 heeft verweerder de naheffingsaanslag parkeerbelasting ingetrokken. Verzoeker heeft zijn beroep vervolgens ingetrokken en verzoekt nu om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoeker) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Op 12 augustus 2021 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat hij de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft ingetrokken. Hiermee is verweerder volledig aan verzoeker tegemoet gekomen. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoeker. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
4. Verweerder moet uit eigen beweging ook het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- aan hem terugbetalen. Dat volgt uit artikel 8:41, zevende lid van de Awb. Verzoeker zal hierover dus verweerder moeten benaderen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 748,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 28 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.