ECLI:NL:RBMNE:2021:5204

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 278
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging toegang tot raadsvergaderingen en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van Veenendaal, en de burgemeester van de gemeente Veenendaal. Eiser had in een eerder besluit de toegang tot de raadsvergaderingen van de gemeenteraad van Veenendaal ontzegd gekregen voor de duur van drie maanden, met ingang van 1 september 2020. Dit besluit was genomen op basis van herhaaldelijke verstoringen van de orde door eiser tijdens de vergaderingen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Tijdens de zittingen, die via een beeldverbinding plaatsvonden, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de ontzegging onterecht was en dat hij geen verstoringen had veroorzaakt. Eiser voerde aan dat zijn gedragingen binnen de vrijheid van meningsuiting vielen en dat hij schade had geleden door de ontzegging, waaronder inkomens- en reputatieschade. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de periode van ontzegging inmiddels was verstreken en dat eiser vanaf 1 januari 2021 weer toegang had tot de vergaderingen. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden als gevolg van het bestreden besluit en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang meer was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/278

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Veenendaal, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Janssen).

Procesverloop

In het besluit van 21 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser de toegang tot de vergaderingen van de gemeenteraad van Veenendaal ontzegd voor de duur van drie maanden met ingang van 1 september 2020.
In het besluit van 1 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2021 via een beeldverbinding. Eiser is verschenen, samen met zijn echtgenote [A] . Verder is [B] , onderzoekster en bestuurskundige verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 10 september 2021 via een beeldverbinding. Eiser is verschenen, samen met zijn echtgenote [A] . Verder zijn verschenen [B] , en [C] , raadslid binnen de gemeente Veenendaal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging er aan het bestreden besluit vooraf?
1. Verweerder heeft eiser de toegang tot de vergaderingen van de gemeenteraad van Veenendaal voor de duur van drie maanden ontzegd op grond van artikel 26, tweede lid, van de Gemeentewet en deze beslissing bij het bestreden besluit gehandhaafd, met dien verstande dat verweerder de ingangsdatum van de ontzegging heeft gewijzigd naar 1 oktober 2020. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser zich in het verleden herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan verstoringen van de orde, zoals opgenomen in artikel 18, tweede lid, van het Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Veenendaal 2016. Verder heeft verweerder daarbij betrokken dat raadsleden melding hebben gemaakt dat zij zich door eiser belemmerd voelen in de uitoefening van hun werkzaamheden. In een brief van 12 februari 2020 heeft verweerder eiser gewezen op de regels omtrent het ordentelijk verloop van vergaderingen en bijeenkomsten van de gemeenteraad. Verweerder heeft eiser verzocht om zich aan deze regels te houden. Omdat dit niet tot het voor verweerder gewenste resultaat heeft geleid, heeft hij zich genoodzaakt gezien eiser de toegang tot de vergaderingen van de gemeenteraad te ontzeggen. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, nu deze is gebaseerd op een procedure vol met leugens en onwaarheden, zonder dat er aan waarheidsvinding wordt gedaan. Eiser meent dat hij de orde van de vergaderingen van de gemeenteraad niet heeft verstoord en dat de door verweerder aangehaalde ordeverstoringen in de context van dat moment moeten worden gezien. Eiser heeft geen enkele brief of aangifte van een raadslid ontvangen. Volgens eiser passen zijn schriftelijke en mondelinge gedragingen binnen de vrijheid van meningsuiting. Tot slot stelt eiser dat verweerder, ondanks het advies van de bezwaarschriftencommissie en de uitspraak van de voorzieningenrechter, ten onrechte niet op zijn verzoek tot een persoonlijk gesprek is ingegaan.
Heeft eiser een procesbelang?
3. Zoals ter zitting met partijen is besproken, dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of eiser een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de gronden van zijn beroep. Pas als deze vraag positief is beantwoord komt de rechtbank toe aan het beoordelen van eisers argumenten. Het procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Het gaat er daarbij om te beoordelen of het doel dat de belanghebbende met het beroep voor ogen staat, ook met het beroep kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is.
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser met ingang van 1 oktober 2020 voor drie maanden de toegang tot de vergaderingen van de gemeenteraad is ontzegd en dat hij dus tot 1 januari 2021 geen toegang had tot de raadsvergaderingen. Deze periode is inmiddels verstreken en eiser is vanaf 1 januari 2021 niet langer de toegang tot de raadsvergaderingen ontzegd. Hieruit leidt de rechtbank af dat het procesbelang van eiser in beroep in ieder geval niet gelegen kan zijn in de wens van eiser de vergaderingen van de gemeenteraad van Veenendaal weer bij te wonen. Hij kan vanaf 1 januari 2021 de raadsvergaderingen immers desgewenst weer bijwonen. De rechtbank merkt op dat niet valt in te zien dat hij door de beoordeling van zijn argumenten in beroep in een gunstiger materiële positie zou kunnen komen.
5. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter kan procesbelang ook bestaan indien iemand stelt schade te hebben geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming. [2] Daartoe is vereist dat de betrokkene tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat de gestelde schade daadwerkelijk als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming is geleden.
6. Eiser heeft in de beroepsprocedure naar voren gebracht dat hij schade heeft geleden als gevolg van het bestreden besluit en dat deze schade uit verschillende posten bestaat. Eiser stelt dat hij inkomens- en omzetschade heeft geleden, omdat zijn theaterbureau als gevolg van het bestreden besluit geen opdrachten meer krijgt. Dit vanwege het feit dat de naam van eiser op het internet circuleert en in verband wordt gebracht met de affaires binnen de gemeente Veenendaal. Eiser stelt verder dat hij reputatieschade heeft geleden als gevolg van de veelvuldige en manipulatieve berichtgeving met naam en foto’s in de lokale media. Eiser stelt dat hij slachtofferschade heeft geleden als gevolg van een fysieke en psychische aanval op zijn persoon en integriteit. Tot slot stelt eiser dat zijn procesbelang is gelegen in een vergoeding van de proceskosten, griffiekosten en indirecte kosten, waaronder verletkosten.
7. De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog en is van oordeel dat eiser ook geen procesbelang heeft op grond van de door hem gestelde schade als gevolg van het bestreden besluit. Daarbij is van belang dat eiser niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van het bestreden besluit schade heeft geleden. De rechtbank stelt vast dat eiser op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat hij als gevolg van de ontzegging van de toegang tot de vergaderingen van de raad minder opdrachten heeft binnengekregen voor zijn theaterbureau en dat hij dus omzetschade heeft geleden. Daarnaast heeft eiser niet onderbouwd waar de reputatie- en slachtofferschade uit bestaat en dat deze gestelde schade het gevolg is van het bestreden besluit. Eiser heeft verder ook geen inzicht gegeven in de hoogte van het schadebedrag, hetgeen wel op de weg ligt van degene die stelt schade te hebben geleden. Eiser heeft enkel gesteld dat hij recht heeft op een schadevergoeding tussen de € 8,- en € 25.000,-, maar heeft dit niet verder geconcretiseerd. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] kan het procesbelang evenmin worden ontleend aan het verzoek om proceskostenvergoeding die in de procedure zijn gemaakt. De rechtbank stelt overigens vast dat eiser zich in deze procedure niet heeft laten bijstaan door een professioneel gemachtigde en daarom geen aanspraak maakt op proceskosten in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Wat is de conclusie?
8. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is nu geen sprake is van procesbelang van eiser in deze procedure.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is buiten staat de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 22 september 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:4010).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:615).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 28 maart 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:B20142).