ECLI:NL:RBMNE:2021:5242

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/2331
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kindgebonden budget en ongelijke behandeling van alleenstaande ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over het kindgebonden budget van eiseres, een alleenstaande ouder die in 2018 uit Syrië naar Nederland is gevlucht. Eiseres ontving in 2020 een voorschot kindgebonden budget, dat was verhoogd met de alleenstaande ouderkop (ALO-kop). Echter, na een melding van de Basisregistratie Personen (BRP) dat eiseres gehuwd was, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het recht op kindgebonden budget herzien en de ALO-kop niet meer toegepast. Dit leidde tot een terugvordering van € 2.741,-. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat zij feitelijk een alleenstaande ouder was en dat de terugvordering onterecht was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst niet adequaat heeft gereageerd op de bezwaargronden van eiseres en dat de herziening van het kindgebonden budget in strijd was met het non-discriminatiebeginsel van artikel 14 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de wetgever de inkomensondersteuning voor alleenstaande ouders met een laag inkomen niet via het kindgebonden budget had willen verstrekken, maar via bijzondere bijstand. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiseres niet in overeenstemming was met de bedoeling van de wetgever en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor de ongelijke behandeling van alleenstaande ouders.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, de primaire besluiten herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Tegelaers-Kerouache en H.A. Siertsema).

Procesverloop

In het besluit van 20 november 2020 (primair besluit 1) heeft verweerder het recht op kindgebonden budget herzien door de verhoging met de tegemoetkoming voor alleenstaande ouders, de alleenstaande ouderkop (ALO-kop) achterwege te laten.
In het tweede besluit van 20 november 2020 (primair besluit 2) heeft verweerder als gevolg van de herziening van het kindgebonden budget een bedrag van € 2.741,- teruggevorderd.
In het besluit van 10 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 1 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2021 op zitting behandeld via een videoverbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft in 2020 een voorschot kindgebonden budget ontvangen voor haar twee kinderen. Verweerder heeft het voorschot kindgebonden budget verhoogd met de ALO-kop tot een bedrag van € 5.380,-. Op 26 november 2020 heeft verweerder een melding ontvangen vanuit de Basisregistratie personen (BRP) waaruit blijkt dat eiseres sinds
[2014] is gehuwd met [A] .
2. Bij het primaire besluit 1 heeft verweerder het voorschot kindgebonden budget herzien en vastgesteld op € 2.190,-. Het kindgebonden budget is niet meer verhoogd met de ALO-kop. Daarvoor heeft verweerder bepalend geacht dat eiseres is gehuwd met [A] . Als gevolg van de herziening is bij het primaire besluit 2 een bedrag van € 2.741,- teruggevorderd.
Gronden beroep
3. Eiseres voert aan dat zij in 2018 is gevlucht uit Syrië en dat haar man in 2020 naar Nederland is gekomen. Pas in november 2020 is eiseres met haar man in Nederland gaan samenwonen en heeft eiseres een bijstandsuitkering ontvangen naar de norm van gehuwden. Bij de aanvraag van eiseres voor kinderbijslag heeft zij automatisch kindgebonden budget inclusief de ALO-kop gekregen. Materieel gezien was eiseres in 2019 tot oktober 2020 een alleenstaande ouder zonder partner die in staat is financieel bij te dragen. Feitelijk is door het wegvallen van de ALO-kop sprake van een structureel inkomen onder bijstandsniveau. Deze gevolgen zijn onevenredig in verhouding met het doel van de beschikking. Dit leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Verweerder had daarom moeten afzien van terugvordering van de ALO-kop.
Verweerschrift
4.1.
Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven dat eiseres zelf een aanvraag heeft ingediend voor het kindgebonden budget en dat zij daarbij niet heeft aangegeven dat zij een toeslagpartner had. Toen de voorschotbeschikking voor 2020 kwam had eiseres dit kunnen zien en melding kunnen maken van haar huwelijk. Volgens verweerder kon de toeslag worden herzien op het moment dat bekend was dat eiseres gehuwd was. Verder volgt uit vaste rechtspraak dat het kindgebonden budget niet strekt tot het waarborgen van een bestaansminimum.
4.2.
