ECLI:NL:RBMNE:2021:5176

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
16.156764.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en voordeel trekken uit seksuele uitbuiting

Op 26 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De zaak betreft de periode van 1 juni 2020 tot en met 19 januari 2021, waarin de verdachte samen met een medeverdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van een slachtoffer. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 23 augustus 2021 en 12 oktober 2021. De officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. I.A. van Straalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De tenlastelegging omvatte onder andere het werven van het slachtoffer met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die in een kwetsbare positie verkeerde, zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dwang of misleiding in de periode tot 15 januari 2021, en sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten. Echter, vanaf 15 januari 2021, toen het slachtoffer €3.800,- aan de medeverdachte gaf met de bedoeling dat dit geld naar haar kinderen in Spanje zou worden gestuurd, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de seksuele uitbuiting van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor 5 jaar, waarbij hij zich moest onthouden van contact met het slachtoffer. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot een bedrag van €4.800,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.156764.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 augustus 2021 en 12 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. I.A. van Straalen, advocaat te Den Haag, alsmede hetgeen mr. M.L. Hoogendoorn, advocaat te Leiden namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
zich in de periode van 1 juni 2020 tot en met 19 januari 2021 in Nederland, samen met een ander, ten aanzien van [slachtoffer] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank ziet geen belemmering voor een inhoudelijke behandeling van deze strafzaak.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, voor zover het betreft de pleegperiode van 10 december 2020 tot en met 19 januari 2021. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben zich schuldig gemaakt aan mensenhandel op grond van artikel 273f sub 1º, 4º, 6º en 9º van het Wetboek van Strafrecht. Zij hebben misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), en haar door misleiding geworven voor seksuele uitbuiting. Verder hebben verdachten hier voordeel uit getrokken; Er is sprake van het oogmerk van uitbuiting of een uitbuitingssituatie door de aard van de werkzaamheden (sekswerk) en de afspraak om het geld volgens 50/50 te delen.
Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van hetgeen op grond van artikel 273 f, eerste lid onder sub 3º, van het Wetboek van Strafrecht is tenlastegelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
De verklaringen van aangeefster zijn onbetrouwbaar en niet te controleren. [slachtoffer] verkeerde in de veronderstelling dat een veroordeling van verdachte(n) haar een verblijfstitel in Nederland zou opleveren. Hoewel [slachtoffer] geen verblijfsvergunning had om in Nederland te werken, was zij niet kwetsbaar maar een assertieve en mondige prostituee die haar eigen keuzes vrijwillig heeft bepaald op basis van haar eigen maatstaven. Er is geen bewijs dat verdachte [slachtoffer] heeft ‘bewogen’ om naar Nederland te komen. Er is geen sprake van feitelijke uitbuiting, noch van het oogmerk van uitbuiting. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de vooropgestelde bedoeling heeft gehad dat [slachtoffer] een geldbedrag werd afgenomen. Verdachte heeft daarbij geen enkele betrokkenheid gehad. Er is geen sprake van medeplegen hoewel is aan te nemen dat verdachte invloed heeft gehad op de totstandkoming van het contact tussen [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In de telefoon van [slachtoffer] is telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld aan de naam [bijnaam 1] . [2]
[slachtoffer] heeft [verdachte] aan de hand van een foto herkend als ‘ [bijnaam 1] ’. [3]
In de iPhone 12 van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) is onder meer het volgende contact opgeslagen: [bijnaam 1] nieuw nummer [telefoonnummer] . [4]
[slachtoffer] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat [bijnaam 1] tegen haar heeft gezegd: “Jij wordt in Nederland begeleid door een vertrouwenspersoon van mij. Die vertrouwenspersoon was [bijnaam 2] ”. [5]
In de telefoon van [slachtoffer] is onder meer de volgende berichtenwisseling met [bijnaam 1] opgeslagen:
(
[accountnaam 2] = [slachtoffer] , toelichting door de rechtbank)
“12-1-2021
[bijnaam 1] : You speak to my friend?
[accountnaam 2] : Yes we start tomorrow. How old it’s the guy?
