ECLI:NL:RBMNE:2021:5221

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
16-059144-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en poging tot bedrijfsinbraak met oplegging van deels voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak en poging tot bedrijfsinbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 oktober 2020 samen met anderen heeft ingebroken in een woning in Utrecht, waarbij goederen van twee slachtoffers zijn weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte op 22 oktober 2020 geprobeerd in te breken in een bedrijfspand, waarbij hij en zijn mededaders een gat in de muur hebben gemaakt. De rechtbank heeft de herkenningen van de verdachte door verbalisanten als voldoende specifiek en betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schroevendraaier, gebruikt bij de inbraak, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.059144.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen de raadsman, mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht, die verklaarde uitdrukkelijk gemachtigd te zijn verdachte ter terechtzitting te verdedigen, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1:op 16 oktober 2020 te Utrecht samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning, waarbij goederen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zijn weggenomen;
Feit 2: op 22 oktober 2020 te Utrecht samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd in te breken in een pand gelegen aan het [adres 2] , om goederen van [naam onderneming] weg te nemen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie is van mening dat de herkenningen van verdachte, opgemaakt door diverse verbalisanten, voldoende specifiek en betrouwbaar zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide aan verdachte ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman betoogd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de twee mannen op de camerabeelden ook de daders van de inbraak zijn. Bovendien kunnen de herkenningen die door de verbalisanten zijn opgemaakt op basis van de camerabeelden niet als betrouwbaar worden aangemerkt, nu op de camerabeelden geen specifieke onderscheidende persoonskenmerken te zien zijn. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat het enkel maken van een gat in een muur geen poging tot inbraak oplevert.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
Uit een
proces-verbaal van aangifteblijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte ook namens het slachtoffer [slachtoffer 2] . Op 16 oktober 2020 omstreeks 03.00 uur was ik, [slachtoffer 1] , thuis samen met mijn man op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding] en [nummeraanduiding/letteraanduiding] te [plaatsnaam] . Ik woon hier samen met mijn man. Omstreeks 03.00 uur lagen wij in bed. Op enig moment hoorde ik wat gerommel vanuit de keuken komen. Ik zag op datzelfde moment een lichtje branden op de gang van de keuken. Ik besloot even te gaan kijken. Ik liep de gang op en zag dat er een man gebukt bij een kastje op de gang stond. Ik zag dat deze man in het kastje aan het rommelen was. Ik zag dat deze man er als volgt uit zag:
- ik schat 30-35 jr oud, weet ik niet zeker [2]
- donkere kleding
- lang
Ik liep verder de gang op en schreeuwde: ' Wat doe je!? Wegwezen jij!''. Ik zag dat de man snel wegrende. Ik zag dat de man een schroevendraaier op de grond liet vallen voor de trap. Ik hoorde mijn man en de politie zeggen dat er niemand meer in de woning was en dat de tussendeur van de garage op de begane grond opengebroken was.
Opmerking verbalisanten: Wij zagen dat de sloten op de tussendeur in de garage opengebroken waren. Ook zagen wij dat de overige ruimtes op de begane grond overhoop lagen en dat de kastjes openstonden. [3]
In de bijlage “goederen” zijn weggenomen goederen nader gespecificeerd.
Bijlage goederen: Lepels, briefje 25 gulden, oude munten ongeveer 5 guldens, doosje met sierraden, dasspeld [4] en een handlamp. [5]
Uit een
proces-verbaalbetreffende de camerabeelden blijkt onder meer het volgende:
Op 17 december 2020 werden de beschikbaar gestelde opnamen van 16 oktober 2020 door mij, verbalisant, bekeken. Op de beelden waren 2 personen te zien. De beelden zijn aan diverse politieagenten getoond. Als verdachten werden herkend:
1: [verdachte] , [verdachte (voornaam)] , geboren op [1998] te [geboorteplaats] ; [6]
Op de beelden is de tijd te zien. Dit is de daadwerkelijke tijd.
Tijdstip Omschrijving
01.52.35
Verdachte 1 staat bij een raam en heeft een telefoon in zijn linkerhand. FOTO 1
01.52.47
Verdachte 1 en verdachte 2 kijken samen door een raam het gebouw in.
