ECLI:NL:RBMNE:2021:5226

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 20/3548 rectificatie
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Utrecht

In deze zaak gaat het om de rectificatie van een eerdere uitspraak met betrekking tot de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Utrecht. De heffingsambtenaar had in een beschikking van 29 februari 2020 de waarde van de woning vastgesteld op € 2.789.000,-, met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2021, waar de zaak via een Skype-verbinding werd behandeld, heeft eiser een lagere waarde van € 2.030.000,- bepleit, terwijl de verweerder de WOZ-waarde had aangepast naar € 2.500.000,-. De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van de woning in het economisch verkeer moet worden vastgesteld en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de taxatiematrix van de verweerder beoordeeld en geconcludeerd dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, ondanks de argumenten van eiser over de onderhoudstoestand en de ligging van de woning.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak in stand gelaten. Verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.598,- en moest het griffierecht van € 48,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en openbaar gemaakt op 20 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3548 Rectificatie (pag. 3-4)

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J.H. Maas)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: M. Boerlage).

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 2.789.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend. Verweerder heeft naar aanleiding van het beroep de WOZ-waarde vastgesteld op € 2.500.000,-.
De zaak is behandeld op 26 augustus 2021 door middel van een Skype-verbinding. Namens eiser is mr. R. van der Weide verschenen, als waarnemer voor de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [taxateur] , taxateur.

Overwegingen

1.De woning is een vrijstaande woning met overkapping, kelder, berging, zwembad en garage. De woning is gebouwd in 1955, heeft een oppervlakte van ongeveer 497 m2 en ligt op een kavel van 6.515 m2.
2.De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3.Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 2.030.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde. Om die waarde te onderbouwen heeft verweerder een taxatiematrix overgelegd.
4.Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd meewegen.
5.Verweerder heeft het object in de taxatiematrix vergeleken met de volgende drie woningen:
  • [adres 2] te Bilthoven, verkocht op 16 juli 2019 voor € 2.100.000,-. De gecorrigeerde verkoopprijs bedraagt € 2.006.000,-;
  • [adres 3] te Bosch en Duin, verkocht 14 mei 2019 voor € 2.600.000,-. De gecorrigeerde verkoopprijs bedraagt € 2.518.000,-; en
  • [adres 4] te Bilthoven, verkocht op 22 december 2018 voor € 2.085.000,-. De gecorrigeerde verkoopprijs bedraagt € 2.087.000,-.
6.De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan de hand van de taxatiematrix en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer gebruiks- en perceeloppervlakte. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
7.Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
8.Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de slechte onderhoudstoestand van de woning. Er is een CV-ketel van 15 jaar oud en de keuken, badkamer en toilet zijn al 20 jaar oud. De voorzieningen zijn dan ook eenvoudig en niet luxe.
9.De rechtbank is van oordeel deze beroepsgrond niet slaagt. Verweerder heeft de staat van onderhoud van de woning aangemerkt als “voldoende”. Dit in tegenstelling tot de referentiewoningen, ten aanzien waarvan verweerder de staat van onderhoud heeft vastgesteld op “goed”. Eiser heeft niet nader onderbouwd waarom verweerder de onderhoudstoestand niet op “voldoende” heeft kunnen vaststellen. In zijn algemeenheid is er geen verplichting voor verweerder om bij toepassing van de vergelijkingsmethode voor KOUDV-factoren een rekenmodel te gebruiken of vaste correctiepercentages te hanteren. De rechtbank stelt vast dat de door verweerder vastgestelde woningwaarde per m² voor de woning lager is dan de woningwaarde per m² bij alle referentiewoningen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee voldoende rekening gehouden met het verschil in de staat van de voorzieningen van de referentiewoningen.
10.Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de mindere ligging van de woning ten opzichte van de referentiewoning. Anders dan de referentiewoning ligt de woning namelijk aan een drukke weg.
11.De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de woning geen mindere ligging heeft dan de referentiewoningen. De woning ligt op een gedeelte van de [locatie] die niet heel erg druk is. Ter hoogte van de [straatnaam 1] is de meeste drukte op de [locatie] . Komende vanaf de provinciale weg bereikt men namelijk via de [straatnaam 1] het centrum van [plaats] . Verder geldt dat de woning vanwege de grote kavel niet direct aan de weg [locatie] ligt. Voor de referentiewoning aan de [adres 4] geldt dat de [straatnaam 2] een zijstraat is van dezelfde vertakking van de [locatie] als waar de woning ligt. Wel is het iets rustiger dan bij de woning.
Voor de referentiewoning aan de [adres 3] geldt dat het ook aan een doorgaande weg ligt, namelijk de weg tussen Den Dolder en Bosch en Duin. Dit levert daarom geen substantieel verschil op met de woning. De woning aan de [adres 5] ligt in de buurt van het station en het centrum, zodat ook daar verkeershinder kan worden ervaren. In zoverre levert ook dit geen substantieel verschil op met de woning.
12.Eiser voert verder aan dat de door verweerder gekozen referentiewoningen niet goed vergelijkbaar zijn. Als betere vergelijkingen stelt eiser [adres 6] (verkoop december 2018, € 1.012.500,-), [adres 7] (verkoop maart 2019, € 1.300.000,-) en [adres 8] (verkoop december 2018, € 1.750.000,-) voor. [adres 6] betreft een voormalig kantoorpand. Dit is eenvoudig te verbouwen tot een woonruimte, wat het van oorsprong ook is geweest. Het object heeft een fantastische uitstraling.
13.De rechtbank overweegt dat het verweerder vrijstaat om de vergelijkingsobjecten te kiezen die hij passend acht, mits het voldoende vergelijkbaar is en de verschillen voldoende zijn verdisconteerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de referentiewoningen heeft kunnen gebruiken voor de waardevaststelling van de woning. Deze woningen zijn vergelijkbaar met de woning van eiser. Het betreffen allemaal vrijstaande woningen die zijn gelegen aan een lommerrijke laan in een woonwijk. De woningen worden allemaal getypeerd als villa. De bouwkwaliteit van de woningen is allemaal voldoende. De referentiewoningen hebben allemaal een goede staat van onderhoud en moderne voorzieningen, terwijl de woning van eiser beschikt over een voldoende staat van onderhoud en eenvoudige voorzieningen. Voor de referentiewoningen is ook een hogere prijs per m2 gehanteerd, te weten respectievelijk € 3.862,-, € 4.032,-, € 3.261,- en € 4.548,-. Voor eisers woning is de laagste prijs van € 3.576,- per m³ gehanteerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de waarde van de woning in vergelijking met de verkoopprijzen van de referentiewoningen niet te hoog heeft vastgesteld.
14.Eiser voert aan dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd.
15.De rechtbank stelt vast dat eiser dit standpunt niet nader heeft gemotiveerd. Verweerder is in de uitspraak op bezwaar ingegaan op de door eiser in bezwaar aangevoerde gronden. Deze beroepsgrond kan daarom niet slagen.

16. Al doordat verweerder naar aanleiding van het beroepschrift de WOZ-waarde heeft aangepast, is het beroep van eiser gegrond. De uitspraak op bezwaar wordt vernietigd. Omdat de beroepsgronden verder falen, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van de te vernietigen uitspraak op bezwaar in stand laten. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.598,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 265,-- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 534,--, met wegingsfactor 1). Tevens bepaalt de rechtbank dat verweerder het voldane bedrag aan griffierecht van € 48,- aan eiser vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.598,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd de de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat