ECLI:NL:RBMNE:2021:5278

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
16-024338-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging door het afsteken van zwaar vuurwerk

Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 december 2020 in Zeist openlijk geweld heeft gepleegd door zwaar vuurwerk af te steken en dit in de richting van personen te gooien. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen en een taakstraf van 100 uren. De straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf, omdat de rechtbank niet bewezen acht dat het geweld gericht was tegen de wijkagenten die ter plaatse waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar vuurwerk heeft afgestoken en gegooid, maar dat er onvoldoende bewijs is dat dit gericht was tegen de agenten. De vorderingen van de benadeelde partijen, de wijkagenten, zijn afgewezen omdat niet is aangetoond dat zij immateriële schade hebben geleden door het handelen van de verdachte. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook het reclasseringsadvies in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verdachte zich positief heeft ontwikkeld en geen risicofactoren voor delictgedrag vertoont. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-024338-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, alsmede mevrouw [A] namens de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 31 december 2020 te Zeist openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd door aan de openbare weg (zwaar en/of illegaal) vuurwerk af te steken en dit in de richting van personen te gooien.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie is van oordeel dat uit het dossier genoegzaam blijkt dat verdachte vuurwerk heeft gegooid in de richting van wijkagenten [wijkagent 1] en [wijkagent 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat verdachte het feit grotendeels bekent. De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van de tenlastelegging voor zover verdachte daarin wordt verweten dat het openlijke geweld heeft bestaan uit het gooien van vuurwerk richting agenten [wijkagent 1] en [wijkagent 2] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak van het gooien van vuurwerk richting wijkagenten
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, of een van de andere betrokkenen bij de openbare geweldpleging, vuurwerk heeft gegooid in de richting van wijkagenten [wijkagent 1] en/of [wijkagent 2] . Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte vuurwerk heeft gegooid richting een plek ( [portiek 1] ) waar [wijkagent 1] en [wijkagent 2] zich eerder bevonden. Tussen het gooien van het vuurwerk richting de portiek en het vertrek van de wijkagenten zat 42 seconden. Waar de agenten zich op dat moment bevonden, blijkt niet uit het dossier. Onder deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat vuurwerk in de richting van de wijkagenten is gegooid. Ook blijkt niet uit de stukken van het dossier dat er op andere momenten vuurwerk in de richting van de wijkagenten is gegooid. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 oktober 2021 onder meer het volgende verklaard:
Ik heb in de avond van 31 december 2020 vuurwerk afgestoken in Zeist, aan de [straat] . Ik heb ook meermaals vuurwerk gegooid, onder meer richting [portiek 1] . Ik herken mijzelf op de foto’s in het dossier. We waren met een groep jongens. Er werd onderling vuurwerk uitgedeeld en afgestoken. Ik ben rond 00:30 uur naar huis gegaan. De jongste rechter houdt mij foto 4 op pagina 108 van het proces-verbaal van voorgeleiding voor. Ik bevestig dat daarop een lichtstreep is te zien afkomstig van zojuist aangestoken en gegooid vuurwerk, en dat dit vuurwerk rakelings langs een donkere jongen schiet. Ik herken die donkere jongen als [B] .
Van het incident zijn camerabeelden gemaakt. De politie heeft onder meer camerabeelden afkomstig van een camera bij de rechterluifel van [portiek 1] aan de [straat] uitgekeken. In een proces-verbaal van bevindingen van 14 januari 2021 is over deze camerabeelden het volgende gerelateerd:
Foto 3-4 22:04:52 - 22:04:54
Een mij ambtshalve bekend persoon genaamd [verdachte] , [1999] gooit een stuk vuurwerk.
22:06:56-22:06:57
Een nog onbekend gebleven persoon steekt vuurwerk af. Hij laat dit vuurwerk aansteken door de onbekend gebleven persoon van foto 1. Vervolgens gooit hij dit richting de camera deels in de groep personen. (…)
22:09:19-22:10:42.
Ik verbalisant zie dat de mij ambtshalve herkende [verdachte] van [1999] vermoedelijk een aansteker krijgt van [C] , [2004] . Ik zie dat [verdachte] vervolgens boven in beeld door zijn knieën gaat en ik zie licht oplichten van vermoedelijk een aansteker. Ik zie dat er iets ontbrand en ik zie dat [verdachte] en de rest van de mannen hard wegrennen en dekking zoeken. Ik zie vervolgens dat er een rookpluim ontstaat op de plek waar [verdachte] iets aanstak. Ik zie dat er vervolgens een enorme explosie plaatsvind. Waarna er een dikke laag van rook naast de flat blijft hangen. [2] (…)
22:09:43
Te zien is dat een gedeelte van de groep wegrend omdat [verdachte] net de vuurwerkbom
heeft afgestoken en de ontploffing nog moet komen.
