4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij Vodafone op het adres [adres] te [vestigingsplaats] . Ik was op 17 november 2020 aan het werk.Ik zag dat 2 jongens binnen kwamen lopen. Het enige wat ik hoorde is dat er eentje riep: Plat liggen! Ik zag dat dader 1 op mij af kwam lopen. Hij was de dader met het pistool in zijn hand. Hij stond gewoon stil voor ons en richtte het pistool op mij. Dader 2 liep op mijn collega [slachtoffer 3]
(de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 3] )af. Hij riep iets over de kluis. [slachtoffer 3] is toen met dader 2 door de deur naar achteren gegaan.
Het enige wat ik heb gehoord is: Plat liggen en Kluis.Ik heb alleen gezien dat dader 2 een mes bij zich had op de weg naar buiten toe.
[slachtoffer 3]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was 17 november 2020 aan het werk in de Vodafone winkel aan de [straat] . Ik zag een jongen op mij af komen lopen met een groot mes. Er waren twee jongens bij betrokken. Hij kwam daarop naar mij toe en hield het mes voor zich in mijn richting. Het was een machete. Ik hoorde hem zeggen: “Ik wil iPhones. Ik wil iPhones.” Hierop heb ik de sleutels gepakt van de deur om de backoffice in te gaan. Met de druppel opende ik de deur en ik liep de ruimte binnen. De jongen kwam achter mij aan lopen.
Toen ik de kluis geopend had, kreeg ik van de jongen met het mes een Albert Heijn tasje aangereikt. Ik begreep, dat de iPhones in het tasje gedaan moesten worden. Ik heb toen iPhones in het tasje gedaan. Daarop zei de jongen, dat ik op moest schieten.
Toen het tasje vol was, nam de jongen het tasje van mij aan. Ik kreeg toen een ander
tasje van hem. De jongen zei er niets bij, maar maakte strakke bewegingen met de tas naar mij toe. Ik begreep, dat ik die tas ook met iPhones moest vullen. De jongen irriteerde mij, door wel een keer of 4 a 5 te zeggen: “Schiet op. Schiet op.” Hij heeft toen, denk ik, 4 iPhones nog uit de kluis gepakt en die in de grote tas gedaan.
[slachtoffer 5]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 17 november 2020 was ik aanwezig bij de telefoonwinkel van Vodafone aan de [adres]
(de rechtbank begrijpt: [adres] )te [vestigingsplaats] . Ik zag toen twee jongens naar binnen rennen. Ik zag dat één van hen een mes vasthield en één van hen een vuurwapen. Ik zag dat jongen l het vuurwapen in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat jongen 2 het mes in zijn rechterhand vasthield.Ik hoorde dat jongen 1 schreeuwde dat wij, mijn collega’s en ik, op de grond moesten gaan zitten. Jongen 2 mes schreeuwde ook iets.
Op dat moment stond Jongen l ongeveer 2 meter van ons af. Ik zag dat hij zijn rechterarm naar beneden hield en het pistool richting ons hield.
Toen kwam jongen 2 met twee tassen naar buiten gerend. Ik zag dat hij direct naar de uitgang rende. Ik zag dat jongen 1 direct achter hem aan rende naar buiten.
Ik kan als volgt jongen l omschrijven:
Hij had een zwarte bivakmuts op met openingen bij zijn ogen en mond.
Een hoodie op. Het leek op een hoodie van een vest. De hoodie was of heel donkerblauw of zwart.
- Zijn jas was donker van kleur en het materiaal leek op dat van een trui.
- Ik geloof een spijkerbroek, donker van kleur. Maar ik weet niet meer zeker of het een spijkerbroek was.
- Hij droeg zwarte handschoenen. Ik weet niet wat voor soort.
Ik kan jongen 2 als volgt omschrijven:
- Hield een mes/machete vast.
- Volgens mij was zijn hoodie iets lichter dan van jongen 1
Droeg een bivakmuts met openingen bij ogen en mond.
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij de Vodafone. Ik was 17 november 2021 aan het werk. Ik zat in de backoffice. Op dat moment kwam mijn collega [slachtoffer 3]
(de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 3] )binnen lopen. Ik zag dat er iemand met haar mee liep. Ik zag dat deze klant een groot mes in zijn hand had. Ik zag dat [slachtoffer 3] al gelijk naar de derde kluis toe liep en rustig telefoons begon in te laden.Op een gegeven moment zei hij tegen [slachtoffer 3] dat ze op moest schieten. Hierna ging de dader zelf naar de kluis en pakte nog wat telefoons. Ik zag ook dat hij een mondkapje voor had. Het mondkapje was zwart en had geen opdruk.