01.59.34
Verdachte 1 en verdachte 2 lopen weg.
02.01.50
Verdachte 1 en verdachte 2 komen weer aanlopen
02.18.21
Verdachten 1 en 2 lopen weer weg.
02.23.11
Verdachte 1 en verdachte 2 komen weer aanlopen.
02.51.25
Verdachten 1 en 2 rennen weg. [7]
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , en sinds maart 2017 werkzaam binnen basisteam [plaatsnaam] - [.] . Sinds januari 2019 ben ik werkzaam als wijkagent in de wijk [wijk 1] . In die hoedanigheid heb ik veelvuldig contact met de bewoners uit de genoemde wijk en de direct omliggende wijken. Ik zag de volgende begeleidende tekst bij de email waarin werd verzocht om herkenning in verband met een inbraak: "Naar aanleiding van een inbraak op 16 oktober j.l. op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding/letteraanduiding] zijn beelden beschikbaar gesteld. Het gaat om 2 verdachten die hier hebben ingebroken. Ik, verbalisant, opende vervo1gens de bijlagen. Op de twee foto's waarop het gezicht aan een man zichtbaar is, herkende ik direct en onmiskenbaar:
[verdachte] , [verdachte (voornaam)] ; [1998] te [plaatsnaam] .
Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur en gelaat. Ik heb tijdens mijn werk meerdere malen te maken gehad met [verdachte] . De laatste keer was op 9 juli 2019. [8]
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant, [verbalisant 2] , ben ruim zes (6) jaar werkzaam als wijkagent in de wijk [wijk 1] in [plaatsnaam] . Ik ben daardoor bekend met veel personen die daar woonachtig zijn of daar veelvuldig verblijven. Ik heb een mail ontvangen met verzoek tot herkenning van meerdere verdachten. Deze verdachten zouden in beeld komen voor een gepleegde inbraak op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding/letteraanduiding] in [plaatsnaam] . Bij deze mail waren in totaal drie (3) foto’s gevoegd. Op donderdag 12 november 2020 heb ik de beschikbare camera beelden van deze zaak alleen bekeken en ben op geen enkele wijze beïnvloed bij de herkenning van de verdachte(n). Ik herken de persoon, die afgebeeld staat op de foto's en zichtbaar is op de beschikbare camerabeelden, als de mij ambtshalve bekende [verdachte] en diens volledige personalia luid:
[verdachte] , [verdachte (voornaam)] , geboren [1998] te [geboorteplaats]
Ik zag dat [verdachte] het volgende signalement had;
- Jas, zwart van kleur, voorzien van capuchon,
- Spijkerbroek, donker blauw van kleur,
- Schoenen, donker van kleur,
Ik kom [verdachte] regelmatig tegen in de wijk [wijk 1] dan wel [wijk 2] en ben
daarom goed bekend met hem. Ik herken [verdachte] op de foto's en de beschikbare camerabeelden aan zijn gelaat in combinatie met de vorm van zijn neus, ogen en gezichtsbeharing. [9]
Bewijsmiddelen feit 2
Uit een
proces-verbaal van aangifteblijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte namens de [naam onderneming] aan de [adres 2] te [plaatsnaam] . [10] Op 22 oktober 2020 om 04:00 uur is er een gat geslagen in de gipsblokken die uitkomen op de kantine in de [naam onderneming] . Het gat is geslagen vanuit een naastgelegen fietsenstalling van de bovenliggende flat. Op camerabeelden is te zien dat er met een zaklamp vanuit de fietsenstalling de kantine in wordt geschenen. Dit duurt ongeveer 4 minuten. [11]
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Gekomen bij het gat in de muur is duidelijk dat dit gat gemaakt is op een eenvoudige wijze door het cement wat aangesmeerd was weg te hakken in de richting van de ruimte van [naam onderneming] . Hierdoor heeft men toegang gekregen tot het beveiligde gedeelte van [naam onderneming] . Het zicht via dit gat komt uit in de kantine van de [naam onderneming] . De achterliggende niet extra afgesloten ruimte is het magazijn van de [naam onderneming] . Gezien het aantal goederen aan mobiele telefoons, Iphone, Samsung, laptops, computers, etc heeft men via dat gat en het gebruik van zaklampen hier zicht op gekregen. Volgens de camerabeelden blijkt er ongeveer een minuut of 4 met zaklampen naar binnen geschenen te zijn. [12]
Uit een
proces-verbaalbetreffende camerabeelden blijkt onder meer het volgende:
- Persoon 1 in fietsenstalling komt aangelopen. Persoon 1 heeft een lichte broek en lichte broek aan met zwarte jas.