[bijnaam 1] : Hes old and smart inuff he just ceap you safe and hendels the cash flow between you and me. [6]
In de telefoon van [slachtoffer] is onder meer de volgende berichtenwisseling met [accountnaam 1]
(
[medeverdachte] , toelichting door de rechtbank) opgeslagen:

12-1-2021
[accountnaam 2] : Hi
[accountnaam 1] : I got your number from my friend
[accountnaam 2] : he talk to me about work in Utrecht with you
[accountnaam 1] : Yes of course. Then we can work. [7] I can tell you. You can earn alot of money. We are a team haha. [8]
[accountnaam 2] : Jajajaja good perfect
[accountnaam 1] Listen im gonna make a advertisement
[accountnaam 2] : Ok perfect
[accountnaam 2] : So I can start tomorrow
[accountnaam 1] : That able. I got a work phone. For clients
[accountnaam 2] : Perfect [9]
14-1-2021
[accountnaam 1] : Bring the cash here. [10]
15-01-2021
[accountnaam 2] : We can send the money to Marbella?
[accountnaam 1] : Yes i said to you that can. [11]
In de telefoon van [slachtoffer] is onder meer de volgende berichtenwisseling met [bijnaam 1] opgeslagen:

15-1-2021
[accountnaam 2] : I give the money to your friend. We you can think u have the money for send the bbysitter. I have the person for the money it's [naam] tell me what time you can give him the money???
[bijnaam 1] : Oke perfect i wait till the other send mei giff him. Yes when he send i go directo to him
[accountnaam 2] : please the person is waiting [12]
In de aangifte van [slachtoffer] wordt onder meer het volgende vermeld:
(V = vraag verbalisant
A = antwoord aangeefster, toelichting van de rechtbank)
“V: Wat had [bijnaam 1] allemaal geregeld?
A: Ik weet niet precies hoe de logistiek in elkaar zit tussen die twee, wie heeft gezorgd voor het appartement of wie heeft gezorgd voor de pagina. Ik heb met [bijnaam 1] gesproken en later heeft hij mij aan [bijnaam 2] overgedragen. [13]
V: Begrijp ik het goed dat je woensdag, donderdag en vrijdag hebt gewerkt.
A: Ja, en zaterdag.
V: Hoeveel heb je in totaal verdiend?
A: Ik had 3200 of 3300 euro verdiend. Ik heb op die zaterdagochtend nog 600 euro verdiend, dat heb ik erbij gedaan en kwam dus uit op 3800 euro. [14]
A: Ik heb altijd het gevoel gehad dat de baas voor wie ik werkte [bijnaam 1] was. Hij zei dat als er wat was, dat ik hem moest bellen. [bijnaam 2] was degene die hij had gestuurd, om bij mij te zijn. Op het moment toen [bijnaam 2] niet meer reageerde op mijn telefoon, heb ik geprobeerd [bijnaam 1] te bellen. [15] Ik spreek geen Nederlands, ik gebruik Engels. [16]
Bij onderzoek aan de iPhone 12 van medeverdachte is onder meer het volgende berichtenwisseling met verdachte aangetroffen:

16-1-2021
[bijnaam 1] nieuw nummer: Kives die wijf, verteert wat of? [17]
Hvl heeft ze intotaal 9pgehaald
M. (owner): 8/9 barki. 2/3 barki de dag. [18]
[bijnaam 1] nieuw nummer: Jaa drm bro die wijf kan heel veel geld
opbrengen. Ik heb een idee.
M. (owner): wij moeten ook nog die huis betalen. Is weinig winst. [19]
In de telefoon van [slachtoffer] is onder meer de volgende berichtenwisseling met [accountnaam 1]
opgeslagen:
17-1-2021
[accountnaam 2] : Where I gooo???? I don't have friends. [20]
[accountnaam 2] : Who have my money????
[accountnaam 1] : Yes i have it dont worrie. lts not transferred.
[accountnaam 2] : What it's thisssss. Why you do this.
[accountnaam 1] : Wtf is [bijnaam 1]
[accountnaam 2] : Whyyyyyyyyyyy
[accountnaam 2] : ☹☹☹☹
[accountnaam 2] : Who have the money????? [21]
[accountnaam 2] : And I say him give the money and he say I don't have nothing. [22]
[accountnaam 1] : I will kill you
[accountnaam 2] : Sou left me here u have my money and it's my problem.
[accountnaam 1] : Tonight we meet then I give u everything back [23]
[accountnaam 1] : I will kill him then. And you. [24]
[accountnaam 2] : Why u don't answer. ????? [25]
Bij onderzoek aan de iPhone 12 van medeverdachte is onder meer het volgende berichtenwisseling met verdachte aangetroffen:
18-1-2021
M. (owner): ik bericht dr wel nu alles toch verneukt is. [26]
Ndir met haar praten miss kan ik dr alsnog aant
werk zetten bestesht
[bijnaam 1] nieuw nummer: Miss kan je der ovrrhaleb om verder te werken
Haha
M. (owner): Je moet even tgn haar zeggen. Unblock hem. Want hij gaat je je geld geven.
[bijnaam 1] nieuw nummer: Oke. [27]
Heb je der gesproken.
M. (owner): Ja ze zegt alleen i want my money back. [28] Jij moet tgn haar zeggen. Die gast. Hij heeft jou geld. Luister gewoon naar wat hij te zeggen heeft doengrwoon alsof. En dan krijg je je geld. [29]
Wesh moet ik haar zo meeten. En dood maken.
[bijnaam 1] nieuw nummer: Hahahaha
M. (owner): Wollahila bruut eerst huilen. [30]
Voor dr kk centen. Nu wilze dr geld. [31]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tegenover de politie onder meer als volgt verklaard:
“Ik kreeg geld om met haar te zijn als zij aan het werk was als prostituee. Ik bracht haar weg als ze mij belde en daarna moest ik haar weer ophalen. Zij heeft mij betaald. [32] Zij heeft mij verteld dat zij 50% moest afstaan aan die jongen. Ik kreeg 10%. Die andere jongen kreeg 40%. [33] Zij had een afspraak met die vriend van haar dat hij een werkplek zou regelen. [34] Ze sprak gebrekkig Engels. [35]
Zij wilde geld transporten via mij naar het buitenland. Maar ik moest haar vertellen dat dit nog een dagje kon gaan duren. Dit moest ik van iemand aan haar vertellen. [36] Zij wilde geld sturen naar haar kinderen in Spanje. Zij moest het geld aan mij afstaan zodat ik het weer aan die andere persoon kon geven. Hij zou het geld transporteren naar Spanje. Hij zei dat ik het geld van haar moest aannemen zodat hij het kon transporteren. Ik denk dat zij boos is omdat haar geld niet is getransporteerd. Er moest 3800 euro worden overgemaakt. Ik moest dit geld aan die andere jongen geven. Dit was vertrouwelijk, het zou een vriend zijn van die jongen. [37]
[slachtoffer] heeft tegenover de politie onder meer verklaard dat:
“ [bijnaam 2] tegen haar had gezegd dat hij haar zou vermoorden als ze door bleef drammen en zou blijven zeuren over het geld.
De 3800 euro die [bijnaam 2] had gepakt, was bestemd was om huur, gas en water te betalen en eten voor de kinderen.
Zij afgelopen vrijdag het geld hadden verdeeld; zij had haar deel aan hem gegeven, hij zou het overmaken naar haar kinderen.
Zij hem zaterdag (16 januari 2021, toelichting door de rechtbank) het geld terug vroeg.
Zij [bijnaam 2] gesmeekt had het geld te geven, zij had [bijnaam 2] verteld over haar situatie;
Zij [bijnaam 2] , toen hij haar de eerste keer ophaalde, had verteld wat haar situatie was. [38]
“Ik voelde mij alleen. Ik voelde mij ook heel erg kwetsbaar op dat moment. Ik voelde mij beschadigd. [bijnaam 1] en [bijnaam 2] hadden mijn geld gestolen. [bijnaam 2] stuurde mij een bericht via WhatsApp dat hij mij zou vermoorden als ik bleef zeuren. [39]
Op 19 januari 2021 heeft de politie naar aanleiding van een incident procesverbaal opgemaakt waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“Op 19 januari 2021 kregen collega's van de incidentafhandeling de melding om te gaan naar het Visschersplein te Utrecht waar een vechtpartij gaande zou zijn.
[slachtoffer] [40] verklaarde dat de man in de blauwe Fiat geld van haar had gestolen dat bestemd was voor haar kinderen in Spanje.
De bestuurder van de Fiat bleek te zijn: [medeverdachte] [41] Hij verklaarde dat die vrouw nog geld van een vriend van hem zou krijgen en hij had met die vriend afgesproken haar te vertellen dat het geld nog op zich liet wachten. [42]
Bewijsoverwegingen
Beoordelingskader
Algemeen
Mensenhandel houdt in dat er een ernstige inbreuk wordt gepleegd op fundamentele rechten als menselijke waardigheid, de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid. In Nederland is mensenhandel strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Uit de totstandkoming van artikel 273f Sr en de relevante jurisprudentie volgt dat de strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen.
