ECLI:NL:RBMNE:2021:5238

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
16-031558-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontvoering en mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 10 oktober 2020 te Veenendaal samen met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en hem heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen in de kofferbak van een auto te gaan liggen en hem vervolgens naar een bos heeft vervoerd, waar hij hem meermalen heeft geslagen en getrapt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van honderd uren. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot immateriële schadevergoeding van € 1250,- toegewezen, maar de materiële schade niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling, waardoor de verdachte van dat onderdeel is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van noodweer en gebrek aan bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-031558-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, alsmede mevrouw [A] , medewerkster van Slachtofferhulp Nederland namens benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair
op 10 oktober 2020 te Veenendaal samen met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd;
Feit 1 subsidiair
op 10 oktober 2020 te Veenendaal samen met anderen [slachtoffer] heeft gedwongen om iets te doen;
Feit 2 primair
op 10 oktober 2020 te Veenendaal samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar te mishandelen;
Feit 2 subsidiairop 10 oktober 2020 te Veenendaal samen met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder beide feiten primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte met zijn handelen ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaringen van aangever onvoldoende (betrouwbare) steun vinden in het dossier. De belastende verklaringen van verdachte en personen met wie hij het slachtoffer zou hebben ontvoerd, [getuige 1] en [getuige 2] , zijn onder dwang afgelegd aan een oom van het slachtoffer. Deze verklaringen dienen daarom te worden uitgesloten van het bewijs. De later bij de politie afgenomen verklaringen van verdachte en voornoemde personen ondersteunen het alternatieve scenario van verdachte, namelijk dat het slachtoffer vrijwillig is meegevoerd naar het bos en dat verdachte zich in het bos genoodzaakt zag zich te verdedigen tegen een mishandeling door het slachtoffer.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat, bij gebrek aan een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, hoogstens sprake kan zijn geweest van een mishandeling. Hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken wegens een geslaagd beroep op noodweer. Verdachte heeft zich gerechtvaardigd verdedigd tegen een onverwachte, explosieve aanval van aangever. Er is in ieder geval geen sprake van medeplegen, aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank ziet onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de verdenking dat verdachte (al dan niet in vereniging) opzettelijk heeft geprobeerd om aangever zwaar te mishandelen. Ook voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op een zware mishandeling bevat het dossier onvoldoende bewijs. Uit de aangifte, de letselfoto’s, de geneeskundige verklaring, de medische gegevens overgelegd bij de vordering benadeelde partij en het overig bewijs kan niet worden afgeleid dat het door verdachte uitgeoefende geweld dusdanig was dat daardoor sprake was van een - voor voorwaardelijk opzet vereiste - aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van feit 2 primair.
