ECLI:NL:RBMNE:2021:5262

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
20/4777
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakterras en beroep op gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft eiser, wonende aan [adres 1] in [woonplaats], een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een dakterras. Deze aanvraag werd geweigerd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht in een besluit van 13 juli 2020. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend en een ingebrekestelling verstuurd vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar. In een later besluit van 23 maart 2021 heeft de gemeente de bezwaren van eiser ongegrond verklaard, maar wel een dwangsom van € 1.442,00 toegekend voor het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift.

De rechtbank heeft de zaak op 5 oktober 2021 behandeld. Eiser voerde aan dat de buren aan [adres 2] wel een omgevingsvergunning voor een dakterras hebben gekregen, en dat de weigering van zijn vergunning in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde echter dat de aanvraag van eiser moest worden getoetst aan de regels die golden op het moment van de aanvraag in 2020. De rechtbank concludeerde dat het dakterras van eiser niet voldeed aan de stadsbrede richtlijnen en dat de vergunning voor de buren niet vergelijkbaar was met die van eiser, omdat deze vergunning in 1998 was verleend onder andere voorwaarden.

De rechtbank heeft ook het beroep van eiser op het overgangsrecht afgewezen, omdat het dakterras niet in het verleden was vergund en niet ongewijzigd aanwezig was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich terecht heeft gebaseerd op het stedenbouwkundig advies en dat de weigering om de omgevingsvergunning te verlenen gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4777

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Kavi).

