ECLI:NL:RBMNE:2021:5157

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
16/316255-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overval op telecomwinkel door minderjarigen

Op 28 november 2020 vond een gewapende overval plaats op een T-Mobile winkel in Almere, waarbij de verdachte, die als initiator fungeerde, twee minderjarige jongens aanstuurde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de jongens heeft voorzien van wapens en instructies heeft gegeven voor de overval. Tijdens de overval werden de aanwezige klanten bedreigd met een vuurwapen en een mes, en er werden 28 iPhones gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de overval zwaar laten meewegen in de strafoplegging, vooral gezien het feit dat hij minderjarigen heeft aangezet tot het plegen van een gewapende overval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/316255-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle te Zwolle (UAH).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 maart, 19 mei, 23 juni en 12 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan, alsmede [A] van Slachtofferhulp Nederlands namens benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 28 november 2020 in [vestigingsplaats] samen met (een) ander(en) het T-Mobile filiaal aan [adres] heeft overvallen waarbij door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of voorbijgangers te weten onder andere [slachtoffer 5] , 28 iPhones, die toebehoorden aan T-Mobile, van [slachtoffer 3] zijn afgeperst;
subsidiair
medeplichtig is geweest aan de door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en /of een of meer onbekend gebleven personen op 28 november 2020 in [vestigingsplaats] tezamen en in vereniging gepleegde overval op het T-Mobile filiaal aan [adres] waarbij door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of voorbijgangers te weten onder andere [slachtoffer 5] , 28 iPhones, die toebehoorden aan T-Mobile, van [slachtoffer 3] zijn afgeperst.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe kort samengevat aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] inconsistent en niet gedetailleerd zijn en derhalve als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven. Naast die verklaringen is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te stellen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde omdat, indien de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kunnen worden gevolgd, niet kan worden vastgesteld dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht. De feitelijkheden die verdachte in dat geval zou hebben begaan zijn ondersteunend van aard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 4]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 28 november 2020 startte ik mijn dienst bij de T-Mobile aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Ik zag dat er twee jongens de winkel binnen renden. Ik zag dat één jongen (1) een mes in zijn hand had en de andere (2) een pistool. Ik zag dat de jongen met het pistool, het pistool op iedereen die in de winkel stond richtte. De jongen had het mes toen hij binnen kwam in zijn rechterhand, hij hield het mes omhoog.
Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
Jongen 1: [2]
- regenpak;
- zwart of donkerblauw;
- capuchon;
- mond bedekt met een mondkapje of doek, donkere kleur;
Jongen 2:
- regenpak;
- zwart of donkerblauw;
- capuchon;
- mond bedekt met een mondkapje of doek, donkere kleur;
Ik hoorde dat beiden jongens zeiden: “Dit is een overval! Naar de grond!” Ik ben toen gaan liggen op de grond. Ik hoorde dat jongen 1 zei: “iPhones, iPhones, twaalf,
twaalf, iPhones.”
Ik zag en hoorde dat jongen 2 toen naar mijn toe liep, zijn vuurwapen op mijn bovenlichaam richtte, en zei dat ik mijn handen uit mijn zakken moest halen.
Direct daarna zag ik dat jongen 1 met [slachtoffer 3] naar het magazijn liep. Jongen 2 bleef
in de winkel. Ik zag dat ze naar de kluis liepen waar de iPhones liggen. Ik zag dat [slachtoffer 3] de kluis open maakte. Ik zag dat jongen 1 met één hand het mes vasthield, lemmet hoog gericht en dichtbij [slachtoffer 3] stond. Ik zag dat hij met de andere hand een big shopper vasthield.
Ik hoorde dat hij weer zei: “iPhones, iPhones.” Ik zag dat [slachtoffer 3] de kluis open
maakte. Ik zag dat [slachtoffer 3] de iPhones in de Bigshopper gooide. [3]
[slachtoffer 3]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 28 november 2020 begon mijn dienst bij de T-Mobile Shop op het [adres] te [vestigingsplaats] . [4] Toen ik terug draaide hoor ik eerst “Dit is een overval” en direct zag ik twee mensen donker gekleed de winkel inkomen. Ik zag dat een van de twee overvallers een kapmes in zijn hand had. Ik hoorde een overvaller zeggen “Iedereen op de grond.”