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft op 12 oktober 2020 aangifte gedaan. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Achternaam: [slachtoffer] . Voornaam: [slachtoffer] . [2] 10 oktober 2020. (…) Ik liep naar het centrum van Veenendaal. [3] (…) Toen ik daar in het steegje met [getuige 1] was, zag en hoorde ik dat [getuige 1] via Facetime naar [getuige 2] belde en aan [getuige 2] vertelde waar hij was. [getuige 2] kwam op een scooter ook naar het steegje toe. Ondertussen werd door [getuige 1] ook [verdachte] via Facetime gebeld. [getuige 1] vertelde dat (…) zij vrienden van [verdachte] waren en dat [verdachte] nog even met mij wilde praten om iets op te lossen. Even later arriveerde ook [verdachte] . (…) [verdachte] wilde de zaak niet daar ter plaatse oplossen. [verdachte] wilde dat ik in de kofferbak van zijn auto ging liggen. Dat wilde ik niet. Vervolgens zag en voelde ik dat ik tegen mijn hoofd werd geslagen door [verdachte] . De jongens dwongen mij om in die kofferbak te gaan liggen. Vervolgens zag en hoorde ik dat de andere jongens voor in de auto stapten en dat de auto wegreed. (…) Omdat ik niet in die kofferbak wilde stappen werd ik door die jongen gedwongen en door [verdachte] geslagen. Zij pakten mij aan mijn kleding vast en trokken en duwden mij in die kofferbak. Ik werd onder andere aan de mouwen van mijn jas vastgepakt en er werd tegen mijn rug geduwd. (…) Kort hierna stopt de auto en ging de kofferbak open. Ik moest toen de telefoon aan [getuige 1] geven. (…) Kort daarna stopte de auto en moest ik uit de kofferbak stappen. Bij het uitstappen werd ik door iemand in mijn nek, onder of op de capuchon van mijn jas vastgepakt. (…) Toen ik uit de kofferbak gehaald was, zag ik dat we in het bos waren. (…) Daar in het bos werd ik op mijn hoofd en lichaam geslagen en tegen mijn lichaam getrapt. (…) Omdat ik op de grond viel en steeds weer opstond werd ik door die jongens op een boomstam of balk gezet, terwijl ik op die boomstam of balk zat werd ik weer op mijn hoofd geslagen en gestompt. Er werd o.a. tegen mij gezegd dat ik een laatste waarschuwing kreeg en dat ik anders mijn eigen graf kon gaan graven. [4] (…) Daarna werd ik dus weer in de kofferbak van de auto geduwd en in Veenendaal uit de auto gezet. (…) Ten gevolge van die mishandelingen heb ik schaafwonden en zwellingen op mijn hoofd en gelaat opgelopen. [5]
In een geneeskundige verklaring van 17 oktober 2020 is het volgende gerelateerd:
Uitwendig waargenomen letsel: aangezichtsletsel. [6]
In een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
Door mij werd een door getuige [slachtoffer] overgedragen geluidsbestand beluisterd en woordelijk uitgewerkt. (…) 4 = NNman 04, [getuige 1] . [7] (…)
4: En toen voor ik wist zag ik ze achter, in mijn ooghoek zag ik ze gewoon een beetje vechten en toen gooide hij hem in de achterbak.
3: Wie?
4: [verdachte]
(…)
4: Toen zat hij dus in de kofferbak en toen reden we naar het bos. Ik dacht ze gaan daar gewoon uitvechten. Wha hij stapt uit en toen heeft [verdachte] hem geslagen. (…)
1: Dus alleen maar [verdachte] heeft die schade aan gemaakt
4: Ja, whollah. [8]
In een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
In november 2020 beluisterde ik het opgenomen geluidsbestand welke is aangeleverd door [B] . (…) [B] gaf aan dat hij samen met zijn broer, [C] en zijn neef, [D] , in gesprek is gegaan op 1 november 2020 met [getuige 2] en de vader van [getuige 2] , [E] . (…) Man 2: Volgens de verklaring van [B] is dit [getuige 2] . [9]
Man 2: Hij zegt gewoon tegen hem, instappen, hij stapt in, toen heeft hij hem 2 tikken gegeven in de auto. In de kofferbak al, snap je. [10] (…) hij is gewoon meegenomen, wij zijn daar met z’n vieren. Je kan niet terug gaan vechten tegen vier man, snap je. (…) Uiteindelijk, [slachtoffer] heeft hem geslagen en liep een beetje uit de hand. [11] (…) Man 5: Waren jullie alle 4 erbij op het moment dat mijn broertje werd geslagen? Man 2: uuh ja. [12]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaringen
Betrouwbaarheid niet bij politie afgelegde getuigenverklaringen
[getuige 1] en [getuige 2] hebben in een gesprek met familieleden van het slachtoffer belastende verklaringen afgelegd waarvan de verdediging de rechtbank heeft verzocht deze uit te sluiten van het bewijs. De rechtbank overweegt over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van deze verklaringen als volgt.