Procesverloop

Eiser woont aan de [adres 1] in [woonplaats] . Eiser heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een dakterras. Deze omgevingsvergunning is geweigerd in het besluit van 13 juli 2020 (het primaire besluit).
Tegen het primaire besluit heeft eiser bezwaar ingediend. Op 27 november 2020 heeft eiser een ingebrekestelling verstuurd vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Op 31 december 2020 heeft eiser een beroep niet tijdig beslissen ingesteld.
In het besluit van 23 maart 2021 (het dwangsombesluit) heeft verweerder besloten om de maximale dwangsom van € 1.442,00 toe te kennen vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift van eiser. Daarnaast heeft verweerder in het besluit van 23 maart 2021 (het bestreden besluit) het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard.
Op 2 juli 2021 heeft eiser toegelicht het beroep niet tijdig beslissen niet te willen intrekken naar aanleiding van het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door J.W. van der Kaaij. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt voorop dat eiser een beroep niet tijdig beslissen heeft ingediend vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Na indiening van het beroep heeft verweerder alsnog de beslissing op bezwaar genomen. In het later alsnog genomen bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Omdat er inmiddels is beslist op het bezwaarschrift van eiser, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Eiser heeft in de brief van 2 juli 2021 aanvullende beroepsgronden ingediend en tegelijkertijd laten weten dat het bestreden besluit niet tegemoet komt aan zijn beroep. Omdat het bestreden besluit niet tegemoet komt aan het beroep, zal de rechtbank het bestreden besluit hierna inhoudelijk toetsen aan de hand van de door eiser ingediende beroepsgronden.
Aanvraag en weigering
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van eiser betrekking heeft op het bouwen van een dakterras. Met het bouwen van het dakterras wordt de dakbedekking veranderd. Niet in geschil is dat het bouwplan hierdoor in strijd is met artikel 16.2.1, onder d, van het bestemmingsplan ‘Oudwijk, Krommerijn e.o.’ (het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid het dakterras te vergunnen. Verweerder heeft vervolgens beoordeeld of er een mogelijkheid bestond om voor het bouwen van het dakterras een omgevingsvergunning te verlenen via artikel 4, vierde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Voor het afwijken op grond van dit artikel dient verweerder te beoordelen of door de bouw van het dakterras er sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. In dat kader heeft verweerder advies gevraagd bij de afdeling stedenbouw. De afdeling stedenbouw heeft de aanvraag van het dakterras beoordeeld aan de hand van de stadsbrede richtlijnen uit het interne document ‘Dakterrassenbeleid overige gebouwen’ (stadsbrede richtlijnen). Deze stadsbrede richtlijnen zijn voorwaarden waar een dakterras, dat in strijd met het geldende planologisch regime wordt gebouwd, volgens verweerder aan moet voldoen. Het bouwplan voldoet niet aan deze richtlijnen omdat de afstand van het dakterras tot de dakrand te klein is, het oppervlak van het dakterras te groot is, en het te plaatsen hekwerk te hoog is. Om deze redenen heeft verweerder uiteindelijk de omgevingsvergunning geweigerd.
Het geschil
Verweerder heeft in het bestreden besluit de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen gehandhaafd. Volgens verweerder is het dakterras in strijd met een goede ruimtelijke ordening omdat het dakterras niet voldoet aan de criteria die vanuit de gemeente worden gesteld aan het bouwen van dakterrassen. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte de weigering in stand heeft gelaten. Volgens eiser kan hij met succes een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel en het overgangsrecht. Daarin had verweerder reden moeten zien om de vergunning alsnog te verlenen, aldus eiser.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich bij de weigering heeft mogen baseren op het stedenbouwkundig advies. In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat de stadsbrede richtlijnen hebben te gelden als een vaste gedragslijn en niet als beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3: vierde lid, van de Awb. Op grond van de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] mag verweerder een vaste gedragslijn hanteren, mits hij de keuze daarvoor bij ieder individueel besluit opnieuw motiveert. Het stedenbouwkundig advies is in lijn met de vaste gedragslijn en bevat een goede motivering waarom het bouwplan niet voldoet aan de voorwaarden uit de stadsbrede uitgangspunten.
Strijd met het gelijkheidsbeginsel
6. Eiser voert aan dat de buren aan de [adres 2] wel een omgevingsvergunning hebben voor een dakterras. Volgens eiser is het weigeren van een omgevingsvergunning in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat hij het dak deelt met de [adres 2] en verweerder niet een omgevingsvergunning kan verlenen voor een dakterras op het ene gedeelte van het dak en vervolgens een omgevingsvergunning weigert voor zijn gedeelte van het dak. Volgens eiser zal zijn dakterras op dezelfde manier gebruikt wordt als het dakterras op de [adres 2] .
7. De rechtbank stelt voorop dat een aanvraag om een omgevingsvergunning getoetst moet worden aan de regels zoals die gelden op het moment van de aanvraag. Voor het dakterras aan de [adres 2] is in 1998 een omgevingsvergunning verleend. Dat betekent dat het dakterras voldeed aan de regels die in 1998 golden voor het verlenen van een vergunning voor een dakterras. Voor het dakterras van eiser is geen vergunning verleend. De aanvraag van eiser dient getoetst te worden aan de hand van de wet- en regelgeving zoals die geldt op het moment van de aanvraag in 2020. Niet in geschil is dat het dakterras van eiser niet voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de stadsbrede richtlijnen. Dat maakt dat het dakterras aan de [adres 2] niet vergelijkbaar is met het door eiser aangevraagde dakterras. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het dakterras op de [adres 2] door een later gerealiseerde uitbouw wel voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de stadsbrede uitgangspunten. Ook op dit punt verschilt het aangevraagde dakterras van eiser met het dakterras op de [adres 2] . De beroepsgrond slaagt niet.
Beroep op het overgangsrecht
8. Volgens eiser wordt het dak sinds de jaren 60 als terras gebruikt. Om die reden is eiser van mening dat hij een vergunning ter legalisering hoort te krijgen. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij niets wil bouwen maar uitsluitend het dakterras wil hergebruiken.
9. De rechtbank stelt vast dat er een aanvraag is ingediend voor de activiteit bouwen, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De rechtbank moet dus een beroep op het bouwovergangsrecht beoordelen. Het gebruik van het dak als terras is geen onderwerp in deze procedure. Voor een geslaagd beroep op het bouwovergangsrecht is het van belang dat het dakterras in het verleden is gebouwd in overeenstemming met de destijds geldende wet- en regelgeving en sindsdien ongewijzigd aanwezig is geweest. Uit de foto’s in het dossier en uit de toelichting van eiser op de zitting blijkt dat het dakterras dat is aangevraagd in het verleden niet is vergund. Daarnaast blijkt ook uit de toelichting van eiser op de zitting dat het aangevraagde dakterras op het moment van de aanvraag ook niet in die hoedanigheid al aanwezig was. Dat betekent dat het eiser niet met succes een beroep op het bouwovergangsrecht kan doen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
10. In de voorgaande overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet met succes een beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel en het overgangsrecht.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers bezwaarschrift niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 23 maart 2021 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 november 2021 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1378.