02.51.25Verdachten 1 en 2 rennen weg.
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , en sinds maart 2017 werkzaam binnen basisteam [plaatsnaam] - [.] . Sinds januari 2019 ben ik werkzaam als wijkagent in de wijk [wijk 1] . In die hoedanigheid heb ik veelvuldig contact met de bewoners uit de genoemde wijk en de direct omliggende wijken. Ik zag de volgende begeleidende tekst bij de email waarin werd verzocht om herkenning in verband met een inbraak: "Naar aanleiding van een inbraak op 16 oktober j.l. op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding/letteraanduiding] zijn beelden beschikbaar gesteld. Het gaat om 2 verdachten die hier hebben ingebroken. Ik, verbalisant, opende vervo1gens de bijlagen. Op de twee foto's waarop het gezicht aan een man zichtbaar is, herkende ik direct en onmiskenbaar:
[verdachte] , [verdachte (voornaam)] ; [1998] te [plaatsnaam] .
Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur en gelaat. Ik heb tijdens mijn werk meerdere malen te maken gehad met [verdachte] . De laatste keer was op 9 juli 2019.
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant, [verbalisant 2] , ben ruim zes (6) jaar werkzaam als wijkagent in de wijk [wijk 1] in [plaatsnaam] . Ik ben daardoor bekend met veel personen die daar woonachtig zijn of daar veelvuldig verblijven. Ik heb een mail ontvangen met verzoek tot herkenning van meerdere verdachten. Deze verdachten zouden in beeld komen voor een gepleegde inbraak op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding/letteraanduiding] in [plaatsnaam] . Bij deze mail waren in totaal drie (3) foto’s gevoegd. Op donderdag 12 november 2020 heb ik de beschikbare camera beelden van deze zaak alleen bekeken en ben op geen enkele wijze beïnvloed bij de herkenning van de verdachte(n). Ik herken de persoon, die afgebeeld staat op de foto's en zichtbaar is op de beschikbare camerabeelden, als de mij ambtshalve bekende [verdachte] en diens volledige personalia luid:
[verdachte] , [verdachte (voornaam)] , geboren [1998] te [geboorteplaats]
Ik zag dat [verdachte] het volgende signalement had;
- Jas, zwart van kleur, voorzien van capuchon,
- Spijkerbroek, donker blauw van kleur,
- Schoenen, donker van kleur,
Ik kom [verdachte] regelmatig tegen in de wijk [wijk 1] dan wel [wijk 2] en ben
daarom goed bekend met hem. Ik herken [verdachte] op de foto's en de beschikbare camerabeelden aan zijn gelaat in combinatie met de vorm van zijn neus, ogen en gezichtsbeharing.
Bewijsmiddelen feit 2
Uit een
proces-verbaal van aangifteblijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte namens de [naam onderneming] aan de [adres 2] te [plaatsnaam] .Op 22 oktober 2020 om 04:00 uur is er een gat geslagen in de gipsblokken die uitkomen op de kantine in de [naam onderneming] . Het gat is geslagen vanuit een naastgelegen fietsenstalling van de bovenliggende flat. Op camerabeelden is te zien dat er met een zaklamp vanuit de fietsenstalling de kantine in wordt geschenen. Dit duurt ongeveer 4 minuten.
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Gekomen bij het gat in de muur is duidelijk dat dit gat gemaakt is op een eenvoudige wijze door het cement wat aangesmeerd was weg te hakken in de richting van de ruimte van [naam onderneming] . Hierdoor heeft men toegang gekregen tot het beveiligde gedeelte van [naam onderneming] . Het zicht via dit gat komt uit in de kantine van de [naam onderneming] . De achterliggende niet extra afgesloten ruimte is het magazijn van de [naam onderneming] . Gezien het aantal goederen aan mobiele telefoons, Iphone, Samsung, laptops, computers, etc heeft men via dat gat en het gebruik van zaklampen hier zicht op gekregen. Volgens de camerabeelden blijkt er ongeveer een minuut of 4 met zaklampen naar binnen geschenen te zijn.
Uit een
proces-verbaalbetreffende camerabeelden blijkt onder meer het volgende:
- Persoon 1 in fietsenstalling komt aangelopen. Persoon 1 heeft een lichte broek en lichte broek aan met zwarte jas.
- Persoon 1 kijkt wat achterin de fietsenstalling rond en zet een fiets vanuit de rechterhoek opzij.
- Er voegt zich een tweede persoon bij persoon 1. Persoon is volledig gekleed in het zwart met een zwarte capuchon.
- Persoon 2 doet iets van prikbewegingen maken aan de rechterzijde van de fietsenstalling.
- Persoon 2 is bezig met een voorwerp in zijn handen.
- Persoon 1 komt met iets langs aangelopen. Persoon 2 loopt naar de voorzijde van de fietsenstalling en is beter in beeld. Persoon 2 werd op basis van de beelden herkend als verdachte [verdachte] , [1998] .
- Persoon 2 loopt terug naar persoon 1. Persoon 1 is nog steeds met het lange voorwerp bezig in de rechterhoek van de fietsenstalling.
- Persoon 1 gaat op een verhoging staan. Persoon 2 neemt het over van persoon 1 en persoon 1 staat nu te kijken.
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb bewegende beelden gezien.
Ik zag dat een van de twee mannen gekleed: zwarte jas met capuchon, blauwe spijkerbroek, zwarte sportschoenen en langer dan andere persoon in de richting van de camera kwam lopen. Ik herkende de man aan zijn postuur, gezicht, snor dragend en loopje voor 100% als de volgende man: [verdachte] , [verdachte (voornaam)] , geboren op [1998] te [geboorteplaats] .
