ECLI:NL:RBMNE:2021:5277

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
16/188092-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een reeks auto-inbraken en diefstallen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 1 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een reeks auto-inbraken en diefstallen in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met braak en pogingen daartoe. De feiten vonden plaats tussen september 2020 en juli 2021, waarbij de verdachte in verschillende voertuigen inbrak en goederen wegnam. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 230 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en recidive. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor de geleden materiële schade door de inbraken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/188092-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij zes strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdacht ervan dat hij
1. op 14 juli 2021 in Utrecht
- in een Opel Corsa ( [kenteken 1] ) heeft ingebroken en daarbij heeft weggenomen een basicfit tas, fietstas, safety hammer, set inbussleutels en een portemonnee toebehorend aan [slachtoffer 1] ;
- in een Audi A3 ( [kenteken 2] ) heeft ingebroken en daarbij heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, twee dozen met monitoren en airpods toebehorend aan [slachtoffer 2] ;
- in een Peugeot 206 ( [kenteken 3] ) heeft ingebroken en daarbij heeft weggenomen dierenmedicijnen en hondenvoer toebehorend aan [slachtoffer 3] ;
- in een Suzuki Swift ( [kenteken 4] ) heeft ingebroken en daarbij heeft weggenomen Rituals autoparfum en een rozenbeer toebehorend aan [slachtoffer 4] ;
- in een Renault Twingo ( [kenteken 5] ) heeft ingebroken en daarbij heeft weggenomen een zonnebril toebehorend aan [slachtoffer 5] .
2. op 14 juli 2021 in Utrecht heeft geprobeerd in te breken in een Kia Rio ( [kenteken 6] ) toebehorend aan [slachtoffer 6] / [onderneming 1] .
3. op 14 juli 2021 in Utrecht een fiets, merk Batavus, toebehorend aan [slachtoffer 7] heeft weggenomen door middel van verbreking.
4. op 15 mei 2021 in Utrecht in een Toyota ( [kenteken 7] ) heeft ingebroken en daarbij heeft weggenomen een lifehammer, een multitool en een zak drop toebehorend aan [slachtoffer 8] .
5. op 27 april 2021 in Utrecht een telefoon heeft weggenomen toebehorend aan [slachtoffer 9] .
6. op 30 september 2020 in Utrecht heeft geprobeerd in te breken in een Nissan Almera ( [kenteken 8] ) toebehorend aan [slachtoffer 10] .

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het onder feit 3 ten laste gelegde strafverzwarend element van braak dan wel verbreking.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit dat het onder feit 3 ten laste gelegde strafverzwarend element van braak dan wel verbreking niet kan worden bewezen. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op 14 juli 2021 te Utrecht
- uit een Opel Corsa, kenteken [kenteken 1] , een basicfit tas, fietstas, safety hammer,
set inbussleutels en een portemonnee toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
- uit een Audi A3, kenteken [kenteken 2] , een portemonnee met inhoud en twee
dozen met monitoren en airpods toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
- uit een Peugeot 206, kenteken [kenteken 3] , dierenmedicijnen, hondenvoer en
hondenkoekjes toebehorende aan [slachtoffer 3] ,
- uit een Suzuki Swift, kenteken [kenteken 4] , Rituals autoparfum en een rozenbeer
toebehorende aan [slachtoffer 4] ,
- uit een Renault Twingo, kenteken [kenteken 5] , een zonnebril toebehorende aan [slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2. op 14 juli 2021 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een Kia Rio, kenteken [kenteken 6] , een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] en/of [onderneming 1] toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. op 14 juli 2021 te Utrecht een fiets, merk Batavus die geheel aan [slachtoffer 7] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. op 15 mei 2021 te Utrecht uit een Toyota, kenteken [kenteken 7] , een lifehammer, multitool en een zak drop geheel aan [slachtoffer 8] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5. op 27 april 2021 te Utrecht een telefoon toebehorende aan [slachtoffer 9] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6. op 30 september 2020 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een Nissan Almera, kenteken [kenteken 8] , een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
Feiten 2 en 6
telkens: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feiten 3 en 5
telkens diefstal;
Feit 4
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie neemt het verdachte kwalijk dat hij door zijn handelen niet alleen bij de getroffen slachtoffers, maar ook in de maatschappij gevoelens van overlast en onveiligheid heeft aangewakkerd. Daarbij is het niet de eerste keer dat verdachte met justitie in aanraking komt wegens het plegen van vermogensfeiten. De officier van justitie ziet echter ook dat verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek. Het is daarom van belang om het onvoorwaardelijk strafgedeelte qua duur te beperken, zodat verdachte spoedig aan zijn behandeltraject voor zijn verslaving kan beginnen. Gelet op de aard, de ernst en frequentie van de strafbare feiten kan – volgens de officier van justitie – echter niet worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf.
