ECLI:NL:RBMNE:2021:5293

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
UTR 21 / 1971
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake arbeidsverleden

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een besluit van verweerder, dat op 14 oktober 2020 bekend is gemaakt. Eiser had zijn bezwaarschrift te laat ingediend, namelijk op 23 december 2020, terwijl de termijn voor indiening op 25 november 2020 verstreken was. De rechtbank overweegt dat een bezwaarschrift schriftelijk moet worden ingediend en dat telefonisch contact niet kan worden aangemerkt als een tijdig ingediend bezwaarschrift. Eiser stelde dat hij meerdere keren contact had opgenomen met verweerder en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn bezwaren in behandeling waren. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 1971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: A.C.M. Martens),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
9 maart 2021.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 14 oktober 2020. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op
25 november 2020 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 23 december 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Eiser zegt dat hij te laat was met het indienen van zijn bezwaarschrift en geeft daarbij de volgende reden. Hij heeft meerdere keren binnen de bezwaartermijn contact opgenomen met verweerder. Hij heeft tijdens dit contact aangegeven het niet eens te zijn met het besluit van 14 oktober 2020 en dat zijn arbeidsverleden niet klopte. Aan eiser is vervolgens medegedeeld dat hierover een onderzoek is gestart. Verweerder heeft toen aan eiser en aan zijn voormalig werkgever een informatieverzoek gedaan. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat verweerder heeft verzuimd om mede te delen dat hij alsnog formeel bezwaar moest indienen en vindt dit in strijd met het vertrouwensbeginsel. Verweerder stelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij contact heeft gehad met verweerder en wat er in de gesprekken is besproken.
Dit vindt eiser onbegrijpelijk aangezien het de taak is van verweerder om een deugdelijke administratie te houden. Als een medewerker aangeeft dat er verder onderzoek wordt verricht mag eiser er vanuit gaan dat zijn bezwaren in behandeling zijn.
4. Naar het oordeel van de rechtbank vormt wat door eiser is aangevoerd geen reden om het niet tijdig maken van bezwaar verschoonbaar te achten. De rechtbank overweegt dat een bezwaarschrift, gelet op artikel 6:5 van de Awb, schriftelijk moet worden ingediend. Het telefonisch contact kan daarom niet worden aangemerkt als een tijdig ingediend bezwaarschrift. Voor zover eiser een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat door of namens een daartoe bevoegd persoon een ondubbelzinnige verklaring is afgelegd waaraan eiser het vertrouwen mocht ontlenen dat verweerder met een heroverweging bezig was en het indienen van een schriftelijk bezwaarschrift binnen de bezwaartermijn niet nodig was.
5. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest om, ter behoud van zijn rechten, tijdig een (pro-forma) bezwaarschrift in te dienen. Het is de verantwoordelijkheid van eiser zelf om naar aanleiding van het besluit van 14 oktober 2021 een rechtsmiddel in te stellen. Eiser had binnen de termijn informatie kunnen inwinnen bij verweerder of hulp kunnen vragen van een deskundige, bijvoorbeeld een advocaat. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van openbare orde is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en het bezwaar zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard door verweerder.
6. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.