Ook heeft verweerder in het verweerschrift toegelicht dat hij het bedrag van
€ 2.741,- niet ten onrechte heeft teruggevorderd. Bij de totstandkoming van de ALO-kop heeft de wetgever al onderkend dat er een groep is die geen aanvulling voor alleenstaande ouders krijgt en niet in aanmerking komt voor de ALO-kop. Die groep kan daarom niet worden gezien als een bijzondere groep. Ook zijn er geen andere bijzondere omstandigheden die maken dat afgezien kan worden van matiging van de terugvordering.
Besluit terugvordering
5. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op de bezwaargronden die zijn aangevoerd tegen het primaire besluit 2. Eiseres heeft hiertegen bij brief van 31 december 2020 bezwaar gemaakt. Ter zitting hebben partijen de rechtbank verzocht om over de herziening én over de terugvordering te beslissen. De rechtbank merkt de motivering in het verweerschrift aan als aanvullende motivering op het bestreden besluit dat pas tijdens de beroepsprocedure is gegeven. Aangezien verweerder niet heeft beslist op het bezwaar tegen het primaire besluit 2, is het beroep gegrond. Verweerder heeft de rechtbank verzocht om, als het bestreden besluit wordt vernietigd, de rechtsgevolgen in stand te laten. De rechtbank zal daarom onderzoeken of de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
Feiten
6. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is in 2018 als asielzoekster uit Syrië naar Nederland gekomen. Zij heeft een verblijfsstatus gekregen. Namens eiseres heeft het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) een aanvraag ingediend voor kindgebonden budget. Ter zitting is toegelicht dat het COA bij de aanvraag ten onrechte heeft aangegeven dat eiseres alleenstaand was. Niet in geschil is dat eiseres niet kan worden verweten dat zij bij haar aanvraag niet heeft aangegeven dat zij gehuwd was. In 2020 is de echtgenoot van eiseres naar Nederland gekomen. Op het moment van inschrijving van de echtgenoot van eiseres is in de BRP opgenomen dat eiseres sinds 2014 is gehuwd met [A] .
ALO-kop
7.1.
In artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget (Wkb) bepaalt dat de ouder die geen partner heeft, aanspraak heeft op een verhoging van het kindgebonden budget. Hiermee is de zogenoemde ALO-kop geïntroduceerd in de Wkb. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2012-2013, 33 716, nr. 3, p. 2, 5, 6 en 7) is over de invoering van de ALO-kop het volgende vermeld:
“Met dit extra bedrag wordt de inkomensondersteuning voor alleenstaande ouders met lage inkomens geharmoniseerd (…). De inkomensondersteuning voor alleenstaande ouders zal voortaan op eenzelfde, uniforme wijze worden vormgegeven door middel van een alleenstaande-ouderkop in het kindgebonden budget. (…) De Wet op het kindgebonden budget (Wkb) valt onder de reikwijdte van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De huidige voorwaarden voor het kindgebonden budget zullen (…) ook gelden voor de alleenstaande-ouderkop. Voor de alleenstaande-ouderkop in het kindgebonden budget is het partner-begrip in de Awir bepalend.”
7.2.
Verder volgt uit de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Voorzitter van de Eerste Kamer van 16 juni 2014 [1] dat de minister heeft onderkend dat doordat het partnerbegrip voor toeslagen (zoals het kindgebonden budget) op punten afwijkt van het partnerbegrip in de uitkeringsregelingen, er een groep van een paar duizend ouders is die bij de bijstandsverlening worden aangemerkt als alleenstaande ouder en die per 1 januari 2015 niet in aanmerking komen voor de alleenstaande-ouderkop in het kindgebonden budget. Daarbij heeft de minister expliciet gewezen op de groep ouders die formeel gehuwd zijn, maar om diverse redenen duurzaam gescheiden leven van hun echtgenoot en bij de bijstandverlening worden aangemerkt als alleenstaande ouder. Daarbij heeft de minister het volgende vermeld:
“Deze groep krijgt geen recht op de alleenstaande ouderkop. Hierbij kan de duur van de afwezigheid van de partner sterk verschillen. De logica om hen wel of niet als alleenstaande te zien, is van geval tot geval anders. Ook de financiële situatie van deze gezinnen kan divers zijn. Omdat het om een relatief kleine en pluriforme groep gaat zijn dit bij uitstek situaties die vragen om een beoordeling op basis van lokaal maatwerk. In voorkomende individuele gevallen kunnen gemeenten aanvullende inkomensondersteuning bieden via de bijzondere bijstand.”