- Persoon 1 kijkt wat achterin de fietsenstalling rond en zet een fiets vanuit de rechterhoek opzij. [13]
- Er voegt zich een tweede persoon bij persoon 1. Persoon is volledig gekleed in het zwart met een zwarte capuchon.
- Persoon 2 doet iets van prikbewegingen maken aan de rechterzijde van de fietsenstalling.
- Persoon 2 is bezig met een voorwerp in zijn handen. [14]
- Persoon 1 komt met iets langs aangelopen. Persoon 2 loopt naar de voorzijde van de fietsenstalling en is beter in beeld. Persoon 2 werd op basis van de beelden herkend als verdachte [verdachte] , [1998] . [15]
- Persoon 2 loopt terug naar persoon 1. Persoon 1 is nog steeds met het lange voorwerp bezig in de rechterhoek van de fietsenstalling.
- Persoon 1 gaat op een verhoging staan. Persoon 2 neemt het over van persoon 1 en persoon 1 staat nu te kijken. [16]
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb bewegende beelden gezien.
Ik zag dat een van de twee mannen gekleed: zwarte jas met capuchon, blauwe spijkerbroek, zwarte sportschoenen en langer dan andere persoon in de richting van de camera kwam lopen. Ik herkende de man aan zijn postuur, gezicht, snor dragend en loopje voor 100% als de volgende man: [verdachte] , [verdachte (voornaam)] , geboren op [1998] te [geboorteplaats] .
Ik herkende deze man voor 100% omdat ik meerdere malen met hem gesproken heb op straat en in het bureau. Ik heb hem voor het laatst gesproken op 15 november 2020 te 21.15 uur aan de [straatnaam 2] te [plaatsnaam] . Ik heb deze man nog zien lopen 30 november 2020, omstreeks 14.00 uur op de brug van de [straatnaam 3] te [plaatsnaam] in exact dezelfde kleding als tijdens de genoemde camerabeelden. [17]
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ontving op 30 november 2020 een email met de tekst voor een herkenning bij een poging inbraak [naam onderneming] . Ik zag dat er bij de genoemde email drie bijlagen waren gevoegd. Na het openen van de bijlage herkende ik direct de man op de foto's als: [verdachte] . Ik herkende de man direct aan zijn postuur, lichaamshouding en opvallende gelaat. De genoemde [verdachte] heeft namelijk zeer opvallende wenkbrauwen. De laatste keer dat ik [verdachte] heb gezien was op 9 juli 2019 .
