ECLI:NL:RBMNE:2021:5154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
16/177451-20, 16/16/159769-20, 16/220114-19, 16/077701-19 (vord. tul) en 16/277875-29 (vord. tul) (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belaging, overtreden gedragsaanwijzing en bedreigingen met bijzondere voorwaarden en vrijheidsbeperkende maatregelen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, bedreiging en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 juni 2020 tot en met 8 juli 2020 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffer [slachtoffer 1] door haar te stalken en bedreigen. De verdachte heeft ook een gedragsaanwijzing overtreden die hem verbood contact op te nemen met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een gebiedsverbod voor de gemeente Hilversum. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van cannabis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/177451-20, 16/16/159769-20, 16/220114-19, 16/077701-19 (vord. tul) en 16/277875-29 (vord. tul) (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwegein,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. F.C. Knoef, advocaat te ’s-Gravenhage, alsmede hetgeen mrs. M.J. Hamer en M.J. Schimmel, advocaten te Bussum, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en deskundige D. Lane van de reclassering naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/177451-20:
feit 1
in de periode van 19 juni 2020 tot en met 8 juli 2020 in Hilversum en/of ’s-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
feit 2
in de periode van 19 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 in Hilversum en/of ’s-Gravenhage (telkens) een gedragsaanwijzing heeft overtreden;
feit 3
in de periode van 19 juni 2020 tot en met 24 juni 2020 in Hilversum en/of ’s-Gravenhage [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling, enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of brandstichting;
feit 4
in de periode van 28 april 2020 tot en met 30 april 2020 in Hilversum en/of ’s-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling, enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of brandstichting;
feit 5
op 17 april 2020 in Hilversum een rijbewijs en/of kentekenbewijs van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 6
in de periode van 1 mei 2021 tot en met 13 september 2021 in Hilversum en/of ’s-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
ten aanzien van parketnummer 16/159769-20:
in de periode van 16 juni 2020 tot en met 17 juni 2020 in Hilversum [slachtoffer 1] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, verkrachting, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, enig misdrijf tegen het leven gericht, gijzeling, zware mishandeling en/of brandstichting;
ten aanzien van parketnummer 16/077701-19:
in de periode van 12 juli 2018 tot en met 13 juli 2018 in Hilversum [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar (meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan/stompen.
De rechtbank nummert de hierboven weergegeven en onder verschillende parketnummers ten laste gelegde feiten door als de feiten 1 tot en met 8.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de feiten 1 tot en met 4, 6 en 7 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast heeft hij vrijspraak bepleit van het onder feit 5 en 8 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor het onder 5 ten laste gelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een rijbewijs en/of kentekenbewijs toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft gestolen. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Vrijspraak voor het onder 8 ten laste gelegde feit
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 12 juli 2018 tot en met 13 juli 2018 in Hilversum [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan/stompen. Verdachte heeft de mishandeling ter zitting ontkend en heeft verklaard aangeefster alleen te hebben geduwd, waarna aangeefster tegen de pilaar aan zou zijn gevallen.
Aangeefster heeft hierover een wisselende verklaring afgelegd en haar verklaring wordt op dit onderdeel naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende door andere bewijzen ondersteund. Zo heeft aangeefster ter plaatse aan verbalisanten verklaard dat zij tegen een pilaar was gevallen en dat er niets aan de hand was. Vervolgens heeft zij een tijd later verklaard te zijn geslagen/gestompt door verdachte. Uit het dossier en het verhandelde op de zitting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast komen te staan dat verdachte heeft geslagen of gestompt. Weliswaar heeft aangeefster letsel opgelopen, maar daaruit valt niet af te leiden dat dit door het slaan/stompen van verdachte is veroorzaakt. Het waargenomen letsel kan ook passen bij hetgeen verdachte heeft verklaard, namelijk het (ten gevolge van een duw) vallen tegen een pilaar. Dit zou ook een mishandeling kunnen opleveren, maar de mishandeling zoals tenlastegelegd acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen [1] voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten
Deze feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 oktober 2021;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 24 juni 2020, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangeefster met bijlagen door [slachtoffer 1] van 7 juli 2020, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland; [3]
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ontvangst klacht door [slachtoffer 1] van 21 juli 2020, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland. [4]
Bewijsmiddelen voor het onder 3 ten laste gelegde feit
1. [slachtoffer 1] heeft op 24 juni 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte [5] - zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Plaats delict: Hilversum.
Pleegdatum: tussen 19 juni 2020 en 24 juni 2020.
Ik doe aangifte van bedreiging door [verdachte] .
[telefoonnummer], vanaf dit nummer heeft hij de volgende berichten gestuurd:
- 24-06-2020: “kanker hoere dochter jij denk dat jij veilig bent mij maat genaaid ik verbrand jou ouders de huis en hoop ik dat je kind ook meeh gaat en jij moet voor al uit kijke als je naar huis komt geluk dat de balkon deur dicht waren ik zweer anders je huis was leeg maar ik hou je in de gaten slaap kamer van je zoon gaat in vlammen.”