7.3.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een vergelijkbare zaak over de ALO-kop op 24 oktober 2018 [2] uitspraak gedaan. In deze uitspraak is ook sprake van een asielzoekster, waarbij de echtgenoot later in Nederland is aangekomen. In de periode dat de echtgenoot nog niet in Nederland was, had de betrokkene volgens verweerder ook geen recht op kindgebonden budget met aanvulling van de ALO-kop. De ABRvS overweegt in deze uitspraak dat uit voornoemde brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid volgt dat de gevolgen van toepassing van artikel 2, zesde lid, van de Wkb in samenhang gelezen met artikel 3 van de Awir en artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in situaties als door betrokkene, zijn onderkend. Indien daartoe aanleiding bestaat kan in voorkomende gevallen het gemis van aanvullende inkomensondersteuning van overheidswege, in de vorm van de ALO-kop, voor de kosten en opvoeding worden gecompenseerd in de bijstandssfeer. In de zaak waarin de ABRvS besliste, had het betrokken college van burgemeester en wethouders gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de betrokkene aanvullende bijstand te verlenen. Daardoor was er in de uitspraak van
24 oktober 2018 geen aanleiding voor het oordeel dat de herziening van het kindgebonden budget waarbij de ALO-kop achterwege was gelaten zich niet verdroeg met het non-discriminatiebeginsel van artikel 14 van het EVRM, gelezen in samenhang met artikel 8 van het EVRM.
8. De rechtbank is van oordeel dat de situatie van eiseres anders is dan de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRvS. Op de zitting is namens door eiseres verklaard dat de gemeente niet met terugwerkende kracht bijzondere bijstand heeft verstrekt. De toepassing van de regeling verdraagt zich daarom in het geval van eiseres niet met artikel 14 van het EVRM, gelezen in samenhang met artikel 8 van het EVRM. Verweerder is daardoor ten onrechte overgegaan tot herziening van het kindgebonden budget waarbij de ALO-kop achterwege is gelaten. Daardoor heeft verweerder ook geen bedrag kunnen invorderen. De rechtbank overweegt daarbij dat de wetgever een keuze heeft gemaakt om de inkomensondersteuning van alleenstaande ouders met een laag inkomen, zoals eiseres, niet via het kindgebonden budget te verstrekken maar via bijzondere bijstand. Door alleenstaande ouders met een laag inkomen van inkomensondersteuning via de ALO-kop uit te sluiten omdat het partnerbegrip voor toeslagen (zoals het kindgebonden budget) op punten afwijkt van het partnerbegrip in de uitkeringsregelingen, is sprake van ongelijke behandeling van gevallen die in beginsel gelijk zijn. De rechtvaardigingsgrond voor dit onderscheid ligt in de mogelijkheid dat die alleenstaande ouder bijzondere bijstand ontvangt. In de situatie van eiseres heeft deze manier om de inkomensondersteuning te regelen als gevolg dat een fout bij de aanvraag ertoe leidt dat zij feitelijk geen enkele inkomensondersteuning ontvangt en op een later moment met een terugvordering wordt geconfronteerd. Die situatie is in ieder geval niet door de wetgever beoogd. De rechtvaardigingsgrond voor de ongelijke behandeling geldt in dit concrete geval niet. Het is in zo’n geval aan verweerder om, met inachtneming van het non-discriminatiebeginsel, een besluit te nemen dat met dat beginsel verenigbaar is en dat recht doet aan de bedoeling van de wetgever. Uit de gedingstukken is voldoende duidelijk dat de partner van eiseres in de periode dat eiseres de ALO-kop ontving niet in staat was bij te dragen aan de financiële situatie van eiseres en hun kinderen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verweerder het recht op kindgebonden budget ten onrechte heeft herzien en zal zelf in de zaak voorzien.
Conclusie
9. De rechtbank concludeert dat gelet op hetgeen is overwogen in overweging 5 het beroep gegrond is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, in die zin dat het bestreden besluit wordt vernietigd, de primaire besluiten worden herroepen voor zover het kindgebonden budget was vastgesteld zonder ALO-kop en voor zover het bedrag van € 2.741,- werd teruggevorderd. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.030,-.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit voor vaststelling van kindgebonden budget en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit ten aanzien van de terugvordering en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.030,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 19 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Kamerstukken I, 2013/14 33 716, H.
2.ECLI:NL:RVS:2018:3468, rechtsoverweging 10.5 en 10.6. Te raadplegen op www.rechtspraak.nl.