Ik liep naar de kluis. Ik zag de overvaller met het kapmes met mij meelopen.
Ik hoorde hem roepen “iPhones”, “iPhone 12’s”. Ik deed de kluis open en ik pakte
direct de iPhones en de duurste modellen. Ik deed deze telefoons in een Bigshopper
tas. Ik bleef de tas vullen met telefoons vanuit de kluis. [5]
[slachtoffer 1]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik wil u graag vertellen wat ik op 28 november 2020, heb meegemaakt in de T-Mobile winkel aan het [straat] in [plaats] . Ik zag ineens in mijn rechter ooghoek een paar snelle bewegingen. Toen ik goed keek stond daar een jongen met een groot zilverkleurig mes in zijn handen. Ik hoorde de jongen roepen, met een Antilliaans of Surinaams accent roepen “Plat plat plat”. [6]
Er was nog een jongen bij, die kwam ook naar binnen maar bleef bij de deur staan.
Ik zag bij binnenkomst al direct dat hij, in zijn rechterhand, een pistool had.
De jongen met het vuurwapen heeft het wapen naar mij gericht om duidelijk te maken dat ik echt plat moest blijven liggen.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
De volgende klanten van de winkel waren aanwezig en identificeerden zich met een
rijbewijs als volgt:
- [slachtoffer 2]
Om 12:20 uur hoorde ik, verbalisant [verbalisant 1] , [slachtoffer 2] zeggen dat zij samen met haar man in de winkel was. [slachtoffer 2] zag twee jongens in het zwart gekleed de winkel inkomen. Een lange jongen had een pistool in zijn handen. Een kortere jongen had een mes in zijn handen. [7]
[aangever]heeft aangifte gedaan namens T-Mobile. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 28 november 2020 heeft er een gewapende overval plaatsgevonden op een filiaal van de T-Mobile, gevestigd aan [adres] te [vestigingsplaats] .
Ik kan u vertellen dat er 28 iPhones zijn weggenomen bij deze diefstal met geweld. [8]
[slachtoffer 5]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik stond op 28 november 2020 in de Intertoys aan het [straat] in [plaats] . [9] Ik zag bij de T-Mobile een vrouw op de grond liggen. Ik zag toen ook twee personen de T-Mobile uit komen lopen. Ik zag dat beide een regenpak droegen. De achterste had een witte grote tas in zijn handen. De voorste had een vuurwapen in zijn hand. Hij richtte dat vuurwapen in het voorbij lopen op mij en riep:
“Ga plat.” [10]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Vervolgens zag ik op de camerabeelden van de T-Mobile dat de daders binnen kwamen rennen. Ik zag dat [medeverdachte 1] als eerst de winkel binnen kwam rennen. Ik zag dat hij hierbij een groot kapmes in zijn rechterhand had. Achter hem kwam de verdachte [medeverdachte 2] . Ik zag dat hij een vuurwapen in zijn rechterhand had en dit direct op de klanten en medewerkers richtte. Nadat de overvallers uit de winkel renden zag ik dat de verdachte [medeverdachte 2] het vuurwapen nog steeds in zijn handen had. Ik zag dat hij dit richten op meerdere personen die buiten liepen. [11]
[medeverdachte 1]is meerdere malen als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Toen werd ik gebeld door me zus en zij zei tegen me je neef wilt je spreken. Hij heet [verdachte] . Hij zei we kunnen die T-Mobile melken. Dat betekent leeghalen. Hij liet mij filmpjes zien van Opsporing Verzocht hoe dat moest. Ik zei “is goed”. Hij zou alles regelen wapens enzo. Maar ik had mijn eigen wapen dus die heb ik zelf meegenomen. Hij gaf ons twee pistolen, maar dat waren alarmpistolen. Ik
geef jullie die scooter mee, jullie gooien alles in de kofferbak en kleden jullie je om en dan zouden we de spullen moeten brengen en dan zouden we alles verkopen. Toen gingen we afspreken. Die jongen van wie de scooter zelf is was er ook bij.