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf moeten volgens de officier van justitie de voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarbij merkt de officier van justitie op dat, gelet op de aard van de feiten en in tegenstelling tot het advies van de reclassering, de voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar kunnen worden verklaard. Tot slot neemt de officier van justitie in strafverminderende zin mee dat sprake is van toepassing van artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om, gelet op de behandelnoodzaak van verdachte, het onvoorwaardelijk gedeelte van een eventueel op te leggen gevangenisstraf zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast verzoekt de verdediging tot het opleggen van een voorwaardelijk strafgedeelte waaraan de, door de reclassering geadviseerde, voorwaarden worden gekoppeld. Tot slot merkt de verdediging op dat deze voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar kunnen worden verklaard en dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 230 dagen op, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf verbindt de rechtbank de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Hieronder legt de rechtbank verder uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich in relatief korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks van (pogingen tot) auto-inbraken. Verdachte heeft zich telkens de toegang tot de auto’s verschaft dan wel geprobeerd te verschaffen door middel van braak, waardoor schade aan de auto’s is toegebracht. Dit soort feiten veroorzaken niet alleen overlast en schade, maar tasten – mede gelet op het feit dat zij in de voor de nachtrust bestemde tijd zijn gepleegd – ook het gevoel van veiligheid aan van slachtoffers en in de maatschappij. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een tweetal diefstallen. Door zo te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. Verdachte was puur en alleen uit op eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 10 september 2021 blijkt dat verdachte in 2018 en 2016 onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke (vermogens)feiten. Er is dus sprake van recidive, wat bij de strafoplegging meeweegt in het nadeel van verdachte.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van [instelling 1] , van 7 oktober 2021, opgesteld door [A] , werkzaam als reclasseringswerker.
De reclassering schat de kans op herhaling van strafbare feiten in als hoog. Als risicofactoren noemt de reclassering een negatief sociaal netwerk – verdachte begeeft zich in een daklozen- en verslaafdenmilieu – in combinatie met middelengebruik en verslaving. De bekennende proceshouding van verdachte, tezamen met de (vooralsnog) getoonde bereidwilligheid tot het meewerken aan een klinisch behandeltraject, lijken een kentering in de houding van verdachte. Verdachte lijkt voor het eerst de ernst en uitzichtloosheid van zijn situatie te beseffen en verzoekt de reclassering om hem toe te leiden naar een verslavingskliniek met een ambulant nazorgtraject. Dit vormt voor de reclassering aanleiding tot het adviseren van een aantal bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft verdachte aangemeld voor een opnameplek bij het [instelling 2] . Vanwege de nog onbekende opnamedatum bij het [instelling 2] , is de kans aanwezig dat verdachte na detentie op straat komt te staan. De reclassering vindt deze situatie onwenselijk en verzoekt daarom om de geformuleerde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De reclassering adviseert de rechtbank aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij reclassering;
- opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- meewerken aan middelencontrole.
8.3.3.
Conclusie
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De oriëntatiepunten die rechters gebruiken bij de straftoemeting (LOVS) gaan voor een auto-inbraak, bij recidive, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken. Verdachte heeft zich in relatief korte tijd schuldig gemaakt aan zes auto-inbraken, twee pogingen daartoe en twee diefstallen. Deze frequentie weegt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid mee bij het bepalen van de straf.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van de bewezenverklaarde feiten nog veroordeeld is. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Gelet op de hoeveelheid strafbare feiten en de ernst daarvan neemt de rechtbank een gevangenisstraf van 230 dagen (ongeveer 33 weken) als uitgangspunt.