(Oogmerk van) uitbuiting
Uitbuiting moet beperkt worden uitgelegd. In het tweede lid van artikel 273f Sr formuleert de wetgever wat zij in ieder geval onder uitbuiting verstaat.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze bepaling ziet op een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij, waarbij als voorbeeld wordt genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden.
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting' in de zin van art. 273f, eerste lid, Sr, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Het strafbare feit van artikel 273f, lid 1, sub 1 Sr bevat de volgende bestanddelen: gedragingen, dwangmiddelen en het oogmerk van uitbuiting. De strafwaardigheid van het feit wordt in de kern bepaald door het oogmerk een ander uit te buiten. De Hoge Raad heeft in jurisprudentie overwogen dat het niet nodig is dat het slachtoffer daadwerkelijk wordt uitgebuit. Het volstaat dat de uitbuiting de verdachte voor ogen stond, ook al heeft de uitbuiting zich niet gerealiseerd. De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van ‘oogmerk van uitbuiting’ in de zin van dit artikel, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval.
Dwangmiddelen
In de in artikel 273f, lid 1, sub 1 Sr genoemde dwangmiddelen komt tot uitdrukking dat met de strafbaar gestelde gedragingen onder die omstandigheden de vrije keuze van het slachtoffer in het geding is. In zijn algemeenheid kan worden vastgesteld dat de dwangmiddelen ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ de wil van het slachtoffer beïnvloeden, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waaronder ook valt het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
Met betrekking tot het dwangmiddel ‘misbruik van een kwetsbare positie’ geldt dat in artikel 273f, lid 6 Sr is bepaald dat daaronder mede wordt begrepen: ‘een situatie waarin een persoon geen andere daadwerkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan’. Een kwetsbare situatie kan onder andere een gevolg zijn van bijvoorbeeld een verslaving of schulden.
Met betrekking tot het dwangmiddel ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ geldt dat misbruik kan worden verondersteld, indien de betrokkene in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige tewerkgestelde/prostitué pleegt te verkeren. Het misbruik van ‘uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ kan veelal uit de omstandigheden worden afgeleid.
Uit de jurisprudentie valt af te leiden dat tussen de begrippen ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ geen essentieel verschil lijkt te bestaan en dat zij elkaar min of meer overlappen.
Bewijs van opzet op het gebruik van de hiervoor genoemde dwangmiddelen
Het is vaste rechtspraak dat voor het bewijs van het opzet op het misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht toereikend is dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien. Voorwaardelijk opzet met betrekking tot die omstandigheden moet in die zin aanwezig zijn. Datzelfde geldt in gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
Namens de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn. Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] stelt de rechtbank voorop dat in zijn algemeenheid zorgvuldig omgegaan moet worden met verklaringen van getuigen in strafzaken, zoals in casu de verklaring van [slachtoffer] . Met name in mensenhandelzaken is bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en de waardering van de verklaringen van vermeende slachtoffers en/of aangevers
behoedzaamheid op zijn plaats. Omtrent de verklaring van [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat haar verklaringen niet altijd consistent zijn over wat er zou zijn voorgevallen. De rechtbank heeft daarom haar verklaringen met de nodige voorzichtigheid beoordeeld. Op voor de bewijsvoering relevante punten verklaart [slachtoffer] in ieder geval wel consistent en worden die verklaringen ook ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de berichten die zijn teruggevonden in de telefoons. De rechtbank heeft daarom de verklaringen van aangeefster slechts gebruikt bij de bewezenverklaring voor zover deze worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Periode tot 15 januari 2021: geen bewijs voor dwangmiddelen en oogmerk van uitbuiting (vrijspraak artikel 273f, eerste lid onder 1º, 3º, 4º en 9º)