Ik, verbalisant, ben sinds maart 2017 werkzaam binnen basisteam [plaatsnaam] - [.] . Sinds januari 2019 ben ik werkzaam als wijkagent in [wijk 1] . In die hoedanigheid heb ik veelvuldig contact met de wijkbewoners vanuit de wijk [wijk 1] en de omliggende wijken. Genoemde [verdachte] heeft omgang met mannen uit de wijk [wijk 1] en is zelf opgegroeid in de aangrenzende wijk [wijk 2] . [18]
Bewijsoverwegingen
Feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat niet volgt uit het dossier dat de personen die herkend zijn op de camerabeelden de daders van de inbraak zijn. Ook is de herkenning van verdachte onvoldoende betrouwbaar, aldus de verdediging. De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en komt tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenningen van de verbalisanten voldoende specifiek zijn. De verbalisanten hebben blijkens de processen-verbaal de bewegende beelden gezien en op basis daarvan is de herkenning van verdachte tot stand gekomen. In de processen-verbaal is concreet gemaakt waaraan de verbalisanten verdachte hebben herkend. Verbalisanten kennen verdachte vanuit hun functie als wijkagent. De rechtbank heeft geen reden om aan de herkenningen te twijfelen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte is herkend als de persoon die op 16 oktober 2020 om 01.52 uur op de camerabeelden van de [straatnaam 1] [nummeraanduiding] en [nummeraanduiding/letteraanduiding] in [plaatsnaam] is te zien. Bij de door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakte herkenning is namelijk een screenshot gevoegd van dat tijdstip (FOTO 1). Kort daarna, tussen 2:23 en 2:51 uur, vindt de inbraak plaats. Uit het gedrag van verdachte om 01.52 uur, zoals dat op de camerabeelden en het proces-verbaal daarover is vastgelegd, kan worden afgeleid wat het doel van verdachte was. De handelingen van verdachte en zijn mededader kunnen op basis van hun uiterlijke verschijningsvorm naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden begrepen dan een voorverkenning tot een inbraak. Op de beelden is te zien dat verdachte en zijn mededader aan deuren en/of ramen voelen, samen gedurende enige tijd door een raam naar binnen kijken en met een lampje in de woning naar binnen schijnen. Daarna, om 01.59 uur, vertrekken ze weer. Om 2.23 uur komen weer twee personen aanlopen. Enige tijd later, om 2.51 uur, is te zien dat deze twee personen wegrennen. Dit tijdstip komt overeen met de aangifte, waaruit blijkt dat aangeefster heeft verklaard dat zij rond 3.00 uur geluid hoorde en een man in haar woning zag staan, die zij vervolgens heeft weggejaagd. Op basis van voornoemde gang van zaken bezien in onderlinge samenhang met de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de twee personen die op voornoemde tijdstippen op de camerabeelden te zien zijn, van wie er één op de beelden van 01:52 uur is herkend als verdachte, steeds dezelfde twee personen zijn en dat deze personen de inbraak hebben gepleegd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met een ander de inbraak heeft gepleegd.
Feit 2
De verdediging heeft aangevoerd dat het maken van een gat in de muur geen poging tot inbraak is. De rechtbank is het niet eens met de verdediging en komt op basis van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Indien en voorzover de verdediging heeft bedoeld ook voor wat betreft dit feit de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte op de beelden aan te vechten, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Ook hier zijn de herkenningen van de verbalisanten naar het oordeel van de rechtbank voldoende specifiek. Verbalisanten kennen verdachte vanuit hun functie als wijkagent. De verbalisanten hebben blijkens de processen-verbaal de bewegende beelden gezien en op basis daarvan is de herkenning van verdachte tot stand gekomen. In de processen-verbaal is concreet gemaakt waaraan de verbalisanten verdachte hebben herkend. De rechtbank heeft geen reden om aan de herkenningen te twijfelen en stelt dan ook vast dat verdachte één van de twee personen is die op de beelden van [naam onderneming] zijn te zien.
De rechtbank verwerpt voorts het betoog van de raadsman dat het maken van het gat in de muur niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot inbraak. Blijkens de camerabeelden is het maken van het gat in de muur gepaard gegaan met het langdurig (ongeveer vier minuten lang) door dat gat naar binnen kijken en met licht naar binnen schijnen in het bedrijfspand van [naam onderneming] , terwijl uit het dossier blijkt dat via dat gat zicht was op het magazijn van [naam onderneming] en de daar opgeslagen goederen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het plegen van diefstal en is een begin van uitvoering gemaakt. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van de poging tot inbraak.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 16 oktober 2020 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding/letteraanduiding] heeft weggenomen een hoeveelheid geld (guldens) en (zilveren) lepels en een sieradendoos en een (goudkleurige) dasspeld en een handlamp, die toebehoorden aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2
op 22 oktober 2020 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan het [adres 2] weg te nemen geld en/of goed(eren) van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam onderneming] , en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder hun bereik te brengen door middel van braak, met een mededader naar voornoemd bedrijfspand is gegaan, waarna hij en zijn mededader een gat hebben gemaakt in de muur van de kantine van voornoemd bedrijfspand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het/de weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen, verdiepingsdiagnostiek en een middelenverbod met urinecontroles.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging tot bedrijfsinbraak bij [naam onderneming] in [plaatsnaam] . Het is vanzelfsprekend dat dit buitengewoon vervelende feiten zijn, met name voor de directe slachtoffers, maar ook voor de maatschappij. Dit soort feiten zorgen immers voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving en schaden het vertrouwen dat mensen in elkaar en in de maatschappij hebben. Voor de directe slachtoffers levert het naast gevoelens van angst, onrust en onveiligheid een hoop financiële schade op. Verdachte heeft zich met zijn handelswijze daarvan geen rekenschap gegeven en hij heeft geen blijk gegeven respect te hebben voor de eigendommen van iemand anders. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte 12 oktober 2021;
- een reclasseringsadvies van 3 juni 2021, uitgebracht door [instelling 1] .
