ECLI:NL:RBMNE:2021:5224

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
16/097840-21; 13/182452-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en bezit van hennep met meerdere verdachten

Op 25 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 april 2021 betrokken was bij een woninginbraak in Amersfoort. Tijdens deze inbraak zijn hennep, sieraden en een luchtdrukwapen weggenomen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 20 juli en 11 oktober 2021. De officier van justitie, mr. C.J. Booij, heeft de verdachte beschuldigd van twee strafbare feiten, namelijk de inbraak en het bezit van hennep. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen. De officier van justitie achtte het bewijs voor de inbraak en het bezit van hennep overtuigend, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de bevindingen van de politie als bewijs gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen de woning is binnengekomen en hennep heeft gestolen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft meegewogen in de strafmaat. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, en is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf toegewezen. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de duur daarvan gelijk werd aan de opgelegde vrijheidsstraf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/097840-21 (P); 13/182452-19 (vord. tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 juli 2021 en 11 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij twee strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij
1. op 9 april 2021 in Amersfoort, samen met een of meer anderen, heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer] , waarbij hennep, sieraden en een luchtdrukwapen zijn weggenomen.
2. op 9 april 2021 in Amersfoort en/of Hoogland, samen met een of meer anderen een (geschatte) hoeveelheid van 3 tot 5 kilogram hennep in bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het wegnemen van het luchtdrukwapen. De officier van justitie acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit voor het onder feit 1 ten laste gelegde wegnemen van de sieraden en het luchtdrukwapen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft op 11 april 2021 aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] [plaatsnaam] . Ik wil aangifte doen van een woninginbraak. Ik woon op de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] , flatnummer [nummeraanduiding 1] . (…) Op vrijdag 9 april 2021 ben ik tussen 12:30 uur en 13:00 uur van huis vertrokken. (…) Toen ik wegging heb ik de steeksloten boven en onder op slot gedaan. [2] (…) Ik ben op zaterdag 10 april 2021, omstreeks 10:00 uur met de trein terug naar [plaatsnaam] gegaan. (…) Ik ben meteen naar huis gegaan. Ik zag dat de deur helemaal kapot was. [3]
Aangever [slachtoffer] heeft in een aanvullend verhoor op 11 mei 2021 onder meer het volgende verklaard [4] :
Via een contact van mij in [plaatsnaam] kwam ik weer in contact met die Marokkaanse man. Hij stelde mij voor om die 5 kilo wiet voor hem te bewaren. (…) Ik heb hem verteld dat de wiet weg is en dat de dieven gepakt zijn.
Van het appartementencomplex aan de [straatnaam 2] te [plaatsnaam] zijn camerabeelden uitgekeken. Verbalisant [verbalisant 1] heeft hierover in zijn proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021 onder meer het volgende gerelateerd:
Op de beelden van de nooduitgang (…) met de tijdsaanduiding 09 april 2021, 14.06:09, is te zien dat beide VE's via de noodtrap naar boven lopen. (…) Te zien is dat beide VE's met versnelde pas de trap op gaan. [5] (…) Op de beelden van de nooduitgang (…) met de tijdsaanduiding 09 april 2021, 14.10:37, is te zien dat VE1 en VE2 de trap weer af komen en door de nooduitgang naar buiten gaan. VE2 komt als eerste naar beneden met een grote rode geblokte big-shopper in zijn rechterhand. Achter hem komt VE1 naar beneden met een witte big-shopper van de [..] in zijn hand. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] beschrijft in een proces-verbaal van 10 april 2021 zijn bevindingen als volgt:
