In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg, op zijn verzoek van 29 april 2020 om inzage in zijn persoonsgegevens op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiser heeft verzocht om de hoogte van de verbeurde dwangsom vast te stellen, omdat hij meent dat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft op 20 mei 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voldoende heeft aangetoond dat hij in aanmerking komt voor vrijstelling van het griffierecht. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat eiser eerst een ingebrekestelling had moeten sturen voordat hij beroep kon instellen. Eiser heeft op 13 juni 2020 een brief gestuurd, maar de rechtbank oordeelt dat deze brief niet kan worden aangemerkt als een formele ingebrekestelling. De rechtbank concludeert dat de brief onvoldoende duidelijkheid biedt over de aanvraag en dat verweerder niet in gebreke is gesteld.
Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een dwangsom. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel en is openbaar gemaakt op 15 oktober 2021. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.