Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verdere verloop van de procedure
2.Waar gaat het over?
3.Wat de kantonrechter ervan vindt
372,00(3 punten x tarief € 124,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Goudse Schadeverzekeringen N.V. en een gedaagde partij. Goudse Schadeverzekeringen vorderde betaling van premie voor een autoverzekering die volgens hen was afgesloten door de gedaagde. De gedaagde ontkende echter de overeenkomst te hebben gesloten en stelde dat hij de auto, waarvoor de verzekering was afgesloten, inmiddels had overgedragen en gesloopt. De kantonrechter heeft de zaak mondeling behandeld op 13 juli 2021 en een tussenuitspraak gedaan, waarbij partijen werden opgedragen om stukken aan te leveren ter onderbouwing van hun stellingen.
De kantonrechter oordeelde dat Goudse Schadeverzekeringen voldoende bewijs had geleverd dat de overeenkomst tot stand was gekomen. Het verweer van de gedaagde werd als niet aannemelijk beschouwd. De kantonrechter concludeerde dat de verzekering was beëindigd op het moment dat de auto aan een derde was overgedragen en gesloopt, op basis van artikel 7:948 lid 2 BW. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde nog vier maanden premie verschuldigd was, ter waarde van € 412,40, en dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet konden worden toegewezen omdat deze niet correct waren onderbouwd.
Daarnaast werd de wettelijke rente toegewezen vanaf 30 januari 2020, omdat de gedaagde vanaf dat moment in verzuim was. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Goudse Schadeverzekeringen, die in totaal zijn begroot op € 987,22. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.