Uit het dossier blijkt dat door de familieleden van het slachtoffer druk is uitgeoefend op [getuige 1] en [getuige 2] en dat er een gespannen sfeer was. Uit het dossier blijkt niet dat de in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen zijn afgelegd in antwoord op suggestieve vragen, of onder een dusdanige dwang dat zij redelijkerwijs geen ander antwoord konden geven. [getuige 1] en [getuige 2] hebben op korte, open vragen in detail verklaard over het ten laste gelegde. Deze verklaringen, die onafhankelijk van elkaar zijn afgelegd, komen in belangrijke mate en op cruciale punten overeen. De verklaringen zijn ook consistent met en bieden steun aan de eerdere verklaringen van aangever, terwijl niet is gebleken dat [getuige 1] en [getuige 2] op het moment van de gesprekken kennis droegen van de inhoud van de verklaringen van aangever. De door [getuige 1] en [getuige 2] later afgelegde verklaringen bij de politie, die sterk afwijken van hun eerdere verklaringen en op cruciale onderdelen geen steun vinden in de aangifte, acht de rechtbank op die punten niet geloofwaardig en niet overtuigend.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] betrouwbaar zijn. De rechtbank gebruikt deze voor het bewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangever betrouwbaar zijn. Aangever heeft een gedetailleerde beschrijving gegeven van hetgeen volgens hem zou zijn voorgevallen op 10 oktober 2020. Stukken in het dossier, in het bijzonder de camerabeelden voorafgaand aan de ontvoering waarvan aangever naar de rechtbank aanneemt niet wist dat die er waren, een geneeskundige verklaring en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ten overstaan van onder meer [slachtoffer] over de wijze waarop de gewelddadige ontvoering zich voltrok, bieden steun aan de verklaringen van aangever en maken deze geloofwaardig en betrouwbaar. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de verklaring van aangever te twijfelen. De rechtbank neemt bij haar oordeel ook in aanmerking de voorgeschiedenis van het ten laste gelegde. Verdachte had twee incidenten met aangever te vereffenen. Aangever zou de oom van verdachte hebben lastiggevallen en op een later moment, toen verdachte aangever op het lastigvallen van zijn oom wilde aanspreken, zou hij verdachte met een mes hebben bedreigd. Deze voorgeschiedenis, in samenhang bezien met het overige bewijs, maakt het niet aannemelijk dat het slachtoffer zich vrijwillig door verdachte en drie anderen heeft laten vervoeren naar een afgelegen plek in een bos, zoals verdachte heeft verklaard.
De rechtbank gaat daarbij ook uit van een samen en in vereniging gepleegde vrijheidsberoving nu aangever alleen was tegenover vier mannen die hem dwongen mee te gaan. De getuige [getuige 2] zegt hierover: “
hij is gewoon meegenomen, wij zijn daar met z’n vieren. Je kan niet terug gaan vechten tegen vier man”
Noodweer feit 2 subsidiair
Verdachte heeft zich ter zitting beroepen op noodweer, omdat hij zich noodzakelijk heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanval van aangever. De rechtbank acht een noodweersituatie evenwel onvoldoende aannemelijk geworden, nu zij immers uitgaat van de feitelijke gang van zaken zoals die door aangever is gesteld. Uit die gang van zaken volgt niet dat aangever verdachte (eerst) heeft mishandeld waarna verdachte zich tegen die mishandeling noodzakelijk zou hebben moeten verdedigen. Nu geen sprake is geweest van een noodweersituatie, verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het bestanddeel medeplegen zoals dat in de tenlastelegging is opgenomen wegens gebrek aan (steun)bewijs. Ook volgt uit het dossier niet dat er ten aanzien van de mishandeling sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De enkele aanwezigheid van de drie andere jongens is hiervoor onvoldoende.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 10 oktober 2020, te Veenendaal, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] te dwingen in de kofferbak van een auto te gaan liggen en
- ( daarbij) die [slachtoffer] vast te pakken en tegen het hoofd, te slaan en/of in de kofferbak van een auto te duwen en
- die [slachtoffer] (terwijl hij in de kofferbak lag) met die auto (naar een onbekende plaats) te vervoeren en
- ( vervolgens) onderweg te stoppen en de kofferbak te openen en de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en
- ( vervolgens) met die auto naar een bos te rijden en
- ( in het bos) die [slachtoffer] te dwingen uit de kofferbak te stappen en die [slachtoffer] (daarbij) vast te pakken en
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, (met kracht) tegen zijn hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te trappen en
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen dat dit de laatste waarschuwing is en dat hij ( [slachtoffer] ) anders zijn eigen graf kan gaan graven, en
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (nogmaals) in de kofferbak te duwen en met die auto te gaan rijden en die [slachtoffer] (onderweg) uit de auto te zetten.
