In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over het kindgebonden budget van eiseres, een alleenstaande ouder die in 2018 uit Syrië naar Nederland is gevlucht. Eiseres ontving in 2020 een voorschot kindgebonden budget, dat was verhoogd met de alleenstaande ouderkop (ALO-kop). Echter, na een melding van de Basisregistratie Personen (BRP) dat eiseres gehuwd was, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het recht op kindgebonden budget herzien en de ALO-kop niet meer toegepast. Dit leidde tot een terugvordering van € 2.741,-. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat zij feitelijk een alleenstaande ouder was en dat de terugvordering onterecht was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst niet adequaat heeft gereageerd op de bezwaargronden van eiseres en dat de herziening van het kindgebonden budget in strijd was met het non-discriminatiebeginsel van artikel 14 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de wetgever de inkomensondersteuning voor alleenstaande ouders met een laag inkomen niet via het kindgebonden budget had willen verstrekken, maar via bijzondere bijstand. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiseres niet in overeenstemming was met de bedoeling van de wetgever en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor de ongelijke behandeling van alleenstaande ouders.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, de primaire besluiten herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.