ECLI:NL:RBMNE:2021:5172

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
16/659020-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot opheffing van voorlopige hechtenis in de zaak Eris

Op 25 oktober 2021 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland te Utrecht een beslissing genomen op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak Eris. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, na een inhoudelijke bespreking van het deeldossier Lis op 14 en 15 oktober 2021. Tijdens deze zittingen is getuige [getuige 1] gehoord, wiens verklaring belastend was voor de verdachte. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende objectieve aanwijzingen waren die de ernstige bezwaren tegen de verdachte konden onderbouwen. De rechtbank heeft daarbij ook de waarde van de verklaring van getuige [getuige 2] in overweging genomen, die in de huidige vorm als beperkt werd beschouwd. De getuige had zijn kennis voornamelijk van horen zeggen en er was geen duidelijke bron voor de informatie die hij verstrekte. Hierdoor was de rechtbank van mening dat de voorlopige hechtenis niet langer gerechtvaardigd was. De raadsman had ook een verzoek ingediend op basis van artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, maar dit verzoek werd niet in behandeling genomen omdat de rechtbank al had besloten tot opheffing van de voorlopige hechtenis. De beslissing werd genomen door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffiers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Utrecht
Parketnummer: 16/659020-20
Beslissing van de meervoudige strafkamer van 25 oktober 2021 op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis:

[verdachte] ,

geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in PI [PI] te [plaats] .

De beoordeling

De rechtbank betrekt het volgende bij de beoordeling:
- het bevel gevangenhouding;
- de overige stukken in het dossier;
- hetgeen is besproken bij het onderzoek ter zitting van 14 en 15 oktober 2021.
De ernstige bezwaren
Op 14 en 15 oktober 2021 is het deeldossier Lis inhoudelijk ter zitting besproken. Tijdens de behandeling van dit deeldossier is de getuige [getuige 1] ter zitting gehoord. Naar aanleiding van die verklaring heeft de raadsman een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis gedaan wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. In verband met de behandeling van de overige deeldossiers in de overkoepelende zaak Eris, staan het requisitoir en het pleidooi voor januari en februari 2022 gepland.
De rechtbank overweegt als volgt. De verklaring van getuige [getuige 1] is weliswaar belastend voor verdachte [verdachte] , maar het dossier bevat onvoldoende andere objectieve aanwijzingen jegens verdachte die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat er nog steeds sprake is van voldoende ernstige bezwaren om in dit stadium van het geding de voorlopige hechtenis te dragen. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op hetgeen zij eerder heeft overwogen over de verklaring van getuige [getuige 2] , namelijk dat de waarde van die verklaring in de huidige vorm beperkt is. De rechtbank overweegt dat uit de verklaring blijkt dat deze getuige zijn kennis van horen zeggen heeft. Uit de verklaring blijkt niet van wie de getuige welke informatie heeft gehoord. Evenmin blijkt uit de verklaring op welke wijze de getuige vervolgens die informatie heeft gecombineerd en hoe de getuige tot de conclusie is gekomen dat [A] en [B] hebben geschoten en dat [verdachte] toezicht heeft gehouden. Het feit dat de verklaring van de bedreigde anonieme getuige wellicht om veiligheidsredenen op dit moment niet concreter kan zijn, maakt dat niet anders. De rechtbank zal het verzoek tot opheffen van de voorlopige hechtenis dus toewijzen.
De raadsman heeft ook een verzoek gedaan om de voorlopige hechtenis op te heffen op grond van artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, komt zij aan dit verzoek niet toe.

De beslissing

De rechtbank:

wijst toe het verzoek tot opheffen van de voorlopige hechtenis.

Aldus gedaan te Utrecht op 25 oktober 2021 door mr. L.E. Verschoor-Bergsma voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. N. Kruijswijk en B. van Dam, griffiers.
De beslissing is door de voorzitter en de griffier ondertekend.