Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.Het geschil en de beoordeling
De kernvraag en het antwoord daarop
- een verklaring voor recht dat [eiser] in een te hoge tariefgroep is ingedeeld,
- een gebod tot het indelen in de juiste tariefgroep met terugwerkende kracht, op straffe van een dwangsom,
- een gebod tot het specificeren welk bedrag [eiser] te veel heeft betaald, op straffe van een dwangsom,
- veroordeling tot terugbetaling van het te veel betaalde bedrag, vermeerderd met rente, als onverschuldigd betaald,
terugbetaling van de renteopslag)
- een verklaring voor recht dat de in rekening gebrachte renteopslag niet is overeengekomen tussen [eiser] en De Bank,
- een gebod tot specificatie welk bedrag ter zake van de renteopslag in rekening is gebracht, op straffe van een dwangsom,
- veroordeling tot terugbetaling van het te veel betaalde bedrag, vermeerderd met rente, als onverschuldigd betaald,
vordering tot schadevergoeding)
- een verklaring voor recht dat De Bank is tekortgeschoten in de nakoming van de geldleningsovereenkomst met [eiser] , door schending van de informatieplicht wat betreft de renteopslag en dat de daardoor geleden schade bestaat uit de betaalde renteopslagen,
- een gebod tot specificatie welk bedrag ter zake van de renteopslag in rekening is gebracht, op straffe van een dwangsom,
- veroordeling tot terugbetaling van het te veel betaalde bedrag, vermeerderd met rente,
vordering tot schadevergoeding)
- een verklaring voor recht dat De Bank is tekortgeschoten in de nakoming van de geldleningsovereenkomst met [eiser] , door schending van de informatieplicht wat betreft de mogelijkheid van [eiser] over zijn ASR-verzekering te beschikken en dat de daardoor geleden schade bestaat uit de betaalde premies voor de ASR-verzekering vanaf april 2015,
- veroordeling tot betaling van € 27.226,80 binnen vijf dagen na dit vonnis;
Loan to Value(LTV) van >88%. Daarmee viel [eiser] in de hoogste rentetariefgroep; een rente van 4,20% (zonder opslag). De LTV geeft de verhouding aan tussen de hoogte van de lening en de waarde van de woning. Volgens [eiser] betrok De Bank bij de vaststelling van de LTV ten onrechte niet de waarde van de aan De Bank verpande ASR-verzekering. Zoals vermeld, was dat een overlijdensrisicoverzekering die ook een beleggingscomponent had. [eiser] vindt dat De Bank dat wel had moeten doen, zowel op grond van de wet als op grond van de geldleningsovereenkomst en de redelijkheid en billijkheid. Bovendien is volgens [eiser] niet met de juiste marktwaarde van zijn woning rekening gehouden. [eiser] meent dat De Bank al met al had moeten uitgaan van een LTV van 68,02%, waarmee [eiser] in de tariefgroep van tot en met 88% zou zijn gevallen. In die tariefgroep gold een rente van 3,45% (zonder opslag).
“De hoogte van de rente bepalen wij gedeeltelijk op basis van het risico dat we lopen. De marktwaarde van uw woning is belangrijk bij het inschatten van dat risico. We kijken hoeveel u kunt lenen ten opzichte van de waarde van uw woning. Hoe hoger het risico, hoe hoger de opslag op uw rente. De marktwaarde is een schatting van de verkoopprijs van uw woning als u die onder normale omstandigheden zou verkopen. De marktwaarde vindt u terug in het taxatierapport. Tijdens de looptijd van de lening kan uw woning meer waard zijn geworden of heeft u afgelost op uw hypotheek. U kunt dan kijken of een eventuele toeslag kan komen te vervallen. (…) ”
gekoppeld aan de levensverzekering van ASR”. De rechtbank begrijpt dat [eiser] hiermee betoogt dat dit ook met De Bank is afgesproken. Als dit advies (zoals [eiser] stelt) al aan De Bank is verstrekt en De Bank van de inhoud hiervan op de hoogte was, betekent dit echter nog niet dat het advies onderdeel is geworden van de geldleningsovereenkomst. De Bank heeft ook voldoende gemotiveerd betwist dat dit zo is. Zij heeft gewezen op artikel 2a van de overeenkomst waarin onder meer staat: “
Aflossing van de Aflossingsvrije hypotheek dient op het einde van de looptijd uit eigen middelen plaats te vinden.” Het is volgens De Bank aan [eiser] hoe hij aan die eigen middelen komt. Dat is afgesproken dat de opbrengst van de ASR-verzekering voor aflossing (op de einddatum), van het aflossingsvrije deel van de lening zou worden gebruikt, is daarom niet komen vast te staan. En ook als dit wel zou vaststaan, zou hiermee nog niet zijn gezegd dat De Bank de waarde van de ASR-verzekering bij de vaststelling van de rente had moeten betrekken.
Tijdens de looptijd van de lening kan uw woning meer waard zijn geworden (…). U kunt dan kijken of een eventuele toeslag kan komen te vervallen. Hiervoor kunt u contact opnemen met uw adviseur. De opslag vervalt met ingang van de maand waarin wij het taxatierapport ontvangen hebben.”. Daaruit blijkt volgens De Bank dat zij uitsluitend na ontvangst van een taxatierapport dergelijke wijzigingen doorvoert. Omdat [eiser] niets heeft overgelegd waaruit de telefonische toezegging van De Bank blijkt en bovendien duidelijk is dat geen taxatierapport is opgemaakt na de verbouwing, hoefde De Bank de marktwaarde op dat moment naar het oordeel van de rechtbank niet aan te passen.