ECLI:NL:RBMNE:2021:5267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
21/1998
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die zich had ziek gemeld vanuit de Werkloosheidswet op 27 maart 2017, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia). In het primaire besluit van 29 september 2020 werd eiseres met ingang van 5 juli 2019 een uitkering toegekend, waarbij zij voor 42,2% arbeidsongeschikt werd verklaard. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en heeft bezwaar aangetekend tegen de besluiten van 29 september en 5 oktober 2020, die door verweerder ongegrond werden verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 23 september 2021 behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder niet verscheen. De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om na de zitting aanvullende medische informatie in te dienen, maar zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens de zorgvuldigheid van het medische onderzoek beoordeeld en vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen aan de vereisten voldeden. Eiseres had niet aangetoond dat de medische beoordeling onjuist was, en de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende inspanningen had verricht om een medisch onderzoek uit te voeren.

De rechtbank concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren bij de beperkingen van eiseres en dat de arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld op 42,2%. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J. Marquenie).

Procesverloop

In het besluit van 29 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres met ingang van 5 juli 2019 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (wet Wia) toegekend omdat eiseres voor 42,2% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 5 oktober 2020 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres tot en met 29 april 2020 recht heeft op loongerelateerde WGA-uitkering (WGA: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). Vanaf 30 april 2020 komt eiseres in aanmerking voor een WGA vervolguitkering.
In twee afzonderlijke besluiten van 12 maart 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de besluiten van 29 september 202 en 5 oktober 2020 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld na de zitting nog medische informatie in te sturen. Daarvan heeft zij geen gebruik gemaakt

Overwegingen

Op de zitting heeft eiseres het beroep tegen de vaststelling van de duur van de loongerelateerde WGA-uitkering ingetrokken. De rechtbank zal hierna dus uitsluitend het beroep behandelen dat is gericht tegen de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres.
Eiseres heeft zich vanuit de werkloosheidwet op 27 maart 2017 ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Deze klachten zijn gevolg van een miskraam en van huiselijk geweld tijdens de zwangerschap. Na de bevalling houdt eiseres dezelfde psychische klachten. Per einde wachttijd, op 4 juli 2019, heeft verweerder een loongerelateerde uitkering toegekend aan eiseres. Eiseres is voor 42,2 % arbeidsongeschikt verklaard door verweerder. Vervolgens zijn de besluiten genomen zoals vermeld onder procesverloop.
Het geschil
3. Volgens eiseres is in onvoldoende mate rekening gehouden met haar beperkingen. Dat betekent dat verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid te laag heeft vastgesteld, volgens eiseres is zij voor 80-100% arbeidsongeschikt. Verweerder vindt dat hij een juiste beslissing heeft genomen.
Beoordeling rechtbankZorgvuldigheid van het medische onderzoek
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Daarbij is voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, in principe een rapport of informatie van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart hiervoor onvoldoende is.
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek, dat vooraf ging aan het bestreden besluit, voldoende zorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gesproken op een telefonisch spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en heeft kennis genomen van de verklaring van eiseres op de hoorzitting. Die verklaring gaf aanleiding om nadere informatie in te winnen. De daartoe per brief gestuurde machtiging aan eiseres om toestemming te verlenen om medische informatie op te vragen bij haar behandelaren, heeft eiseres niet geretourneerd. Daarmee kon er geen aanvullende medische informatie worden opgevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende inspanningen verricht om een medisch onderzoek ter verrichten en kon hij zich op de beschikbare informatie baseren.
Medische beoordeling
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar beperkingen niet voldoende zijn meegenomen in de beoordeling door verweerder. Volgens eiseres kan zij slecht tegen geluid, licht en drukte. Als eisers geconfronteerd wordt met teveel prikkels dan leidt dit tot een paniekaanval, hyperventilatie en overmatig zweten. Verweerder heeft hier onvoldoende rekening mee gehouden bij de medische beoordeling, aldus eiseres.
7. De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts eiseres per einde wachttijd heeft gediagnosticeerd met PTSS, een paniekstoornis en een sociale fobie. Deze medische aandoeningen heeft de primaire verzekeringsarts vertaald naar de beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Onder 6.2 van het rapport van 7 augustus 2020 vermeldt de verzekeringsarts dat de belangrijkste beperkingen zijn: het veelvuldig hanteren van deadlines en productiepieken, aangewezen op enige structuur en regelmaat, voorts beperkende voorwaarden in hanteren van emotionele problemen van derden en geen groot beroep op leidinggevende taken. De primaire verzekeringsarts heeft hierbij betrokken dat eiseres heeft verklaard dat zij plotseling paniekaanvallen kan ervaren in een supermarkt, of in een andere omgeving met veel prikkels. Deze klachten zijn meegenomen bij het opstellen van de FML en hebben geleid tot de opgenomen beperkingen. In bezwaar zijn door eiseres geen nieuwe medische gronden aangevoerd in vergelijking met de aanvraag om de WIA-uitkering. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep met een machtigingsverzoek geprobeerd medische informatie in te winnen bij eiseres. Op dat verzoek heeft eiseres niet gereageerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens het standpunt van de primaire verzekeringsarts onderschreven. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de medische beoordeling inhoudelijk onjuist is. Eisers heeft in beroep ook geen medische verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is, of dat er beperkingen zijn gemist. Verweerder heeft de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
8. Tegen de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit heeft eiseres geen beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten.
9. De rechtbank merkt op dat uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de op 7 augustus 2020 vastgestelde FML als uitgangspunt heeft mogen nemen. De rechtbank stelt vast dat deze arbeidsdeskundige dat ook heeft gedaan. Hierbij is opnieuw gekeken naar de voor eiseres geselecteerde functies. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn de door de primaire arbeidsdeskundige uitgekozen functies geschikt, met uitzondering van de reservefuncties. Om die reden heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep drie nieuwe reservefuncties gekozen. Omdat de geselecteerde functies niet zijn veranderd, blijft eiseres volgens de arbeidskundige bezwaar en beroep voor 42,2 % arbeidsongeschikt.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk gemaakt dat de geselecteerde functies passen bij de beperkingen van eiseres. Dat eiseres stelt dat er meer beperkingen zijn, maakt niet dat de geschikte functies niet passend zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
11. De conclusie is dat verweerder eiseres op goede gronden met ingang van 5 juli 2019 arbeidsongeschikt heeft geacht naar een mate van 42,2 %.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken op
1 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.