De rechtbank constateert dat verdachte kampt met een jarenlange verslaving, die de oorzaak lijkt te zijn geweest voor de gepleegde strafbare feiten. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte dan ook aanleiding om de straf deels voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur om verdachte ertoe te bewegen om van zijn jarenlange verslaving af te komen. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte hulp krijgt en behandeld wordt, en dat het jarenlange delict patroon op deze manier doorbroken kan worden. Een voorwaardelijk strafdeel geeft de mogelijkheid om bijzondere voorwaarden, gericht op hulpverlening bij zijn verslavingsproblematiek, op te leggen. Bij het bepalen van het gedeelte van de straf dat voorwaardelijk opgelegd moet worden, heeft de rechtbank ook het volgende meegewogen. De rechtbank kan de voorwaarden - zoals door de reclassering is geadviseerd - niet dadelijk uitvoerbaar verklaren vanwege de aard van de feiten. De rechtbank is echter met de reclassering – en verdachte zelf – van mening dat het zeer onwenselijk is wanneer verdachte na detentie op straat komt te staan. Zonder vaste woon- of verblijfplaats is het risico namelijk groot dat verdachte terugvalt in middelengebruik en daardoor in delictgedrag. De rechtbank vindt dat, om de in detentie gestarte abstinentie van verdachte te blijven stimuleren, een overbruggingsplek noodzakelijk is. Met het realiseren van een overbruggingsplek gaat enige tijd gemoeid (minimaal 5 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis). De rechtbank houdt daar rekening mee bij het bepalen van de straf.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 230 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf verbindt de rechtbank de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het feit dat de opgelegde straf hoger is dan het reeds uitgezeten voorarrest, bepaalt de rechtbank dat het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 5]
heeft zich namens [B] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 163,96. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De materiële schade bestaat geheel uit kosten voor de vervanging van een ruit.
Benadeelde partij [onderneming 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 242,98. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
  • kosten vervanging ruit € 162,98;
  • behandelingskosten € 80,-.
Benadeelde partij [slachtoffer 10]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 75,-. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit. De materiële schade bestaat geheel uit kosten voor de vervanging van een ruit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 10] toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van benadeelde partij [onderneming 2] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 162,98, vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij in het overige gedeelte niet-ontvankelijk te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging merkt op dat de door benadeelde partij, [onderneming 2] , opgevoerde behandelingskosten onvoldoende zijn onderbouwd en daarom niet voor toewijzing in aanmerking dienen te komen. De verdediging refereert zich voor wat betreft het overige aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 163,96 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 163,96, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [onderneming 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [onderneming 2] als gevolg van het hiervoor onder feit 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost kosten voor vervanging van de ruit komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 162,98 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde behandelingskosten van € 80,- onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank verklaart [onderneming 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [onderneming 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 162,98, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [onderneming 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 10]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 10] als gevolg van het hiervoor onder feit 6 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 75,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 10] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 75,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 10] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
230 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
een gedeelte van 90 dagen van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat veroordeelde de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
o zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [instelling 3] [.] op het adres [adres 2] , [postcode 2] [plaatsnaam] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o veroordeelde laat zich opnemen in [instelling 2] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op zijn einddatum detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
o veroordeelde laat zich behandelen door de forensische polikliniek van [instelling 3] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na het voltooien van het klinisch behandeltraject. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische
toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
o veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering in samenspraak met de hoofdbehandelaar van de kliniek. Het verblijf start aansluitend op het klinisch behandeltraject. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
o veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 163,96;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 163,96 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [onderneming 2]
- wijst de vordering van [onderneming 2] toe tot een bedrag van € 162,98;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [onderneming 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [onderneming 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [onderneming 2] aan de Staat € 162,98 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 10]
- wijst de vordering van [slachtoffer 10] toe tot een bedrag van € 75,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 10] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 10] aan de Staat € 75,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Chanier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2021.
Mr. Y.M. Vanwersch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 14 juli 2021 te Utrecht
- uit een Opel Corsa, kenteken [kenteken 1] , een basicfit tas, fietstas, safety hammer,
set inbussleutels en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
- uit een Audi A3, kenteken [kenteken 2] , een portemonnee met inhoud en/of twee
dozen met monitoren en/of airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
- uit een Peugeot 206, kenteken [kenteken 3] , dierenmedicijnen, hondenvoer en/of
hondenkoekjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
- uit een Suzuki Swift, kenteken [kenteken 4] , Rituals autoparfum en/of een rozenbeer
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n),
- uit een Renault Twingo, kenteken [kenteken 5] , een zonnebril, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 14 juli 2021 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een Kia Rio, kenteken [kenteken 6] , een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] en/of [onderneming 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3. hij op of omstreeks 14 juli 2021 te Utrecht een fiets, merk Batavus, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, door gebruik te maken van een sleutel, tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
4. hij op of omstreeks 15 mei 2021 te Utrecht uit een Toyota, kenteken [kenteken 7] , een lifehammer, multitool en/of een zak drop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
5. hij op of omstreeks 27 april 2021 te Utrecht een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
6. hij op of omstreeks 30 september 2020 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een Nissan Almera, kenteken [kenteken 8] , een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)