V: Wanneer waren zij erbij?
A: Voor de overval. [12]
A: [verdachte] zei tegen mij: “Binnen ligt al die buit dus jullie moeten pakken wat jullie kunnen pakken.” Toen zei hij het tijdstip en waar we moesten zijn, waar we zouden verzamelen. Hij zei: “Regel nog iemand met wie je dit wilt doen.” En toen zei [medeverdachte 2] : “Oké is goed.”
V: Oké dus toen kwam je daar, en toen?
A: Toen zei mijn neef dat we in de auto moesten zitten. We gingen toen naar Almere Buiten. De eigenaar van die scooter reed zelf naar Almere Buiten. Hij zei toen dat na de overval, wij de spullen in de auto moesten gooien.
V: Wat had je aangedaan?
A: Een regenpak. [verdachte] had dit geregeld. Toen gaven die Marokkaanse jongen die wapens, en hadden we handschoenen aangedaan. Toen regenpak en bivak en een petje op. [13] We gingen op de scooter. Ik reed en [medeverdachte 2] zat achterop.
V: Wat had je voor wapen?
A: Ik had een mes gekozen en [medeverdachte 2] had een pistool.
V: Hoe zag dat mes eruit?
A: Een machete.
We gingen naar binnen en zeiden “iedereen plat”. We zeiden: “Vul die zak met alleen iPhone 12.” [14]
[medeverdachte 2] riep: “Iedereen plat!” Ik rende voorop. Ik ging naar het magazijn. Die man ging de tas vullen. Ik had de tas over mijn schouder. Toen we weggingen rende [medeverdachte 2] voorop. [15]
V: Wat was de afspraak als het wel zou lukken?
A: We zouden de spullen naar hun brengen in hun auto, zij zouden dat naar een stash brengen en een inkoper regelen en dan zouden zij dat naar een inkoper brengen en wij zouden ongeveer 5 tot 10 k krijgen per persoon krijgen. 1 k is 1000 dus 5 à 10.000 euro per persoon. [16]
[medeverdachte 2]is meerdere malen als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Wie is [medeverdachte 1] ?
A: Dat is een vriend van mij.
V: Waarmee ging je akkoord?
A: Met het klusje wat zijn neef had. [17] V: [medeverdachte 1] heeft verklaard dat jullie de T-Mobile winkel gingen overvallen en dat er wapens en een scooter geregeld waren en dat jullie daarvoor geld zouden krijgen. Hoe zit dat?
A: Dat is precies wat hij zei. [18]
Wij waren met de auto naar Almere Buiten gebracht. Wij moesten ons omkleden. Wij hadden regenpakken gehad. En wij kregen onze wapens, handschoenen en een tas. Er stond al een scooter klaar.
Ik heb de mensen op de grond gehouden.
Ik had een bivakmuts, zwart van kleur en die ging vanaf mijn borstbeen tot net boven je neus, zeg maar net bij je wenkbrauwen.
V: Had je voor de rest nog iets op je hoofd?
A: Ja een capuchon van de regenjas.
V: Je vertelde over twee wapens wat waren dat voor wapens?
A: Een grote machete en een handpistool.
Wij kregen in de auto een nep vuurwapen en dat zag ik aan de loop, die was doorboord. En toen werd iemand boos en die zei dat wij niet met een nepwapen naar binnen konden gaan omdat wij de risico's lopen en toen kwam die machete erbij. [19] Toen had hij die machete en toen zei ik dat hij mocht kiezen en toen hield hij die machete en ik kreeg een vuurwapen.
Die neef had gezegd jullie besluiten maar wie wat neemt.
Toen hadden we de rollen besproken en toen heb ik het echte wapen gekozen. Het was een pistool.
Rennen, rennen, naar die winkel, en toen hij rende hij pakte zijn machete en ik pakte het pistool, toen was ik in de winkel gegaan, wij renden die winkel in. Hij was de eerste die naar binnen rende en toen kwam ik 1 seconde later aanrennen en toen rende hij het magazijn in en ik had het pistool en ik schreeuwde “iedereen plat op de grond”. En toen ging het eigenlijk vanzelf, hij vulde de tas in het magazijn toen rende ik eerst naar buiten en hij kwam er achteraan.