22:09:47
Op foto 15 is het vuur te zien dat meters de lucht in wordt geslingerd en alle kanten op spuit. (…)
Te zien is dat op de straat voor [portiek 3] een zeer zwaar stuk knalvuurwerk wordt afgestoken. Te zien is dat de groep persomen wegrent om zichzelf in veiligheid te brengen. [3]
Wijkagent [wijkagent 1] heeft op 4 januari 2021 aangifte gedaan van openlijke geweldpleging. Zij heeft in haar aangifte onder meer het volgende verklaard:
31 december 2020 op vrijdag 1 januari 2021 had ik nachtdienst samen met mijn collega [wijkagent 2] . [4] Op oudjaarsavond kwamen [wijkagent 2] en ik aangereden vanaf de kant van de snackbar, ter hoogte van [portiek 2] op de [straat] . We zagen dat het vuurwerk hard knalde en we zagen ook meteen dat er vuurwerk vanaf de flat naar beneden werd gegooid. [5] (…) Bij verdieping 12 keek ik over de railing naar de openbare weg en toen zag ik dat één van de mannen, vanuit de groep bij [portiek 1] , vuurwerk afstak. [6] (…) Ik zag vuur alle kanten opschieten, ook rakelings langs de galerijen van de flat, de hoogte in. Ikzelf moest direct mijn gezicht afwenden en ik kon niet meer over de railing kijken, omdat het vuur omhoog schoot, ook naar de plek waar wij stonden. Ik hoorde aan de knal ook dat het zwaar illegaal vuurwerk was en voelde tijdens de knal en daarna een enorme drukgolf langs mijn gezicht komen en ik voelde pijn aan mijn oren door de klap. [7]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 31 december 2020, te Zeist, op of aan de openbare weg, te weten de [straat] , telkens openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, welk geweld bestond uit
- het meermalen afsteken, althans aansteken, van stuks (zwaar) vuurwerk, in de nabijheid van een portiek van de flat gelegen aan de [straat] en
- het meermalen gooien (vanaf de flat gelegen aan de [straat] ) van stuks vuurwerk in de richting van een persoon en naar de portiek van voornoemde flat.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 240 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft sterk strafverzwarend meegewogen dat verdachte openbaar geweld heeft gepleegd tegen twee wijkagenten. De officier van justitie acht een voorwaardelijke straf noodzakelijk als stok achter de deur gelet op de ernst van het feit. Gelet op de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd en het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en normbesef heeft getoond. Verdachte maakt een positieve ontwikkeling door op meerdere leefgebieden, hetgeen wordt bevestigd in het reclasseringsrapport. De proceshouding, het inzicht in zijn handelen en de persoonlijke ontwikkeling van verdachte vragen om mededogen. Het achteraf onterechte voorarrest wegens een persoonsverwisseling (betreffende een ander, niet aan verdachte tenlastegelegd feit) dient bovendien straf verlagend te werken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in de avond van 31 december 2020 openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen personen en goederen door op of aan de openbare weg, nabij een portiek van een flat, meermaals zwaar vuurwerk af te steken en vuurwerk te gooien richting een persoon. De camerabeelden en de getuigenverklaringen over het gepleegde geweld, alsmede de aangiften van twee wijkagenten die ter plaatse waren, schetsen een schokkend beeld van de geweldplegingen. Omwonenden en de wijkagenten beschrijven op indringende wijze hoe er urenlang door een groep jongeren vuurwerk werd afgestoken naast de flat, waardoor zij vreesden voor hun veiligheid. Door de hevigheid van het geweld voelden de wijkagenten, belast met en verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de zorg voor eventueel hulpbehoevende personen, zich zelfs genoodzaakt om het gebied te verlaten. Het gezag van deze wijkagenten en de veiligheid die zij pogen te waarborgen is door verdachte ondermijnd. De rechtbank rekent dit verdachte aan, en neemt daarbij ook in aanmerking dat ten tijde van het feit, in verband met de door de coronacrisis ontstane druk op de zorg, een verbod gold op het afsteken van (zwaar) vuurwerk.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 9 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank heeft ook acht geslagen op een reclasseringsadvies van 16 september 2021, opgemaakt door de heer R.T.M. Holthuijsen. De reclassering overweegt – kort gezegd – dat het in het kader van de geschorste voorlopige hechtenis opgestarte reclasseringstoezicht goed is verlopen en de noodzaak tot voortzetting daarvan ontbreekt. Verdachte heeft zich gehouden aan alle voorwaarden en aanwijzingen van de reclassering, woont zelfstandig en verwerft zijn eigen inkomen als ZZP-er. Er zijn thans geen risicofactoren voor delictgedrag en het recidiverisico wordt als laag ingeschat. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor openbare geweldpleging zonder lichamelijk letsel uit van een taakstraf van 120 uren. Deze taakstraf kan tot 100% worden verhoogd indien en voor zover het feit is begaan tegen bijvoorbeeld agenten. De rechtbank acht niet bewezen dat openbaar geweld is gepleegd tegen de wijkagenten, en zal dan ook niet uitgaan van een hoger oriëntatiepunt dan voornoemde taakstraf.