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte en medeverdachte [slachtoffer] hebben gedwongen, bedreigd of misleid of dat zij misbruik hebben gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of de kwetsbare positie van [slachtoffer] , toen zij voor hen kwam werken. Verder is er ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte en medeverdachte op het moment dat [slachtoffer] voor hen ging werken het oogmerk hadden om [slachtoffer] uit te buiten.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de zich in het dossier bevindende chats uit de periode voordat [slachtoffer] voor verdachte en medeverdachte ging werken blijkt niet dat [slachtoffer] geen andere keus had dan voor hen te (blijven) werken of dat er sprake was van dwang, dreiging of misleiding door verdachte en medeverdachte. De rechtbank krijgt op basis van de chats de indruk dat [slachtoffer] in overleg met verdachte en medeverdachte bepaalde welke werkzaamheden zij verrichte, en wat de prijzen waren en wanneer en hoeveel zij zou werken. Dat er sprake was van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of misbruik van een mogelijk kwetsbare positie waar verdachten weet van hadden blijkt ook onvoldoende uit het dossier. [slachtoffer] was weliswaar niet legaal in Nederland, maar in hoeverre verder sprake was van een kwetsbare positie waar verdachten opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke zin) misbruik van hebben gemaakt kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte al langer in de prostitutie werkte – ook in Nederland, waar ze eerder op eigen initiatief naar toe was gekomen – en daar volgens haar eigen verklaring ook geld mee verdiende. De rechtbank kan niet vaststellen wat de beweegredenen voor haar zijn geweest om weg te gaan bij de persoon waar zij eerst voor werkte en om vervolgens voor verdachte en medeverdachte te gaan werken. De verklaring die [slachtoffer] hierover heeft afgelegd is onvoldoende concreet om te kunnen spreken van een situatie dat zij onder dwang of dreiging de keuze heeft gemaakt om voor verdachte en medeverdachte te gaan werken.
Verder staat ook niet vast dat sprake was van uitbuiting of een uitbuitingssituatie. [slachtoffer] droeg 50% van de opbrengst van haar werkzaamheden af aan verdachte. Medeverdachte had recht op 10% daarvan en verdachte op 40%. Daar stond tegenover dat verdachte en medeverdachte voor haar een advertentie aanmaakten op [website] (zij had dat eerder zelf geprobeerd, maar toen kreeg ze geen klanten), dat er een werktelefoon was die door medeverdachte werd beheerd, dat de afspraken met klanten voor haar werden gemaakt en dat werd gezorgd voor onderdak, vervoer en eten. De afdracht van 50% van de opbrengst van de werkzaamheden is daarmee als zodanig niet zo disproportioneel dat uitsluitend op basis daarvan geconcludeerd kan worden dat sprake is van uitbuiting of een uitbuitingssituatie. Ten aanzien van de aard van de tewerkstelling verwijst de rechtbank naar de overweging hierboven dat [slachtoffer] al langere tijd werkzaam was in de prostitutie in Spanje en in Nederland en dat het gezien de zich in het dossier bevindende chatberichten er op lijkt dat zij in overleg met verdachte en medeverdachte heeft bepaald onder welke voorwaarden zij voor hen ging werken. Verder kan uit het dossier niet worden opgemaakt dat sprake was van dusdanige slechte werkomstandigheden die maken dat van uitbuiting of een uitbuitingssituatie kan worden gesproken. Evenmin kan uit het dossier worden opgemaakt dat [slachtoffer] de plek waar zij haar werkzaamheden verrichtte niet mocht of kon verlaten. Daarnaast leest de rechtbank in de chats ook nergens dat verdachte en/of medeverdachte het oogmerk hadden om [slachtoffer] uit te buiten toen zij voor hen ging werken. Dat het verdachte en medeverdachte – zoals de officier van justitie betoogt – alleen om geld te doen was, is daarvoor niet voldoende.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen op grond van artikel 273f, eerste lid onder 1º, 3º, 4ºen 9º Sr laste is gelegd.