V: Je zegt je ging de winkel in en je had je vuurwapen gepakt, wat deed je met dat wapen?
A: Gewoon zwaaien. [20]
V: En toen je tegen die man zei dat hij moest gaan liggen, wat deed je toen met dat wapen?
A: Ik bleef met het wapen zwaaien een daarna liep ik weer de winkel de winkel in om te zorgen dat er geen andere mensen de winkel binnen kwamen.
V: Wat gebeurde er in het magazijn. Wat kon je zien?
A: Ik hoorde [medeverdachte 1] schreeuwen tegen de medewerker doe het snel, doe het snel. V: Maar je zou dus geld krijgen voor de spullen die je daar meeneemt?
A: Ja. [21] V: Maar wat heb je met dat vuurwapen gedaan? Eerst het stukje van de winkel terug naar de scooter.
A: Er waren veel mensen en ik hield de mensen op afstand, ze moesten uit de buurt blijven. Ik was aan het zwaaien met het vuurwapen.
V: Heb je ook nog wat geroepen toen je met dat wapen zwaaide?
A: Ja afstand houden.
V: Oké, dan kom je bij de scooter? Wat doen je dan met het vuurwapen?
A: ik bleef er mee zwaaien want de mensen bleven maar komen.
V: En dan, bij het weg rennen?
A: Ik had die zware tas in mijn arm en ik richtte de hand met het pistool naar achteren want er kwamen twee mensen achter mij aan. [22]
A: Nee man, er was gewoon een groepsapp aangemaakt, [medeverdachte 1] had dat gedaan op Snapchat, daar gingen we praten je weet toch.
V: Wie zaten er in die groep?
A: Ik, [medeverdachte 1] en zijn neef
V: Wat was de naam van die neef in die app?
A: [username] . [23]
V: Wat waren de afspraken na de overval?
A: Kijk zij zeiden dat wij de scooter bij het bruggetje moesten zetten, dat wij de regenpakken in de auto moesten doen en met de telefoons en dat wij dan in de andere auto zouden moeten stappen.
V: Wie zei tegen jullie dat de spullen in de auto gegooid moesten worden?
A: [verdachte] .
V: Waarom moesten jullie regenpakken aantrekken?
A: Zodat we er in een andere kleur vandoor konden gaan.
V: Van wie kwam dat idee?
A: Van [verdachte] . [24]
V: Welke van de twee was de aanstichter van dit?
A: [verdachte] . [25]
[medeverdachte 1]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Jij hebt aangegeven dat jij iets meer weet over de overvallen welke gepleegd zijn de afgelopen tijd in [plaats] . Wat kan jij hierover verklaren?
A: Hij had mij zeg maar een bericht gestuurd, drie dagen voor de overval. Hij vroeg om mijn broertje zijn snapchat. Ik gaf mijn broertje zijn [26] Snapchat. [verdachte] zei toen direct of ik wilde vragen of hij snel wilde reageren. Dit heb ik toen toch ook tegen mijn broertje gezegd.
V: Wie bedoel je met hij met [verdachte] ?
A: [verdachte] hij is de persoon die mijn broertje heeft geregeld. Hij word op straat [bijnaam] genoemd. Het is mijn neefje. [27]
V: Wat is zijn snapchataccount?
A: [username] is de username en de naam [naam] . [28]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Vervolgens heb ik onderzoek gedaan in de uitgelezen data van de Iphone 7, die in beslag is genomen bij de verdachte [verdachte] . Ik zag dat dit account [username] gekoppeld staat aan de telefoon en dat de gebruiker de naam [naam] gebruikt. Ik zag ik dat het email adres ceillioht@gmail.com gekoppeld staat aan het Instagram account [username] . [29]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank gaat voor het bewijs van het tenlastegelegde dan ook van deze verklaringen uit. Daarvoor is het volgende van belang.