Feit 2 subsidiair
op 10 oktober 2020, te Veenendaal, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, (met kracht) tegen het hoofd en het lichaam, te slaan en te stompen en te trappen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Feit 2 subsidiair
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar strafeis rekening gehouden met de omstandigheid dat voorafgaand aan deze strafbare feiten het slachtoffer verdachte met een mes heeft bedreigd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, indien tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde zou worden geoordeeld, zij zich kan verenigen met de door de officier van justitie geëiste straffen. Daarbij heeft de verdediging de rechtbank verzocht ermee rekening te houden dat verdachte een baan heeft met uitzicht op een vast contract.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 10 oktober 2020 [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en hem daarvan beroofd gehouden door hem samen met anderen in de kofferbak van een auto te dwingen en vervolgens met die [slachtoffer] naar een bos te rijden. In dit bos heeft verdachte [slachtoffer] vervolgens mishandeld door hem tegen het lichaam, waaronder het hoofd, te slaan, stompen en trappen. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, en bij hem gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing houdt de rechtbank rekening met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 6 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank weegt dit niet in het voor- of nadeel van verdachte mee. De rechtbank heeft de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van de pleegdatum onderkend, maar houdt hem evenwel volledig verantwoordelijk voor de strafbare feiten. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden betreffende de persoon van verdachte die maken dat zijn jeugdigheid strafverminderend zou moeten meewegen.
Strafoplegging soortgelijke delicten
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmede gelet op straffen die eerder in andere strafzaken voor een dergelijk feit zijn opgelegd. Voor de bewezenverklaarde mishandeling gaan de LOVS-oriëntatiepunten uit van een geldboete.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat voor de bewezenverklaarde strafbare feiten, rekening houdend met de aard en ernst daarvan als hiervoor omschreven, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, in combinatie met een taakstraf van 100 uren, passend en geboden is. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk omdat het conflict tussen (de families van) verdachte en aangever, dat aan de strafbare feiten ten grondslag heeft gelegen nog niet is opgelost. Zo heeft verdachte aangifte gedaan van zware mishandeling door het slachtoffer in juli van dit jaar , en is het slachtoffer niet ter terechtzitting verschenen uit angst voor een weerzien met verdachte.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3442,50. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 3057,50 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte tenlastegelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering ter zake materiële schade geheel toe te wijzen en de vordering ter zake immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 1500,-. Zij heeft bij haar eis gelet op toegewezen bedragen in soortgelijke zaken.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar het pleidooi voor integrale vrijspraak, primair bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van het materiële deel verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu deze schade onvoldoende is onderbouwd. Voorts stelt zij zich op het standpunt dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade te hoog is. Voor de rug- of kaakklachten is zowel in het dossier als de vordering tot schadevergoeding geen onderbouwing te vinden. Ook het psychische letsel is niet onderbouwd. Verdachte is op 26 juli 2021 bovendien zwaar mishandeld door onder meer de benadeelde partij. Als de benadeelde partij daartoe in staat is geweest relativeert dat zijn gestelde lichamelijke en psychische klachten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Voor toewijzing van de gevorderde materiële schade, bestaand uit kosten voor eigen risico ter hoogte van € 385,-, dient komen vast te staan dat deze in rechtstreeks verband staan met de door verdachte begane strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat uit de onderbouwing van de vordering onvoldoende blijkt dat van een dergelijk rechtstreeks verband sprake is nu bewijsstukken waaruit volgt dat het eigen risico is betaald voor zorgkosten gemaakt ten gevolge van de ontvoering en/of mishandeling van 10 oktober 2021 ontbreken. De benadeelde partij zal in het materiële deel van de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft ten gevolge van de mishandeling lichamelijk letsel opgelopen. Op grond van artikel 6:106 onder b maakt de benadeelde partij daarom aanspraak op immateriële schadevergoeding. De rechtbank ziet aanleiding om het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen. De zaken waarnaar de benadeelde partij in diens vordering heeft verwezen zijn weliswaar feitelijk vergelijkbaar, maar verschillen in ernst van onderhavige zaak. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak een immateriële schadevergoeding van € 1250,-, redelijk en billijk is. Zij wijst de vordering tot dit bedrag toe, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1250,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Niet-ontvankelijk deel