Vanaf 15 januari 2021: voordeel trekken uit uitbuiting na wegnemen van € 3.800,- (Bewezenverklaring artikel 273f, eerste lid sub 6º)
Toen [slachtoffer] enkele dagen voor verdachte en medeverdachte had gewerkt veranderde er iets in de situatie. [slachtoffer] bespreekt met verdachte en medeverdachte dat zij geld naar haar kinderen in Spanje wil sturen. Ze spreken af dat ze het geld aan medeverdachte geeft, met de bedoeling dat hij het naar Spanje doorstuurt. Op 15 januari 2021 geeft zij een bedrag van € 3.800,- aan medeverdachte. Dit bedrag bestond (onder meer) uit het geld dat [slachtoffer] had verdiend in de dagen dat zij voor verdachte en medeverdachte had gewerkt. Verdachte en medeverdachte hebben het geld niet overgemaakt/gebracht naar haar kinderen. Toen [slachtoffer] vroeg naar het geld, hebben ze onderling contact gehad om af te stemmen wat ze haar zouden vertellen en wilde ze kijken of ze nog langer voor hen zou werken. Omdat verdachte en medeverdachte geld dat [slachtoffer] heeft verdiend van haar hebben afgenomen en [slachtoffer] daarmee helemaal geen economisch voordeel heeft genoten van haar werkzaamheden voor hen, is er naar het oordeel van de rechtbank vanaf dat moment (15 januari 2021) sprake van seksuele uitbuiting en hebben verdachten daar opzettelijk voordeel uit getrokken. Medeverdachte heeft [slachtoffer] verder ook bedreigd dat zij zou worden vermoord als zij om het geld bleef vragen of de politie zou bellen. Ook is gesuggereerd dat zij het geld opnieuw zou kunnen verdienen door haar werkzaamheden voort te zetten.
Omdat [slachtoffer] na 15 januari 2021 niet meer voor verdachte en medeverdachte heeft gewerkt levert het voorgaande niet alsnog een bewezenverklaring op van artikel 273f, eerste lid onder 1º, 3º, 4ºen 9º Sr.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen (de onderlinge chats tussen verdachte en medeverdachte) volgt dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte bij het plegen van het tenlastegelegde strafbare feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 15 januari 2021 tot en met 19 januari 2021 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk voordeel heeft getrokken
uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] ,
zijnde of hebbende hij, verdachte, en zijn mededader,
terwijl zij wisten dat die [slachtoffer]
- de Nederlandse taal niet sprak
- vrijwel niemand in Nederland kende
- geen geld of ander inkomen had
- geen onderdak of vervoer had in Nederland
- in zeer moeilijke persoonlijke omstandigheden verkeerde
een groot deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld
door die [slachtoffer] af laten geven aan hem, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader, en
aan die [slachtoffer] beloofd dat geld over te maken aan de
familie van die [slachtoffer] hetgeen niet geschiedde en
tegen die [slachtoffer] gezegd
dat als zij niet ophield met drammen en zeuren over dat geld hij, verdachte, en/of
zijn mededader, haar zou vermoorden althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 6º omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest;
en
- het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel met een contactverbod voor [slachtoffer] , voor de duur van 5 jaar, met een week hechtenis voor iedere overtreding.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Voor zover de rechtbank komt tot een bewezenverklaring kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur doorgebracht in voorarrest, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijk strafdeel en/of een taakstraf. De rechtbank dient bij de strafoplegging te betrekken dat [slachtoffer] slechts gedurende 4 dagen werkzaamheden heeft verricht en dat verdachte daarbij slechts op afstand betrokken is geweest. De door de officier van justitie gevorderde straf is niet in overeenstemming met de oriëntatiepunten van de LOVS.
Verder heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte werkzaam is in de beveiliging; de veroordeling door de politierechter betreft een strafbaar feit waarbij verdachte bij zijn werk in de beveiliging te assertief is opgetreden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, door het geld dat [slachtoffer] met haar werkzaamheden in de prostitutie had verdiend af te pakken en haar te (laten) bedreigen terwijl verdachte ervan op de hoogte was dat dit geld bedoeld was voor de kinderen van [slachtoffer] . Verdachte heeft zich puur laten leiden door zijn eigen belang.
Mensenhandel is een zeer vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting. De lichamelijke en geestelijke integriteit van mensen wordt totaal ondergeschikt gemaakt aan het geldelijk gewin. Van dit soort feiten is algemeen bekend dat de slachtoffers daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen ondervinden. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat de wereld voor haar instortte, dat zij bang was te verliezen wat zij had opgebouwd en dat zij voor niets haar lichaam aan anderen had verkocht.
Gelet op de ernst van mensenhandel kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in strafverzwarende zin meegewogen dat verdachte het strafbare feit in vereniging met medeverdachte heeft gepleegd. Daarbij is van betekenis dat verdachte een sturende en leidende rol heeft gespeeld. Verder heeft verdachte, geconfronteerd met de tegen hem gerezen verdenkingen, gezwegen en ontkend en heeft daarbij geen inzicht gegeven in zijn handelen noch verantwoordelijkheid genomen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie (hierna: strafblad) betreffende verdachte van 21 juli 2021.