Op vrijdag 9 april 2021 omstreeks 15:10 uur kregen [C] en ik van de [.] van het Operationeel Centrum de opdracht om ons met spoed te begeven naar de kruising [.....] met de [straatnaam 1] . (…) Aldaar zouden twee Seat voertuigen rijden. De inzittenden van deze voertuigen zouden kort ervoor via de nooduitgang een seniorenflat op de [straatnaam 2] hebben verlaten met een grote tas met inhoud. (…) Ik maakte uit de berichtgeving op dat de melder dit verdacht vond en dat de drie personen daar niet thuis hoorden. De Seat voertuigen zouden zijn voorzien van kentekens [kenteken 1] (SEAT LEON) en [kenteken 2] (SEAT IBIZA). (…) Wij zagen dat de Ibiza voorop reed en dat er twee inzittenden in zaten. [7] (…) Ik zag dat de bijrijder vervolgens uit het voertuig stapte met een grote bigshopper tas. Ik zag dat deze tas meerkleurig was. [8]
(…) Ik ben vervolgens naar collega's [A] en [B] gelopen alwaar ik de persoon die zij hadden aangetroffen herkende als de genoemde bijrijder. Ik zag tevens de bigshoppertas die collega [A] had aangetroffen. Ik herkende de bigshopper tas als de tas die de bijrijder mee had genomen tijdens zijn vlucht. [9] De bijrijder bleek later [verdachte] te zijn. [10]
De in het strafrechtelijk onderzoek aangetroffen en inbeslaggenomen hennep is nader onderzocht. Verbalisant [verbalisant 3] heeft hierover in zijn proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021 het volgende opgeschreven [11] :
(…) Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid gedroogde henneptoppen/bloemen die op vrijdag 9 april 2021 in beslag waren genomen. Deze gedroogde henneptoppen/bloemen bestond uit twee partijen. Eén hoeveelheid/partij werd aangetroffen in een grote rood/wit geblokte bigshoppertas , op de oprit van perceel adres [adres 2] te [plaatsnaam] . In de bigshoppertas zaten 25 gesealde zakjes. Deze 25 gesealde zakjes wogen in totaal 3256,69 gram.
4.3.2.
Bewijsoverweging
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met een of meer onbekend gebleven personen op 9 april 2021 de woninginbraak aan de [straatnaam 2] in [plaatsnaam] heeft gepleegd en daar een hoeveelheid hennep heeft gestolen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de beelden in het dossier blijkt dat twee personen met een gekleurde bigshoppertas via de nooduitgang het gebouw aan de [straatnaam 2] verlaten. Niet ter discussie staat dat het verdachte is die vervolgens samen met een onbekend gebleven persoon in de Seat Ibiza van het appartementencomplex is weggereden. Na een korte achtervolging (eerst per auto en later te voet) wordt in de nabijheid van verdachte een gekleurde bigshoppertas aangetroffen. In deze tas blijkt hennep te zitten. Aangever heeft verklaard dat hij 5 kilo wiet in zijn woning bewaarde. Het gewicht van de hennep uit de bigshoppertas, tezamen met het gewicht van de aangetroffen hennep in de woning van aangever bedraagt om en nabij 5 kilogram. De rechtbank stelt vast dat, gelet op het korte tijdsbestek tussen de woninginbraak en het aantreffen van verdachte met de gekleurde bigshoppertas met de daarin aangetroffen hoeveelheid hennep, het niet anders kan zijn dan dat de hennep uit de bigshoppertas afkomstig is uit de woning van aangever. Dat verdachte, zo kort na de inbraak, met de buitgemaakte hennep wordt aangetroffen schreeuwt om een (geloofwaardige) verklaring van zijn zijde.
De verklaring van verdachte dat hij vanuit Amsterdam, via [plaatsnaam] , onderweg was naar Utrecht om zijn auto te laten repareren bij een betrouwbare garage waarvan hij de naam niet meer weet en dat hij een vage bekende in [plaatsnaam] zou afzetten, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Deze verklaring wordt weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen. Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder was van de Seat Ibiza, terwijl uit de bewijsmiddelen volgt dat hij de bijrijder was.
