Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen op basis van een onderzoek naar drugsgebruik. Het primaire besluit van het CBR, dat op 9 oktober 2020 werd genomen, stelde dat het rijbewijs ongeldig bleef. Eiser betwistte echter dat hij de uitslagen van het onderzoek had ontvangen, en stelde dat hij hierdoor niet in staat was om binnen de gestelde termijn een tweede onderzoek aan te vragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het aan het CBR is om aan te tonen dat de brieven met de uitslag van het onderzoek op regelmatige wijze zijn aangeboden aan de eiser. De rechtbank oordeelde dat het CBR niet voldoende bewijs had geleverd dat de brieven daadwerkelijk waren ontvangen door de eiser. Dit leidde tot de conclusie dat eiser niet de mogelijkheid had gehad om een tweede onderzoek aan te vragen, wat hem wel was aangeboden in de correspondentie van het CBR.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank droeg het CBR op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de mogelijkheid voor eiser om een tweede onderzoek aan te vragen. Tevens werd het CBR veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige communicatie en bewijsvoering door bestuursorganen in bestuursrechtelijke procedures.