[medeverdachte 1] heeft in het eerste verhoor na zijn aanhouding op 28 november 2021 direct en ondubbelzinnig verklaard te zijn benaderd door verdachte om met hem een overval op de
T-Mobile te plegen en dat het verdachte was die de wapens, de vluchtscooter en de kleding voor de overval had geregeld. Verdachte heeft hen daarbij instructies gegeven over de uitvoering van de overval en waar zij nadien de buit moesten afgeven. [medeverdachte 1] heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard hoe hij werd benaderd en wat zij hebben besproken. In latere verhoren heeft verdachte eveneens verklaard dat het verdachte was die hem opdracht heeft gegeven om de T-Mobile te overvallen. [medeverdachte 1] is als getuige gehoord door de
rechter-commissaris. Daar heeft hij zich beroepen op zijn verschoningsrecht waardoor de verdediging hem feitelijk niet heeft kunnen ondervragen.
De verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 2] die eveneens kort na het plegen van de overval heeft verklaard dat het verdachte is geweest die hen opdracht heeft gegeven om de T-Mobile te overvallen en dat het verdachte was die de spullen voor de overval heeft geregeld. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte hebben op Snapchat in een chatgroep gezeten waar zij over de overval hebben gesproken. [medeverdachte 2] heeft ook in latere verhoren consequent verklaard dat het verdachte was die de initiator was van de overval.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voldoende consistent en gedetailleerd en ziet zij geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid daarvan. Daarnaast is van belang dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen, met name de verklaring van [medeverdachte 1] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] .
Medeplegen
Het door de raadsman gevoerde verweer met betrekking tot de kwalificatie van de handelingen van verdachte wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de materiële en intellectuele bijdrage van verdachte, die immers het plan heeft gemaakt en uitvoerder [medeverdachte 1] heeft benaderd, aan de overval van zodanig gewicht is dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 28 november 2020 te [vestigingsplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van 28 iPhones, die aan T-Mobile (filiaal gelegen aan [adres] ) toebehoorden, door
- met gezichtsbedekking en capuchons op en met donkere kleding aan en met in hun hand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp of een machete, de T-Mobile winkel gelegen aan [adres] binnen te gaan en
- daarbij tegen de aldaar aanwezige [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te zeggen: ‘Dit is een overval’ en ‘Naar de grond’ en ‘iPhones, iPhones 12’ en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een machete, op die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten en gericht te houden en voor die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zichtbaar vast te houden en
- met die [slachtoffer 3] mee te lopen naar de kluis en daarbij een machete met de punt in de richting van die [slachtoffer 3] te richten en
- na het verlaten van voornoemde T-Mobile winkel een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op voorbijgangers en omstanders te weten onder andere op [slachtoffer 5] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Uit de Pro Justitia-rapportages van R. Bout, GZ-psycholoog, van 29 maart 2021 en van
M.M. Sprock, psychiater, van 17 maart 2021 volgt niet dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Er is ook overigens niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest;
- een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoel in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft de rechtbank voorts verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie, gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, te hoog is. Voorts dient bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft tenslotte voortzetting van de schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht. Het uitgangspunt is dat de minst bezwarende vorm van detentie dient te prevaleren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op een telecomwinkel op klaarlichte dag. Daarbij zijn de minderjarige uitvoerders van die overval in opdracht van verdachte, bewapend met een steekwapen en een vuurwapen en met gezichtsbedekking op, de telecomwinkel binnengegaan en hebben daar de slachtoffers in kwestie bedreigd. Na het verlaten van de telecomwinkel hebben zij omstanders in het winkelcentrum met het vuurwapen bedreigd om te voorkomen dat zij door hen werden achtervolgd. Verdachte heeft de plegers instructies gegeven en heeft hen voorzien van de wapens, de scooter en de bij de overval gebruikte kleding. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen en evenmin voor andermans goederen en eigendommen. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers angst aangejaagd en uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] en de onderbouwing bij de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt ook dat het bewezenverklaarde diepe sporen bij hen heeft nagelaten en zij professionele hulp nodig hebben om het gebeuren te kunnen verwerken. Daar komt bij dat dit soort feiten bijdragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel.