Partiële vrijspraak diefstal luchtdrukwapen en sieraden
Onder feit 1 op de tenlastelegging staat dat verdachte ook sieraden en een luchtdrukwapen zou hebben weggenomen. Uit het procesdossier volgt dat het luchtdrukwapen niet is weggenomen door verdachte, maar door de politie in beslag is genomen bij het doorzoeken van de woning van aangever. Daarnaast zijn de sieraden, in tegenstelling tot de hennep, niet bij verdachte of in of nabij de Seat Ibiza aangetroffen. De rechtbank twijfelt of de sieraden daadwerkelijk zijn weggenomen. Om voornoemde redenen zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het wegnemen van het luchtdrukwapen en de sieraden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op 9 april 2021 te [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, uit een woning (gelegen aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] [nummeraanduiding 1] ) een hoeveelheid hennep die toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2. op 9 april 2021 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 3256,69 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf moeten volgens de officier van justitie – nu een rapportage van de reclassering ontbreekt – geen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Ook vordert de officier van justitie een geldboete van € 1.720,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, gelet op de oriëntatiepunten die rechters gebruiken bij de straftoemeting (LOVS), om de straf te beperken tot het door verdachte al ondergane voorarrest en om daarnaast geen geldboete op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden op, met aftrek van het voorarrest. Gelet op de houding van verdachte en zijn gebrek aan medewerking met de reclassering ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een deels voorwaardelijke straf. Hieronder legt de rechtbank verder uit hoe zij de straf heeft bepaald.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning waarbij een grote hoeveelheid hennep is weggenomen. De rechtbank merkt op dat het stelen van hennep maatschappelijk als zeer belastend wordt ervaren. Met het stelen van hennep kunnen tegen minimale kosten grote geldbedragen worden verdiend, waarbij – vanwege het verboden karakter van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep – de aangiftebereidheid van het slachtoffer, en daarmee de kans op ontdekking, in het algemeen gering is. Bij ontdekking bestaat de kans dat de situatie uit de hand loopt, gelet op de (criminele) belangen bij de drugs van zowel de eigenaar als de inbrekers. Het plegen van een dergelijke inbraak versterkt dan ook het onveiligheidsgevoel in de buurt. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich door zo te handelen niet heeft bekommerd om de gevolgen, maar enkel oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Voor wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte (het zogeheten ‘uittreksel uit de justitiële documentatie’). Hieruit blijkt dat verdachte eerder een geldboete en meerdere keren een taakstraf opgelegd heeft gekregen voor soortgelijke feiten. Deze eerdere veroordelingen – en het feit dat verdachte in een proeftijd liep – hebben hem niet weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten. Dat betrekt de rechtbank in het nadeel van verdachte bij het bepalen van de straf.
8.3.3.
De conclusie
De straf
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat met geen andere straf kan worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de oplegging van die straf slaat de rechtbank acht op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (de zogeheten ‘LOVS-oriëntatiepunten’). De LOVS-oriëntatiepunten gaan, bij recidive voor een woninginbraak, uit van een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Strafvermeerderend weegt mee dat de inbraak samen met een of meer anderen is gepleegd en dat het een berekenende inbraak binnen het criminele circuit betreft. Voor wat betreft het Opiumwetfeit gaat het LOVS uit van een taakstraf voor de duur van 180 uren waartegenover een vervangende hechtenis van 3 maanden staat. De rechtbank acht een taakstraf, gelet op de aard, ernst en samenhang van de feiten, echter niet geschikt. Om dezelfde reden acht de rechtbank een geldboete niet geschikt. Daarbij komt dat ten aanzien van overtreding van de Opiumwet tevens sprake is van recidive als strafvermeerderende factor. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het feit dat de opgelegde straf hoger is dan het reeds ondergane voorarrest, bepaalt de rechtbank dat het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tenuitvoerlegging in het geheel toe te wijzen. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.1
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2020 (parketnummer 13-182452-19) is aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren met een proeftijd van twee jaren opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
9 maanden;
- bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-182452-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 15 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. N.M. Spelt en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Chanier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 9 april 2021 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning (gelegen aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] [nummeraanduiding 1] ) een hoeveelheid hennep en/of een of meerdere sieraden (twee ringen, een ketting
en/of een armband, allen zilver) en/of een luchtdrukwapen, althans enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311
d 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 9 april 2021 te Amersfoort en/of te Hoogland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig een (geschatte) hoeveelheid 3 tot 5 kilogram hennep in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 11 april, 19 april, 21 mei en 28 mei 2021, genummerd PL0900-2021109487, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 134. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 73.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 74.
4.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 118.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 88.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 89.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 10 april 2021, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 35.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 10 april 2021, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 36.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 10 april 2021, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 37.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 10 april 2021, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 38.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 85.