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank toewijst. De rechtbank zal de benadeelde partij in het niet-toegewezen deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 282, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1250,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1250,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 22 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.W.A. Vonk, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en P.K. van Riemsdijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2021.
Mr. Van Riemsdijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, op of omstreeks 10 oktober 2020, te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] (op straat) aan te spreken en/of te fouilleren en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] te dwingen in de kofferbak van een auto te gaan liggen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer] vast te pakken en/of tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of in de kofferbak van een auto te duwen en/of
- die [slachtoffer] (terwijl hij in de kofferbak lag) met die auto (naar een onbekende plaats) te vervoeren en/of
- ( vervolgens) onderweg te stoppen en/of de kofferbak te openen en/of de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of
- ( vervolgens) met die auto naar een bos te rijden en/of
- ( in het bos) die [slachtoffer] te dwingen uit de kofferbak te stappen en/of die [slachtoffer] (daarbij) vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op tegen zijn hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen dat dit de laatste waarschuwing is en/of dat hij ( [slachtoffer] ) anders zijn eigen graf kan gaan graven, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (nogmaals) in de kofferbak te duwen en/of met die auto te gaan rijden en/of die [slachtoffer] (onderweg) uit de auto te zetten;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 10 oktober 2020, te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde, te weten [slachtoffer] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen om in de kofferbak van een auto te gaan liggen en/of met verdachte en/of zijn mededader(s) mee te gaan, door
- die [slachtoffer] (op straat) aan te spreken en/of te fouilleren en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] te dwingen in de kofferbak van een auto te gaan liggen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer] vast te pakken en/of tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of in de kofferbak van een auto te duwen en/of
- die [slachtoffer] (terwijl hij in de kofferbak lag) met die auto (naar een onbekende plaats) te vervoeren en/of
- ( vervolgens) onderweg te stoppen en/of de kofferbak te openen en/of de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of
- ( vervolgens) met die auto naar een bos te rijden en/of
- ( in het bos) die [slachtoffer] te dwingen uit de kofferbak te stappen en/of die [slachtoffer] (daarbij) vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op tegen zijn hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen dat dit de laatste waarschuwing is en/of dat hij ( [slachtoffer] ) anders zijn eigen graf kan gaan graven, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (nogmaals) in de kofferbak te duwen en/of met die auto te gaan rijden en/of die [slachtoffer] (onderweg) uit de auto te zetten;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij, op of omstreeks 10 oktober 2020, te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 10 oktober 2020, te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te trappen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 februari 2021, genummerd PL0900-2020330287, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 108. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 28.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 29.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 30.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 31.
6.Een geneeskundige verklaring d.d. 17 november 2020, opgemaakt door R.M.H.G. Mollen, p. 36 van proces-verbaal nr. PL0900-2020330287.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 92.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 100.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 101.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 103.