ECLI:NL:RBMNE:2021:5174

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
16/659017-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van voorlopige hechtenis in deeldossier Lis

Op 25 oktober 2021 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland te Utrecht een beslissing genomen op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1987 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting. Dit verzoek werd ingediend naar aanleiding van de inhoudelijke behandeling van het deeldossier Lis op 14 en 15 oktober 2021, waarbij een getuige werd gehoord. De raadsvrouw van de verdachte stelde dat er onvoldoende ernstige bezwaren waren om de voorlopige hechtenis te handhaven, maar de rechtbank oordeelde anders.

De rechtbank heeft de eerdere beslissingen van 18 maart 2021 en 13 juli 2021 in aanmerking genomen, waarin werd vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte aanwezig waren. De verklaring van de getuige, die op 15 oktober 2021 werd gehoord, heeft volgens de rechtbank niet wezenlijk bijgedragen aan een andere beoordeling van de situatie. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de voorlopige hechtenis, zoals genoemd in het bevel gevangenhouding, nog steeds aanwezig zijn.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffiers, en is op dezelfde dag ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Utrecht
Parketnummer: 16/659017-20
Beslissing van de meervoudige strafkamer van 25 oktober 2021 op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis:

[verdachte] ,

geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in PI [PI] te [plaats] .

De beoordeling

De rechtbank betrekt het volgende bij de beoordeling:
- het bevel gevangenhouding;
- de overige stukken in het dossier;
- het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
- hetgeen is besproken bij het onderzoek ter zitting van 14 en 15 oktober 2021.
De ernstige bezwaren
Op 14 en 15 oktober 2021 is het deeldossier Lis inhoudelijk ter zitting besproken. Tijdens de behandeling van dit deeldossier is de getuige [getuige] ter zitting gehoord. Naar aanleiding van die verklaring heeft de raadsvrouw een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis gedaan wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. In verband met de behandeling van de overige deeldossiers in de overkoepelende zaak Eris, staan het requisitoir en het pleidooi voor januari en februari 2022 gepland.
De rechtbank en raadkamer hebben op 18 maart 2021 en 13 juli 2021 gemotiveerd waarom zij in de zaak van verdachte [verdachte] voldoende ernstige bezwaren aanwezig achtten. Het horen van de getuige [getuige] door de rechtbank op 15 oktober 2021 heeft hieraan niet wezenlijk iets veranderd. Aan hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd over de (on)betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [getuige] , komt in dat verband onvoldoende doorslaggevende betekenis toe.
De gronden
De rechtbank is van oordeel dat de gronden voor voorlopige hechtenis, genoemd in het bevel gevangenhouding, ook nu nog aanwezig zijn.
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal dus worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan te Utrecht op 25 oktober 2021 door mr. L.E. Verschoor-Bergsma voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. N. Kruijswijk en B. van Dam, griffiers.
De beslissing is door de voorzitter en de griffier ondertekend.