De rechtbank constateert dat uit het strafblad blijkt dat verdachte niet eerder vanwege
mensenhandel in aanraking is geweest met politie en justitie. Er is dus geen sprake van
recidive. De rechtbank kent aan het strafblad geen strafverzwarende of strafverminderende
betekenis toe.
De rechtbank is van oordeel dat
een gevangenisstraf van 6 maandenpassend en
geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte:
- zich onthoudt van contact met [slachtoffer] , geboren op [1988] .
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 5 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal telkens vervangende hechtenis voor de duur van 7 dagen worden opgelegd.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Daarbij is van belang dat de rechtbank niet komt tot een volledige bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en omdat de rechtbank de korte periode van de bewezenverklaring laat meewegen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.800,-. Dit bedrag bestaat uit € 3.800,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding dient te worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk is vanwege vrijspraak.
Subsidiair is aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen omdat verdachte niet betrokken is geweest bij het medeplegen van het afnemen van een geldbedrag, zodat een rechtstreeks verband tussen de schade en het handelen van verdachte ontbreekt. Ook wordt betwist dat [slachtoffer] kwetsbaar was en genoodzaakt is geweest met verdachte samen te werken. De vordering tot vergoeding van de immateriële schade dient te worden afgewezen, dan wel zeer drastisch te worden beperkt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 3.800,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, dus in totaal € 4.800,-,. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.800,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 58 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgegeven op het moment dat de rechtbank een veroordelend vonnis uitspreekt.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel een veroordelend vonnis onvoldoende is om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst op 12 oktober 2021. Nu de rechtbank tot een veroordeling komt en tot oplegging van een gevangenisstraf die langer duurt dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, dient verdachte nog een deel onvoorwaardelijke gevangenisstraf te ondergaan.
Gelet op de ernst van de feiten en het signaal dat van de straf moet uitgaan weegt het strafvorderlijk belang zwaarder dan het persoonlijk belang van verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten. Bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn daartoe ook niet aangevoerd. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het in rubriek 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt aan verdachte op
  • beveelt dat verdachte
 zich onthoudt van contact met [slachtoffer] geboren op [1988] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel telkens wordt vervangen door 7 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 4.800,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 4.800,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 58 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mr. N.P.J. Janssens en
mr. A. Bouteibi, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2021.
Mr. A. Bouteibi en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 19 januari 2021
te Amsterdam en/of Veenendaal en/of Woudenberg en/of Scherpenzeel en/of
elders in Nederland en/of in Spanje
tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen,
A) een ander, te weten [slachtoffer]
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en),
door afpersing, fraude, misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°)
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen
tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden
dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen
tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst
van haar, [slachtoffer] ’s, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°)
en/of
B) een ander, te weten [slachtoffer] , heeft geworven
met het oogmerk om die [slachtoffer] in een ander land, te weten Nederland,
ertoe te brengen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°)
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken
uit de seksuele uitbuiting van die ander,
te weten die [slachtoffer] , (sub 6°),
zijnde of hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s),
(terwijl hij/zij wist(en) dat die [slachtoffer]
- weinig digitale kennis en -vaardigheden had
- de Nederlandse taal niet sprak / niet (voldoende) beheerste
- vrijwel niemand in Nederland kende
- geen geld of ander inkomen had
- geen onderdak of vervoer had in Nederland
- in zeer moeilijke persoonlijke omstandigheden verkeerde
- niet wist in welke gemeente of deel van Nederland zij zich bevond)
die [slachtoffer] bewogen naar Nederland te komen om in de prostitutie te
werken en/of daarbij vermeld dat ze veel geld kon verdienen en dat ze 50/50 zouden
doen en/of
haar vervoerd naar- en ondergebracht in een of meer woningen
(waar die [slachtoffer] telkens woonde én werkte, maar geen beschikking had
over een huissleutel van die woning(en)) en/of
die [slachtoffer] er toe gebracht erotische- en/of naaktfoto’s van zichzelf te
maken (en die vervolgens aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), te sturen
ten behoeve van die advertentie(s)) en/of
een of meer sexadvertenties op sites als [website] aangemaakt en/of onderhouden ten
behoeve van het aanbieden van sexuele diensten door die [slachtoffer] en/of
afspraken voor prostitutiewerkzaamheden met klanten gemaakt voor die [slachtoffer]
en/of die [slachtoffer] naar (escort-)klanten vervoerd en/of
bepaald hoeveel klanten die [slachtoffer] (per dag) had en/of wat die klanten
voor welke sexuele handelingen moesten betalen en/of haar condooms verschaft
en/of
bepaald welke sexuele handelingen die [slachtoffer] met die klanten moest
verrichten en/of
het paspoort van die [slachtoffer] gestolen en/of afgepakt en/of
alle, althans een (groot) deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld
van die [slachtoffer] afgepakt en/of door die [slachtoffer] af laten geven aan
hem, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s), en/of
aan die [slachtoffer] beloofd een (groot) deel van dat geld over te maken aan de
familie van die [slachtoffer] (hetgeen niet geschiedde) en/of
tegen die [slachtoffer] gezegd
dat als zij niet ophield met drammen en zeuren over dat geld hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s), haar zou vermoorden en/of dat een vriend van hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s) haar kinderen (wier verblijfadres in Spanje hij, verdachte,
kende) zou vermoorden (althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking);
art 273f lid 1 ahf/sub 1° jo. art 273f lid 1 ahf/sub 3° jo.