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte het feit heeft begaan als onderdeel van een groep. Verdachte heeft geen afstand genomen van deze groep en het in de groep gepleegde geweld. Om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw laat meeslepen door anderen bij het plegen van openlijk geweld of een ander delict, zal de rechtbank aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel zal worden gelijkgesteld aan de reeds door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Eveneens zal verdachte een taakstraf moeten uitvoeren van 100 uren. Deze straf doet recht aan de ernst van dit feit en de hiervoor omschreven omstandigheden. De straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf, wat met name komt doordat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte geweld heeft gepleegd dat gericht was tegen agenten. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om de straf te verminderen, nu deze ten tijde van het delict grotendeels gelijk waren en verdachte er toen niet van hebben weerhouden om zich schuldig te maken aan een strafbaat feit.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[wijkagent 1] en [wijkagent 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen beiden een bedrag van € 475,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat verdachte geen geweld heeft gepleegd jegens de benadeelde partijen, waardoor een rechtstreeks verband tussen de opgevoerde schade en het bewezenverklaarde ontbreekt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Art. 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin recht kan bestaan op vergoeding van immateriële schade (smartengeld):
a. indien verdachte het oogmerk (doel) had om immateriële schade toe te brengen;
b. bij aantasting in de persoon van de benadeelde partij:
1) door het oplopen van lichamelijk letsel,
2) door schade in zijn eer of goede naam of
3) op andere wijze.
In dit geval is niet gebleken dat verdachte het oogmerk heeft gehad om immateriële schade toe te brengen, hebben de agenten geen lichamelijk letsel opgelopen en zijn zij ook niet in hun eer of goede naam geschaad. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is sprake indien de benadeelde partij, aantoonbaar, geestelijk letsel heeft opgelopen, of indien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit meebrengen dat psychische schade zo voor de hand ligt, dat recht bestaat op smartengeld. Beide situaties doen zich hier naar het oordeel van de rechtbank niet voor. Voor wat betreft de aard en ernst van het optreden van de groep jongeren is relevant dat niet vast is komen te staan dat het handelen van de groep gericht was tegen de wijkagenten, in die zin dat de groep de agenten bijvoorbeeld bewust in het nauw dreef of hen gericht bestookte met vuurwerk. Hoewel de gevoelens van angst, onveiligheid en onmacht van de agenten zonder meer invoelbaar zijn, bestaat dus - gelet op het bovenstaande - geen recht op smartengeld.
Daarom zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
Nu de benadeelde partij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 22 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
  • verklaart [wijkagent 1] en [wijkagent 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. A.J. Reitsma en E. Slager en, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 31 december 2020, te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de [straat] , (telkens) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, welk geweld bestond uit
- het (meermalen) afsteken, althans aansteken, van een of meer stuk(s) (zwaar en/of illegaal) vuurwerk, althans een of meer (explosieve/hevig rookvorming veroorzakende) voorwerp(en) (in de nabijheid van een portiek van de flat gelegen aan de [straat] ) en/of
- het (meermalen) gooien (vanaf de flat gelegen aan de [straat] ) van een of meer stuk(s) (zwaar en/of illegaal) vuurwerk, althans een of meer (explosieve/hevig rookvorming veroorzakende) voorwerp(en) op en/of in de richting van [wijkagent 1] en/of [wijkagent 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en) en/of naar de portiek van voornoemde flat.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 27 januari 2021 en 28 januari 2021, respectievelijk genummerd PL0900-2021000389 en PL0900-2021000415, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 73 en pagina 1 tot en met 177. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2021000415, p. 105.
3.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2021000415, p. 106.
4.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2021000389, p. 6.
5.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2021000389, p. 7.
6.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2021000389, p. 8.
7.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2021000389, p. 9.