De rechtbank vindt het bovendien zeer ernstig dat verdachte twee zeer jonge jongens – de plegers waren slechts 15 en 16 jaar oud ten tijde van de overval – heeft aangezet tot het plegen van een gewapende overval en hen heeft voorzien van middelen om die overval te plegen. Verdachte heeft hiervoor tot op de dag van vandaag geen enkele verantwoordelijkheid genomen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 oktober 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder op 3 september 2018 en 17 juni 2020 is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een Pro Justitia rapport van 17 maart 2021, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater;
- een Pro Justitia rapport van 29 maart 2021, opgemaakt door R. Bout, GZ-psycholoog;
- een rapport van Reclassering Nederland van 3 juni 2021, opgemaakt door S.A.L. Stals, reclasseringswerker.
Uit het rapport van de psychiater volgt dat verdachte grotendeels heeft meegewerkt aan het
onderzoek maar weinig openheid heeft gegeven. Er is enkel een globaal beeld van verdachte verkregen zodat de diagnostiek beperkt is gebleven. De eerder gestelde zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken kon niet worden bevestigd dan wel uitgesloten. Ten aanzien van de diagnose ADHD, gebaseerd op de onderzoeksgesprekken en de hetero-anamnese, was hiervoor geen aanwijzingen.
De psychiater schrijft dat klinische observatie in het Pieter Baan Centrum kan worden overwogen. Het is echter maar de vraag of dit meer zal opleveren dan het onderzoek door de psychiater.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat verdachte beperkt heeft meegewerkt aan het
onderzoek. Vanwege de beperkte medewerking is het voor de psycholoog niet mogelijk om
met zekerheid diagnoses vast te stellen. Er zijn sterke aanwijzingen dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking in combinatie met een scheefgroei in de persoonlijkheid, waardoor voornamelijk antisociale maar ook narcistische trekken in de persoonlijkheid zichtbaar zijn. Indien deze diagnoses momenteel met zekerheid zouden zijn te stellen, zouden ze ook bestaan hebben ten tijde van het tenlastegelegde. De psycholoog ziet in het hypothetische geval dat de eerder gestelde diagnoses met zekerheid zouden worden kunnen gesteld geen evidente doorwerking van de diagnoses in het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De psycholoog ziet dan ook geen gronden om het tenlastegelegde feit aan verdachte verminderd toe te rekenen.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat er bij verdachte sprake is van een langdurige geschiedenis van geweldsdelicten en het niet of beperkt meewerken aan onderzoek, voorwaarden en behandeling. Verdachte heeft in het verleden een PIJ-maatregel opgelegd gekregen die meermaals verlengd werd. Zowel voor, tijdens als na deze maatregel vonden er ernstige geweldsdelicten plaats.
Vanwege de proceshouding van verdachte kunnen er geen duidelijke verbanden worden gelegd tussen de leefgebieden en het eventuele risico op recidive. Indien verdachte echter schuldig wordt bevonden dan ziet de reclassering op basis van het dossier een hoog risico op recidive, een hoof risico op letsel en een hoof risico op onttrekken aan voorwaarden. De risicofactoren die daaraan ten grondslag liggen zijn het delictverleden, de financiën, het sociale netwerk, het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte. Er lijkt ook een aantal leefgebieden met stabiliteit te zijn maar deze lijken onvoldoende gewicht te hebben om verdachte van delictgedrag te weerhouden. Verdachte geeft aan dat hij een ander persoon is dan voorheen en dat hoewel hij geen hulpvragen heeft, hij hulp niet zal afwijzen. Aangezien deze uitspraken van verdachte haaks staan op het gedrag dat van verdachte bekend is, is een sociaal wenselijk component niet uit te sluiten. Het feit dat verdachte slechts in beperkte mate heeft meegewerkt aan het Pro Justitia onderzoek, kan erop wijzen dat verdachte zich in deze zaak een berekenende houding aanmeet.
Gelet op de aanwezige risicofactoren, het hoge risico op recidive, geweld en onttrekken aan voorwaarden in combinatie met de lage responsiviteit, ziet de reclassering geen mogelijkheden om met reclasseringsinterventies het risico terug te dringen.
