ECLI:NL:RBMNE:2021:5196
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep na toekenning IVA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had in eerste instantie een uitkering op grond van de Ziektewet, maar in een besluit van 21 april 2020 werd haar recht op deze uitkering ingetrokken. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 9 juli 2020. Vervolgens heeft verzoekster beroep ingesteld tegen dit besluit.
Op 5 oktober 2021 heeft verweerder echter besloten om verzoekster een uitkering toe te kennen op basis van de Inkomensvoorziening Volledig duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA), met terugwerkende kracht vanaf 14 januari 2019. Dit leidde ertoe dat verzoekster haar beroep heeft ingetrokken, maar zij verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder heeft aangegeven geen verweer te voeren tegen de proceskostenveroordeling, mits deze op basis van de geldende regelgeving plaatsvond.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 2.665,48, inclusief de kosten voor rechtsbijstand en medische kosten. Tevens is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.