art 273f lid 1 ahf/sub 4° jo. art 273f lid 1 ahf/sub 6° jo.
art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
( art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek
van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub
9° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek 03Buffel, genummerd 2021020313, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 1167. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2021, nummer 191, pagina 1096, inclusief de bijlage op pagina 1097.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 38, pagina 229, inclusief de bijlage op pagina 230.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, pagina 248.
5.Een proces-verbaal van verhoor van 29 september 2021 van [slachtoffer] door de rechter-commissaris, losbladig, pagina 5.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2021, nummer 180, pagina 989 en 992, inclusief de bijlage op pagina 1005.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99, inclusief de bijlage op pagina 101.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99, inclusief de bijlage op pagina 102.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99, inclusief de bijlage op pagina 103.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99, inclusief de bijlage op pagina 106.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99 en 100, inclusief de bijlage op pagina 107.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2021, nummer 180, , pagina 989 en 993, inclusief de bijlage op pagina 1005.
13.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster, nummer 19, pagina 83.
14.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster, nummer 19, pagina 84.
15.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster, nummer 19, pagina 85.
16.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster, nummer 19, pagina 87.
17.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, 245, 257 en 258, inclusief de bijlage op pagina pagina 427.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, 245, 257 en 258, inclusief de bijlage op pagina 428.
19.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, pagina 245, 257 en 258, inclusief de bijlage op pagina 430.
20.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99 en 100, inclusief de bijlage op pagina 115.
21.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99 en 100, inclusief de bijlage op pagina 116.
22.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99 en 100, inclusief de bijlage op pagina 118.
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99 en 100, inclusief de bijlage op pagina 120.
24.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99 en 100, inclusief de bijlage op pagina 122.
25.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, nummer 36, pagina 99 en 100, inclusief de bijlage op pagina 124.
26.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, pagina 245, 257, 258 en 259, inclusief de bijlage op pagina 431.
27.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, pagina 245, 257, 258 en 259, inclusief de bijlage op pagina 432.
28.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, pagina 245, 257, 258 en 259, inclusief de bijlage op pagina 433.
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, pagina 245, 257, 258 en 259, inclusief de bijlage op pagina 434.
30.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, pagina 245, 257, 258 en 259, inclusief de bijlage op pagina 435.
31.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, pagina 245, 257, 258 en 259, inclusief de bijlage op pagina 436.
32.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 29 januari 2021, nummer 29, pagina 199.
33.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 29 januari 2021, nummer 29, pagina 202.
34.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 29 januari 2021, nummer 29, pagina 200.
35.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 29 januari 2021, nummer 29, pagina 201.
36.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 29 januari 2021, nummer 29, pagina 198.
37.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 29 januari 2021, nummer 29, pagina 200.
38.Een proces-verbaal van bevindingen van een informatief gesprek met [slachtoffer] op 19 januari 2021, pagina 26.
39.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 28 januari 2021, pagina 127.
40.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2021, nummer PL0900-2021020313-3, pagina 12.
41.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2021, nummer PL0900-2021020313-10, pagina 17.
42.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2021, nummer PL0900-2021020313-10, pagina 18.