De reclassering adviseert vanwege het hoge recidiverisico en het verloop van de eerdere inzet tot gedragsverandering bij verdachte om bij veroordeling tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf. Indien deze maatregel wordt opgelegd, zal de reclassering te zijner tijd een advies geven over de invulling van de voorwaarden.
Op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor overval op een winkel uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige situatie sprake is van meerdere strafverhogende omstandigheden. Verdachte heeft het feit in een samenwerkingsverband gepleegd en heeft daarbij twee minderjarige medeplegers, die natuurlijk het meeste risico liepen, de overval laten uitvoeren. Daarnaast is de professionele wijze waarop de overval is gepleegd, te weten met meerdere wapens waaronder een vuurwapen, vermommingen en het gebruik van meerdere voertuigen, waaronder een scooter, strafverhogend. Ten slotte weegt zwaar in het nadeel van verdachte mee dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en kennelijk op geen enkele manier van plan is geweest zijn leven te beteren.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot
gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in art. 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Verdachte heeft zich immers onder andere schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, namelijk een gewapende overval. Op dit misdrijf is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld. Aan verdachte wordt ter zake van dit strafbare feit bovendien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van het onder verdachte in beslag genomen voorwerp, te weten een telefoontoestel (goednummer PL0900-2020387878-2749669).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1617,09. Dit bedrag bestaat uit € 17,09 materiële schade en € 1.600,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,--. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.300,37. Dit bedrag bestaat uit € 50,37 materiële schade en € 1.250,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te weten tot een bedrag van € 767,09, bestaande uit € 17,09 aan materiële schade en € 750,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld in de betaling van de schade. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering voor het overige.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te weten tot een bedrag van € 750,--, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld in de betaling van de schade. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering voor het overige.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te weten tot een bedrag van € 1.000,--, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld in de betaling van de schade. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade. Ook ten aanzien van de materiële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat dit geen rechtstreekse schade betreft.
10.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De raadsman heeft de rechtbank subsidiair verzocht de conclusie van de officier van justitie over te nemen.
[slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De raadsman heeft de rechtbank subsidiair verzocht de conclusie van de officier van justitie over te nemen.
[slachtoffer 3]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De raadsman heeft de rechtbank subsidiair verzocht de conclusie van de officier van justitie over te nemen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering voor zover het de materiële schade betreft, geheel toewijzen.
Ten aanzien van de immateriële schade
De benadeelde partij was ten tijde van het bewezen verklaarde feit als klant aanwezig in de winkel van T-Mobile en hij is daarbij bedreigd met een steekwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in zijn persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op schadevergoedingen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van in totaal € 750,-- voor de immateriële schade billijk. De rechtbank zal daarom de vordering voor zover het de immateriële schade betreft tot dat bedrag toewijzen.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 767,09 hoofdelijk toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij was ten tijde van het bewezen verklaarde feit als klant aanwezig in de winkel van T-Mobile en zij is daarbij bedreigd met een steekwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in zijn persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op onder meer schadevergoedingen zoals die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van in totaal € 750,-- voor de immateriële schade billijk.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van de materiële schade
Uit de bij de vordering tot schadevergoeding ingediende stukken ter onderbouwing en hetgeen door Slachtofferhulp ter terechtzitting naar voren is gebracht volgt dat de reiskosten die door de benadeelde partij worden gevorderd betrekking hebben op het bijwonen van de strafzittingen van de medeverdachten. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in een te ver verwijderd verband staan van het bewezen verklaarde feit en derhalve geen rechtstreekse schade betreffen. De rechtbank zal de vordering voor dat deel dan ook afwijzen.
