Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2021 in de zaak tussen
[verzoekster] uit [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai)
Rechtbank Midden-Nederland
Op 26 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.J. Hoogeveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door S.N. Westmaas-Kanhai. Verzoekster had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 31 augustus 2020, dat haar Ziektewetuitkering beëindigde. Na een deskundigenbericht heeft verweerder het besluit gewijzigd op 17 augustus 2021, waardoor de uitkering werd voortgezet. Verzoekster trok haar beroep in en verzocht om een proceskostenveroordeling, waarop verweerder akkoord ging conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat de proceskosten voor de rechtsbijstand van verzoekster vastgesteld konden worden op € 1.496,-, en de kosten voor de ingeschakelde deskundige op € 2.601,50, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 4.097,50 dat verweerder aan verzoekster moest vergoeden. Tevens werd verweerder verplicht om het griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de beslissing.