[slachtoffer 4]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er een jongen met een machete achter de medewerkster aan rende. Ik zag dat de tweede jongen een vuurwapen in zijn hand had en in de winkel stond en bleef staan met zijn neus naar de achterzijde van de winkel. Ik zag dat hij de loop steeds strak naar voren gericht had. Ik zag daarna dat de jongens wegrenden met twee tassen.
[medeverdachte 1]is meerdere malen als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
A: Hij
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] )zei dat hij een plan had om veel geld te verdienen. Hij had alles uitgelegd. We gingen om 09:45 uur in Stedenwijk-Midden op dinsdag. En toen gingen we afspreken en gingen we naar een huis lopen waar we de telefoons moesten brengen. Er waren nog meer jongens.
V: Als ik jou een Google maps kaart geef, kan je het dan aanwijzen?
A: Ja. Het was vlakbij de Bushalte van Stedenwijk Midden.
V: Wat deden die andere jongens dan?
A: Hij kent ze meer, die jongen
(de rechtbank begrijpt: jongens)hadden wapens geregeld en een scooter.
V: Hoe ging dat dan?
A: We liepen naar die deur, toen gingen we omkleden en toen kregen we een scooter en wapens en toen gingen we gewoon.
V: Kan jij die jongens omschrijven?
A: De eerste was bruin, een beetje zoals ik, Surinaams.
O: Verdachte geeft ongeveer aan 1.85 meter.
A: Hij was dun. Stone Island jas, een zomerjas. Lichtgrijs. Hij had een baardje, niet heel lange baard, Zijn haar was net als dat van mij. Kort.
V: En toen?
A Op de dag van de overval, zijn we dus naar de woning gegaan. Daar kregen we wapens en scooter en toen gingen we. Zij zeiden: Als je binnen bent, maak dan tempo en zeg gelijk dat je naar het magazijn wilt. Hij zei tegen [medeverdachte 2] dat hij niet per ongeluk moest schieten.
V: En toen?
A: Toen ging ik achterop, [medeverdachte 2] reed. Toen zetten we de scooter op het hoekje en toen gingen we een beetje zo langs het raam van de winkel lopen, tegenover die winkel. Ik deed een bivak op en [medeverdachte 2] had die van hem al op, hij ging als eerste naar binnen en toen zei hij: “iedereen plat” en toen ging ik naar het magazijn en die tas vullen. Toen renden we naar de scooter en gingen we weer rijden. Wij gaven toen de tas aan die jongens, door de steeg, hebben ze het binnengezet.
V: Waar gaf je die tas?
A: In Stedenwijk midden. Zij stonden klaar. We moesten snel omkleden. Dat was dezelfde plek als waar we de scooter en wapens kregen. Die jongens hebben toen de buit in de woning gezet.
V: Hoe gingen ze naar binnen?
A: Via de voordeur. Die stond al open.
V: Wat voor woning was het?
A: Het was een rijtjeshuis.
V: Waar was het dicht bij in de buurt?
A: Bushalte Stedenwijk Midden. Ik denk ongeveer 50 meter er vanaf.
V: Hoeveel geld zou je krijgen?
A: Eerst ongeveer 3000 euro krijgen, maar later bleek dat er alleen iPhone’s SE in die zak zaten dus toen werd het 1000 euro.
V: Heb je dat geld ook echt gekregen?
A: Ja.
V: Je vertelde dat jullie door 3 jongens werden opgewacht en daar de spullen van kregen. Kan jij die jongens nogmaals omschrijven die erbij waren?
A: Persoon 3:
- Lang, 1.80 meter;
- Donker getint, net als mij;
- Blauwe stone island vest aan,
- Dun postuur,
- Haar was net als mij. Dat noemen ze een lage overloop.
V: Dan wordt die overal gepleegd. Dan vlucht je met de buit Op de scooter. Samen met [medeverdachte 2] . Waar reed je heen?
A: Stedenwijk midden.
V: Welke plek?
A: Bij die bushalte links. Je bent bij die bushalte, je kan gewoon rechtdoor en links heb je zo'n dingetje en daar heb je een steegje, Waar we die scooter hadden gepakt, daar heeft hij die scooter weer gereden en stopgezet. En daarna waren die boys daar bij dat steegje. Toen gaf ik die tas.