Ik herkende deze man voor 100% omdat ik meerdere malen met hem gesproken heb op straat en in het bureau. Ik heb hem voor het laatst gesproken op 15 november 2020 te 21.15 uur aan de [straatnaam 2] te [plaatsnaam] . Ik heb deze man nog zien lopen 30 november 2020, omstreeks 14.00 uur op de brug van de [straatnaam 3] te [plaatsnaam] in exact dezelfde kleding als tijdens de genoemde camerabeelden.
Uit een
proces-verbaal van bevindingenblijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ontving op 30 november 2020 een email met de tekst voor een herkenning bij een poging inbraak [naam onderneming] . Ik zag dat er bij de genoemde email drie bijlagen waren gevoegd. Na het openen van de bijlage herkende ik direct de man op de foto's als: [verdachte] . Ik herkende de man direct aan zijn postuur, lichaamshouding en opvallende gelaat. De genoemde [verdachte] heeft namelijk zeer opvallende wenkbrauwen. De laatste keer dat ik [verdachte] heb gezien was op 9 juli 2019 .
Ik, verbalisant, ben sinds maart 2017 werkzaam binnen basisteam [plaatsnaam] - [.] . Sinds januari 2019 ben ik werkzaam als wijkagent in [wijk 1] . In die hoedanigheid heb ik veelvuldig contact met de wijkbewoners vanuit de wijk [wijk 1] en de omliggende wijken. Genoemde [verdachte] heeft omgang met mannen uit de wijk [wijk 1] en is zelf opgegroeid in de aangrenzende wijk [wijk 2] .
Bewijsoverwegingen
Feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat niet volgt uit het dossier dat de personen die herkend zijn op de camerabeelden de daders van de inbraak zijn. Ook is de herkenning van verdachte onvoldoende betrouwbaar, aldus de verdediging. De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en komt tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenningen van de verbalisanten voldoende specifiek zijn. De verbalisanten hebben blijkens de processen-verbaal de bewegende beelden gezien en op basis daarvan is de herkenning van verdachte tot stand gekomen. In de processen-verbaal is concreet gemaakt waaraan de verbalisanten verdachte hebben herkend. Verbalisanten kennen verdachte vanuit hun functie als wijkagent. De rechtbank heeft geen reden om aan de herkenningen te twijfelen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte is herkend als de persoon die op 16 oktober 2020 om 01.52 uur op de camerabeelden van de [straatnaam 1] [nummeraanduiding] en [nummeraanduiding/letteraanduiding] in [plaatsnaam] is te zien. Bij de door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakte herkenning is namelijk een screenshot gevoegd van dat tijdstip (FOTO 1). Kort daarna, tussen 2:23 en 2:51 uur, vindt de inbraak plaats. Uit het gedrag van verdachte om 01.52 uur, zoals dat op de camerabeelden en het proces-verbaal daarover is vastgelegd, kan worden afgeleid wat het doel van verdachte was. De handelingen van verdachte en zijn mededader kunnen op basis van hun uiterlijke verschijningsvorm naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden begrepen dan een voorverkenning tot een inbraak. Op de beelden is te zien dat verdachte en zijn mededader aan deuren en/of ramen voelen, samen gedurende enige tijd door een raam naar binnen kijken en met een lampje in de woning naar binnen schijnen. Daarna, om 01.59 uur, vertrekken ze weer. Om 2.23 uur komen weer twee personen aanlopen. Enige tijd later, om 2.51 uur, is te zien dat deze twee personen wegrennen. Dit tijdstip komt overeen met de aangifte, waaruit blijkt dat aangeefster heeft verklaard dat zij rond 3.00 uur geluid hoorde en een man in haar woning zag staan, die zij vervolgens heeft weggejaagd. Op basis van voornoemde gang van zaken bezien in onderlinge samenhang met de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de twee personen die op voornoemde tijdstippen op de camerabeelden te zien zijn, van wie er één op de beelden van 01:52 uur is herkend als verdachte, steeds dezelfde twee personen zijn en dat deze personen de inbraak hebben gepleegd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met een ander de inbraak heeft gepleegd.
Feit 2
De verdediging heeft aangevoerd dat het maken van een gat in de muur geen poging tot inbraak is. De rechtbank is het niet eens met de verdediging en komt op basis van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Indien en voorzover de verdediging heeft bedoeld ook voor wat betreft dit feit de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte op de beelden aan te vechten, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Ook hier zijn de herkenningen van de verbalisanten naar het oordeel van de rechtbank voldoende specifiek. Verbalisanten kennen verdachte vanuit hun functie als wijkagent. De verbalisanten hebben blijkens de processen-verbaal de bewegende beelden gezien en op basis daarvan is de herkenning van verdachte tot stand gekomen. In de processen-verbaal is concreet gemaakt waaraan de verbalisanten verdachte hebben herkend. De rechtbank heeft geen reden om aan de herkenningen te twijfelen en stelt dan ook vast dat verdachte één van de twee personen is die op de beelden van [naam onderneming] zijn te zien.
De rechtbank verwerpt voorts het betoog van de raadsman dat het maken van het gat in de muur niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot inbraak. Blijkens de camerabeelden is het maken van het gat in de muur gepaard gegaan met het langdurig (ongeveer vier minuten lang) door dat gat naar binnen kijken en met licht naar binnen schijnen in het bedrijfspand van [naam onderneming] , terwijl uit het dossier blijkt dat via dat gat zicht was op het magazijn van [naam onderneming] en de daar opgeslagen goederen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het plegen van diefstal en is een begin van uitvoering gemaakt. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van de poging tot inbraak.