Ten aanzien van de immateriële schade
De benadeelde partij was ten tijde van het bewezen verklaarde feit als medewerker aanwezig in de winkel van T-Mobile en hij is daarbij bedreigd met een steekwapen. Onder bedreiging van het steekwapen moest hij de tas van de overvallers vullen met telefoons. Op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in zijn persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op onder meer schadevergoedingen zoals die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van in totaal € 1.000,-- voor de immateriële schade billijk.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 1.000,-- hoofdelijk toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingop grond van 38z Wetboek van Strafrecht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 telefoontoestel (goednummer PL0900-2020387878-2749669);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 767,09;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 767,09 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 750,--;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 750,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.000,--;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. A.M. Loots en
M.A.A. ter Meer-Siebers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 november 2020 te [vestigingsplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meerdere (28) iPhone(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan T-Mobile (filiaal gelegen aan [adres] ) toebehoorde, door
- met gezichtsbedekking en/of capuchon(s) op en/of met donkere kleding aan en/of met in zijn/hun hand(en) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes/machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, de T-Mobile winkel (gelegen aan [adres] ) binnen te gaan en/of
- ( daarbij) tegen de aldaar aanwezige [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of andere onbekend gebleven personen te zeggen: ‘Dit is een overval’ en/of ‘Naar de grond’ en/of ‘iPhones, iPhones 12’, althans woorden van gelijke (bedreigende) aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes/machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of voor die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zichtbaar vast te houden en/of
- met die [slachtoffer 3] mee te lopen naar de kluis en/of daarbij een mes/machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, met de punt in de richting van die [slachtoffer 3] te richten en/of gericht te houden en/of
- na het verlaten van voornoemde T-Mobile winkel een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes/macheta, althans een scherp en/of puntig voorwerp te richten op voorbijgangers en/of omstanders te weten onder andere op [slachtoffer 5] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en /of een of meer onbekend gebleven personen, op of omstreeks 28 november 2020 te [vestigingsplaats] , tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meerdere (28) iPhone(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan T-Mobile (filiaal gelegen aan [adres] ) toebehoorde, door
- met gezichtsbedekking en/of capuchon(s) op en/of met donkere kleding aan en/of met in zijn/hun hand(en) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes/machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, de T-Mobile winkel (gelegen aan [adres] ) binnen te gaan en/of
- ( daarbij) tegen de aldaar aanwezige [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of andere onbekend gebleven personen te zeggen: ‘Dit is een overval’ en/of ‘Naar de grond’ en/of ‘iPhones, iPhones 12’, althans woorden van gelijke (bedreigende) aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes/machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of voor die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zichtbaar vast te houden en/of
- met die [slachtoffer 3] mee te lopen naar de kluis en/of daarbij een mes/machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, met de punt in de richting van die [slachtoffer 3] te richten en/of gericht te houden en/of
- na het verlaten van voornoemde T-Mobile winkel een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes/macheta, althans een scherp en/of puntig voorwerp te richten op voorbijgangers en/of omstanders te weten onder andere op [slachtoffer 5] bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s) op een of meer tijdstippen in op of omstreeks de periode van 26 november 2020 tot en met 28 november 2020 te [vestigingsplaats] , opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft door:
- informatie en/of het plan ten behoeve van de uitvoering van bovengenoemd misdrijf te bedenken en/of te verstrekken en/of
- een of meer vuurwapens en/of een mes en/of (regen)kleding en/of een scooter en/of een of meer auto’s (waaronder een Fiat Stylo, kenteken: [kenteken] ) te leveren en/of
- de kentekenplaat van voornoemde scooter af te plakken en/of
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] af te zetten in de nabijheid van voornoemde T-Mobile winkel en/of
- in de nabijheid van voornoemde T-Mobile winkel te wachten op voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] teneinde bovengenoemde weggenomen telefoons in ontvangst te nemen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 maart 2021, onderzoeksnummer MD2R020213 / MD2R020221 (Sidmouth), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 486. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 64.
3.Pagina 65.
4.Pagina 70.
5.Pagina 71.
6.7 Pagina 75.
7.Pagina 79.
8.Pagina 67.
9.Pagina 148.
10.Pagina 149.
11.Pagina 139.
12.Pagina 272.
13.Pagina 273.
14.Pagina 274.
15.Pagina 275.
16.Pagina 276.
17.Pagina 309.
18.Pagina 310.
19.Pagina 311
20.Pagina 312.
21.Pagina 313.
22.Pagina 314.
23.Pagina 317.
24.Pagina 320.
25.Pagina 321.
26.Pagina 177.
27.Pagina 178.
28.Pagina 180.
29.Pagina 240.