O: Verdachte wijst de hoek aan bij de [straat] als de plek waar ze de buit aan pakten.
V: Even terugkomend op die scooter he? Na de overval. Toen je daar kwam aanrijden, wie stonden daar toen op jou te wachten?
A: Die 3 jongens, Somaliër, [medeverdachte 3] en die lange.
[medeverdachte 2]is meerdere malen als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
A: Ik werd gevraagd om wat geld te maken. EN eh ja, ik kreeg het te horen, dat het een overval was op de Vodafone. De volgende dag gingen we verzamelen en spullen verzamelen. Toen kregen we handschoenen en een scooter en toen eh, hebben ze ons alles uitgelegd wie het was. Ik zei tegen hun is goed. Ik zou op de scooter gaan rijden, ze hebben ons alles uitgelegd. We zijn van Stedenwijk midden naar Vodafone gereden. We hebben een keer gekeken en zijn er toen in gegaan. Dat was het.V: En toen?
A: We liepen zeg maar naar een steegje. Iets verder is een snackbar en daar is een steegje. Daar stonden de spullen klaar.
V: En toen?
A: Iemand rende naar een huis. Hij pakte die spullen, kwam weer naar buiten en tijdens die tijd dat hij in dat huis weg was kregen we uitleg wat we moesten roepen en de route. Toen hij terugkwam had hij een groot mes en een revolver voor mij.
V: Zei hij nog wat toen hij die spullen gaf?
A: Er waren drie mensen, hij gaf die spullen, hij zei tegen mij: “Jullie moeten het gewoon doen, moet gewoon lukken.” En toen gingen we het gewoon doen en dat was het.
A: We gingen hier afspreken (wijst naar bushalte Stedenwijk midden). Toen liepen we zo (wijst langs de [straat] ) en toen gingen we door deze steeg en kwamen we bij die woning uit (wijst woning op het Haarlemplein aan). In een van die huizen (wijst naar [straat] ) rende die jongen naar binnen en kwam naar buiten met het tasje met wapens.
V: Van wie kregen jullie de wapens?
A: Van diegene die het huis uit rende.
V: [medeverdachte 1] verklaard dat er werd gezegd: “Niet per ongeluk schieten”
A: Ja klopt. Ze vertelde erbij, jullie gaan daar voor de buit, niet om mensen dood te schieten, dus pak gewoon de spullen en ga weg.
V: Wie zei dat?
A: Diegene die die spullen gaf.
V: En wie van de drie was dat?
A: De langste.
V: Dus je zette daar de scooter neer en toen ben je de winkel ingegaan?
A: We zette hem op standaard, ik gaf hem die lege zak, ik zei van: “Oké, doe onder je vest zodat ze niet gelijk raar opkijken.” We liepen eerst de winkel in en toen schreeuwde ik “iedereen plat op de grond”.
V: En persoon 3?
A: Ouder dan de andere, ik denk 1.82 a 1.83 euh iets van 20 a 21 jaar. Hij was iets donkerder dan ik. Hij stond er alleen bij, dat was het. Hij is snel weer weggegaan en toen we terugkwamen was hij er weer.
V: Wie van deze personen was er in het huis?
A: Die laatste die ik net omschreef.
V: Wie gaf je die uitleg?
A'. De eerste en de tweede. De ene legde wat uit en dan de andere weer snap je.
V: Wie gaf jou het grote mes en het wapen?
A: Diegene die naar het huis was gegaan, die laatste. Die was dus even weg en kwam toen terug met die spullen.
V: Wie is dit? Verbalisant toont foto met nummer 2021-02-03
(gelet op de foto bij de ID-staat van verdachte op pagina 602 begrijpt de rechtbank dat dit een foto van verdachte betreft)
A: Dit is de derde persoon die erbij was.
V: Wat deed hij dan?
A: Hij stond erbij.
V: Wie gaf jou de wapens?
A: Deze man, die gaf mij de mes en wapens
V: Van wie kreeg je te horen dat dit een overval was op de Vodafone aan de [straat] ?
A: Kijk, die jongens wisten het al. Zij wisten al wat er ging gebeuren, informatie en we moesten het doen.
V: En toen vertelde je dat [medeverdachte 3]
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] )met de scooter bezig was en over de route, dat [medeverdachte 4]
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] )vertelde wat je moest doen en die derde de wapens gaf toch?