De rechtbank heeft op het uittreksel uit de justitiële documentatie gezien dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank constateert verder dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Uit het reclasseringsadvies begrijpt de rechtbank dat verdachte positieve resultaten heeft geboekt binnen het toezicht, maar dat verdachte nog niet op het juiste punt is aanbeland. De reclassering schat wel in dat het recidiverisico is verlaagd ten opzichte van de periode voordat het toezicht was gestart. De reclassering acht het van belang dat de huidige gedwongen hulpverlening wordt gecontinueerd, en dat daarnaast als voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel wordt opgenomen dat verdachte meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek. Uit het advies begrijpt de rechtbank dat verdachte bij de reclassering heeft aangegeven nog niet te weten of hij wil meewerken aan een aangescherpte vorm van toezicht.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor woninginbraak uit van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en voor een bedrijfsinbraak uit van een taakstraf voor de duur van 120 uren, dan wel, indien sprake is van recidive, een gevangenisstraf voor de duur van tien weken.
Gelet op de ernst van de feiten kan met geen andere straf worden volstaan dan met het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank neemt echter in ogenschouw hetgeen door de reclassering is geadviseerd en acht het daarom van belang dat verdachte een deels voorwaardelijke straf opgelegd krijgt, waaraan de bijzondere voorwaarden gekoppeld kunnen worden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, een passende straf is. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de volgende voorwaarden koppelen: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan verdiepingsdiagnostiek. De rechtbank stelt de proeftijd vast op twee jaren en wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank ziet namelijk geen onderbouwing of aanknopingspunten voor een langere proeftijd dan twee jaren.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een schroevendraaier, verbeurd verklaren. Met betrekking tot dit voorwerp is het onder feit 1 bewezen verklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 3 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
Algemene voorwaarden:
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden:
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich blijft melden bij [instelling 1] , op het adres [adres 3] te [plaatsnaam] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
* zich laat behandelen door [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
* verblijft bij [instelling 3] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
* meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek;
* meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een stuk gereedschap (een schroevendraaier) (G2714731).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mrs. G.A. Bos en A.J. Reitsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 oktober 2020 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning (aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding/letteraanduiding] ) heeft weggenomen een hoeveelheid
geld (guldens) en/of (zilveren) lepels en/of een sieradendoos en/of een
(goudkleurige) dasspeld en/of een handlamp, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 22 oktober 2020 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een (bedrijfs)pand gelegen aan het
[adres 2] ) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel
of ten dele toebehorende aan [naam onderneming] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met
een of meer van zijn mededader(s) naar voornoemd (bedrijfs)pand is gegaan, en/of
waarna hij en/of zijn mededader(s) een gat hebben gemaakt in de muur van de
kantine van voornoemd (bedrijfs)pand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 maart 2021, genummerd PL0900-2021067609, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 116. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 51.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 52.
4.Bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 54.
5.Bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 55.
6.Een proces-verbaal, pagina 61,
7.Een proces-verbaal, pagina 62.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 71.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 78.
10.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 82.
11.Bijlage bij een proces-verbaal van aangifte, pagina 84.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 88.
13.Een proces-verbaal, pagina 101.
14.Een proces-verbaal, pagina 102.
15.Een proces-verbaal, pagina 103.
16.Een proces-verbaal, pagina 104.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 107.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 112.