ECLI:NL:RBMNE:2021:5172
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing tot opheffing van voorlopige hechtenis in de zaak Eris
Op 25 oktober 2021 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland te Utrecht een beslissing genomen op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak Eris. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, na een inhoudelijke bespreking van het deeldossier Lis op 14 en 15 oktober 2021. Tijdens deze zittingen is getuige [getuige 1] gehoord, wiens verklaring belastend was voor de verdachte. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende objectieve aanwijzingen waren die de ernstige bezwaren tegen de verdachte konden onderbouwen. De rechtbank heeft daarbij ook de waarde van de verklaring van getuige [getuige 2] in overweging genomen, die in de huidige vorm als beperkt werd beschouwd. De getuige had zijn kennis voornamelijk van horen zeggen en er was geen duidelijke bron voor de informatie die hij verstrekte. Hierdoor was de rechtbank van mening dat de voorlopige hechtenis niet langer gerechtvaardigd was. De raadsman had ook een verzoek ingediend op basis van artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, maar dit verzoek werd niet in behandeling genomen omdat de rechtbank al had besloten tot opheffing van de voorlopige hechtenis. De beslissing werd genomen door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffiers.