ECLI:NL:RBMNE:2021:5222

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
9162387
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op non-conformiteit woning en verzuim verkopers

In deze zaak vorderden [eiser/eiseres sub 1] c.s. schadevergoeding van [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 3] wegens non-conformiteit van een woning die zij op 2 november 2018 hadden gekocht. De woning vertoonde gebreken aan het dak, die pas na de levering aan het licht kwamen. De eisers stelden dat de verkopers tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de koopovereenkomst, omdat de woning niet voldeed aan de verwachtingen die zij op basis van de overeenkomst mochten hebben. De verkopers voerden verweer en stelden dat er geen sprake was van verzuim, omdat de eisers hen niet in gebreke hadden gesteld. De kantonrechter oordeelde dat de eisers niet aan hun klachtplicht hadden voldaan, omdat zij de gebreken niet tijdig hadden gemeld en geen schriftelijke aanmaning hadden gestuurd. Hierdoor was er geen verzuim aan de zijde van de verkopers, wat noodzakelijk is voor een schadevergoeding. De vorderingen van de eisers werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9162387 AC EXPL 21-1069 MdB/50803
Vonnis van 27 oktober 2021
inzake

1.[eiser/eiseres sub 1] ,

en
2.
[eiser/eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
gemachtigde: mr. D.D. Weeland,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

en
2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. J. Franken,
en tegen:

3.[gedaagde sub 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna ook [eiser/eiseres sub 1] c.s., [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , respectievelijk [gedaagde sub 3] genoemd. Gedaagden gezamenlijk worden [gedaagde sub 1] c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met vijftien producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , met één productie;
- de brief van [gedaagde sub 3] van 16 mei 2021, waarin zij zich conformeert aan de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
- de brief van mr. Weeland van 16 september 2021, met de producties 16, 17 en 18;
- de mondelinge behandeling van 27 september 2021, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser/eiseres sub 1] c.s. hebben op 2 november 2018 het bedrijfspand met bovenwoning aan de [adres] te [plaatsnaam] (hierna: de woning) gekocht van [gedaagde sub 1] c.s. De woning is op 31 december 2018 geleverd.
2.2.
Kort na de levering hebben [eiser/eiseres sub 1] c.s. de dakpannen van de woning laten vervangen. Bij de uitvoering van die werkzaamheden heeft de aannemer van [eiser/eiseres sub 1] c.s. aangegeven dat op de zolder van het achterhuis een deel van het dak zo verrot was dat er geen andere mogelijkheid was dan over te gaan tot vervanging van dat deel van het dak.
2.3.
De aannemer heeft vervolgens in opdracht van [eiser/eiseres sub 1] c.s. herstelwerkzaamheden aan het dak verricht, en daarvoor op 3 juni 2019 een factuur aan [eiser/eiseres sub 1] c.s. gestuurd van € 7.129,86.

3.Het geschil

3.1.
[eiser/eiseres sub 1] c.s. vorderen dat de kantonrechter [gedaagde sub 1] c.s., bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 7.129,86 aan schadevergoeding en € 731,34 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vorderen [eiser/eiseres sub 1] c.s. een veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van hun vorderingen stellen [eiser/eiseres sub 1] c.s. kort gezegd dat de woning niet beantwoord aan de koopovereenkomst, omdat de woning in verband met gebreken aan het dak niet de eigenschappen bezit die [eiser/eiseres sub 1] c.s. op grond van de koopovereenkomst mochten verwachten en die nodig zijn voor een normaal gebruik van de woning. Tegen die achtergrond stellen [eiser/eiseres sub 1] c.s. dat [gedaagde sub 1] c.s. tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst.
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben verweer gevoerd tegen de vorderingen, met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen met veroordeling van [eiser/eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten.
3.4.
Van de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. wordt betwist dat de woning niet beantwoord aan de koopovereenkomst. Verder hebben [gedaagde sub 1] c.s. aangevoerd dat [eiser/eiseres sub 1] c.s. de in het kader van de koop van de woning op hen rustende onderzoeksplicht hebben verzaakt. [gedaagde sub 1] c.s. hebben ook (de hoogte van) de herstelkosten betwist en aangevoerd dat er geen sprake is van schade. Daarbij hebben [gedaagde sub 1] c.s. er op gewezen dat de woning meer dan 110 jaar oud is, en dat de houten dakconstructie over de ‘houdbaarheidsdatum’ heen is, zodat rekening moet worden gehouden met een correctie van ‘nieuw voor oud’. Ten slotte hebben [gedaagde sub 1] c.s. aangevoerd dat zij niet in verzuim zijn omdat [eiser/eiseres sub 1] c.s. de gestelde gebreken aan het dak niet binnen bekwame tijd aan [gedaagde sub 1] c.s. hebben gemeld. [eiser/eiseres sub 1] c.s. hebben [gedaagde sub 1] c.s. geen schriftelijke aanmaning gestuurd en zij hebben [gedaagde sub 1] c.s. ook niet in de gelegenheid gesteld om die gebreken zelf te onderzoeken en indien nodig te herstellen. Doordat [eiser/eiseres sub 1] c.s. de gebreken aan het dak hebben laten herstellen voordat zij [gedaagde sub 1] c.s. over die gebreken hebben geïnformeerd, hebben [eiser/eiseres sub 1] c.s. volgens [gedaagde sub 1] c.s. hun klachtplicht geschonden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser/eiseres sub 1] c.s. beroepen zich op een tekortkoming van [gedaagde sub 1] c.s. in de voor hen uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. De vraag of van een dergelijke tekortkoming sprake is kan echter in het midden blijven. [gedaagde sub 1] c.s. hebben zich er namelijk terecht op beroepen dat er geen sprake is van verzuim aan hun zijde, wat voor het ontstaan van een verplichting tot schadevergoeding wel noodzakelijk is.
4.2.
Verzuim treedt op grond van het bepaalde in artikel 6:82 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
4.3.
[eiser/eiseres sub 1] c.s. hebben niet een dergelijke aanmaning aan [gedaagde sub 1] c.s. gestuurd. Er doet zich ook niet één van de in artikel 6:83 BW genoemde situaties voor, waarin het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. Het beroep dat [eiser/eiseres sub 1] c.s. in dit verband doen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt niet. Dat het enige tijd heeft geduurd voordat [gedaagde sub 1] c.s. inhoudelijk hebben gereageerd op de gestelde gebreken aan het dak maakt niet dat daardoor bij [eiser/eiseres sub 1] c.s. het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [gedaagde sub 1] c.s. zich niet meer op het ontbreken van verzuim zouden beroepen.
4.4.
Dit alles betekent dat [gedaagde sub 1] c.s. niet in verzuim zijn, en op grond van het bepaalde in artikel 6:74 lid 2 BW dus ook niet schadeplichtig zijn. Om die reden zullen de vorderingen van [eiser/eiseres sub 1] c.s. worden afgewezen.
4.5.
[eiser/eiseres sub 1] c.s. zullen als in de het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] begroot op € 622,- aan salaris gemachtigde (2 punten x € 311,-), en aan de zijde van [gedaagde sub 3] begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser/eiseres sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 622,- aan salaris gemachtigde, en aan de zijde van [gedaagde sub 3] begroot op nihil;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. den Besten, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021.
type: MdB (50803)
coll: VD (41624)