A: Ja klopt.
V: En de rol van [medeverdachte 4] ?
A: Hij zei wat de anderen moesten doen, dus hij zei tegen [medeverdachte 3] dat hij de scooter moest pakken en dat hij de route moest zeggen. Tegen die andere jongen zei [medeverdachte 4] tegen hem dat hij de wapens moest pakken voor ons.
V: Wie stonden jou op te wachten toen je van de overval terug kwam?
A: Die drie gasten. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en die andere, die ken ik verder niet.
V: Toen jij de wapens kreeg zei je dat die persoon naar een huis rende. Kan je dat huis omschrijven?
O: Wil je dat nog even aanwijzen?
O: Verdachte wijst de [adres] tot en met [adres] aan maar weet niet exact welke woning dit betreft.
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
17 november 2020
20:37:11 uur [medeverdachte 3]
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] )zegt tegen [medeverdachte 1] :
Sie toch broertje, luister dan die okkie’s (telefoons) gaan waarschijnlijk voor vier weg, je weet toch. Jij eet een kop (1000) die andere speler eet een kop. Broer jullie eten zelfs meer dan mij. Je weet toch broer ik eet misschien 5 barkies (500) hier op. Iemand anders eet ook nog 5 barkies voor die ped (brommer). Iemand anders van die P (pistool) eet ook vijf barkie. En die mansie van die andere speler ook vijf barkie, je weet toch. Zo is die cut.
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 2]
De raadsman heeft aangevoerd dat de op verschillende momenten afgelegde verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] tegenstrijdig zijn en daarmee onbetrouwbaar. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
[medeverdachte 2] heeft bij zijn eerste verhoor over het onderhavige feit verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte 1] op 17 november 2020 naar Stedenwijk-Midden zijn gegaan waar de benodigde spullen voor de overval klaar stonden. Daar rende een persoon een huis in. Als die persoon terugkomt heeft hij een groot mes en een revolver bij zich. [medeverdachte 2] heeft deze persoon omschreven als ouder dan de andere twee, zo rond de 20 á 21 jaar oud, rond de 1.82 á 1.83 lang en iets donkerder dan hij is. Toen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] na de overval terugkwamen op de afgesproken plek, stond deze persoon er ook weer. Hij heeft de wapens en de buit in ontvangst genomen en vervolgens naar de woning gebracht. Als [medeverdachte 2] tijdens zijn verhoor een foto van verdachte wordt getoond, verklaart hij dat dat de persoon is die de wapens uit de woning heeft gehaald. Verder heeft [medeverdachte 2] op een kaartje het huizenblok aan de [straat] nummer [nummer] aangewezen als de locatie van de woning waar de persoon die de wapens heeft opgehaald naar binnen ging. Het staat vast dat verdachte woont aan de [straat] nummer [nummer] dat zich bevindt in het aangewezen huizenblok. Hoewel [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij alles is vergeten, heeft hij ook verklaard dat de verklaringen die hij heeft afgelegd bij de politie waar zijn .
De verklaring van [medeverdachte 2] wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1] die eveneens heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 2] in Stedenwijk-Midden van drie personen wapens, een scooter en kleding hebben gekregen. De jongen die de wapens uit een woning, ongeveer 50 meter van bushalte Stedenwijk-Midden, heeft opgehaald had een donkere huidskleur en was ongeveer 1.85 meter lang. Na afloop staan de drie jongens weer op [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te wachten en geven zij de tas met de buit en de wapens aan hen af.
Gelet op het voorgaande zijn de verklaringen die [medeverdachte 2] heeft afgelegd naar het oordeel van de rechtbank niet tegenstrijdig. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 2] dan ook betrouwbaar.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde, in aanvulling op hetgeen hierboven is vastgesteld, het volgende af.
Verdachte was aanwezig toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden voorzien van middelen ten behoeve van het plegen van de overval. Verdachte heeft hen voorzien van een vuurwapen en een groot mes. Hij wist wat er ging gebeuren en heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangemoedigd om de overval te plegen. Na het plegen van de overval was hij wederom op de afgesproken plek aanwezig en heeft hij de buit en de wapens naar zijn woning gebracht. Uit een audiobestand van medeverdachte [medeverdachte 3] gericht tot [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte € 500,-- zou krijgen voor zijn rol bij de overval, net zoveel als [medeverdachte 3] zelf.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.