- 24-06-2020: “Ik steek jou moeder de huis in de fik en jou zoon gaat ook meeh maken en jou huis ken je beter niet meer terug komen fijne dag.”
06-85316522, vanaf dit nummer heeft hij de volgende berichten gestuurd:
- 22-06-20: “Let op jou kind en je ouders de huis kanker over loper. Hou je ooge open verder ik zeg niks kanker schijnheilige kanker teef.”
06-87186413, vanaf dit nummer zijn de volgende berichten gestuurd:
- 24-06-2020: “Je huis gaat in de fik u dochter is een kinder moordenaar bewijs zal je zien en krijgen wize kanker zwervers.”
2. [slachtoffer 2] heeft op 2 juli 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte [6] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Plaats delict: Hilversum.
Pleegdatum: 24 juni 2020
Hierbij doe ik aangifte van bedreiging door [verdachte] .
Op 24 juni 2020 begon hij mijn man weer te appen. Dit deed hij met het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . Hij stuurde het volgende bericht: "Jou huis gaat in vlammen kanker varken, en jou dochter ook en die kleine van der snuif mense voor de weeknd."Dezelfde avond ontving ik ook twee berichten van [verdachte] . Deze stuurde hij met het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . Hier stond het volgende in: "Hoere kind ik neuk jou kanker moeder kanker flikker let op je zelf steek je kanker huis in de fik en de rest beloof 100."
Meteen stuurde hij een tweede bericht. Hier stond het volgende in: "ik beloof jou dat jullie huis word onveilig 100."
3. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlagen [7] van 8 juli 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik ontving op 2 juli 2020 een mail van aangeefster [slachtoffer 2] . Bijgevoegd bij de mail zijn screenshots van de bedreiging waar zij aangifte van heeft gedaan. Deze bijlagen worden toegevoegd bij de aangifte.
4. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 8 oktober 2021 verklaard:
Ik heb in 2020 gebruik gemaakt van meerdere telefoonnummers. Ik weet niet meer hoeveel. Het klopt dat ik in de periode van 19 juni 2020 tot en met 24 juni 2020 [slachtoffer 1] meerdere (spraak)berichten heb gestuurd. Ik heb die dreigende berichten uit boosheid/frustratie gestuurd.
Bewijsoverweging voor het onder 3 ten laste gelegde feit
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 oktober 2021 ontkend [slachtoffer 2] te hebben bedreigd. De rechtbank stelt vast dat verdachte op de terechtzitting heeft bekend berichten naar [slachtoffer 1] te hebben gestuurd en gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers waarmee die berichten zijn verstuurd. Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] blijkt dat de berichten van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] zijn verstuurd. De rechtbank stelt vast dat het telefoonnummer [telefoonnummer] overeenkomt met het telefoonnummer waarmee verdachte aangeefster [slachtoffer 1] heeft bedreigd. De rechtbank oordeelt dat ook de context van de verstuurde berichten overeenkomt. De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, voornoemde verklaring van verdachte onaannemelijk. De rechtbank concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de ten laste gelegde bedreiging heeft gepleegd en acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen voor het onder 4 ten laste gelegde feit
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 oktober 2021;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 8 juli 2020, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
Bewijsmiddelen voor het onder 6 ten laste gelegde feit
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 oktober 2021;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangeefster met bijlagen door [slachtoffer 1] van 24 mei 2021;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 september 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland; [10]
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ontvangst klacht door [slachtoffer 1] van 19 juli 2021, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland. [11]
Bewijsmiddelen [12] voor het onder 7 ten laste gelegde feit
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 oktober 2021;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] met bijlagen van 17 juni 2020, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op tijdstippen in de periode van 19 juni 2020 tot en met 8 juli 2020 in Nederland, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] door haar veelvuldig
- (spraak)berichten via SMS en/of WhatsApp, althans via elektronisch berichtenverkeer te sturen en
- foto's te sturen en
- te bellen,

met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;

feit 2
op tijdstippen in de periode van 19 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 in Nederland telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 18 juni 2020 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat verdachte geen contact mag opnemen met [slachtoffer 1] , door haar veelvuldig (spraak)berichten via WhatsApp en/of SMS te sturen en haar te bellen;
feit 3
op tijdstippen in de periode van 19 juni 2020 tot en met 24 juni 2020 in Nederland, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat en brandstichting, door die [slachtoffer 1] via (spraak)berichten via WhatsApp dreigend de woorden toe te voegen:
"kanker hoere dochter jij denk dat jij veilig bent mij maat genaaid ik verbrand jou ouders de huis en hoop ik dat je kind ook meeh gaat en jij moet voor al uit kijke als je naar huis komt geluk dat de balkon deur dicht waren ik zweer anders je huis was leeg maar ik hou je in de gaten slaapkamer van je zoon gaat in vlammen" en
"Let op jou kind en je ouders de huis kanker overloper. Hou je ooge open verder ik zeg niks kanker schijnheilige kanker teef" en
"Je huis gaat in de fik u dochter is een kindermoordenaar bewijs zal je zien en krijgen wize kanker zwervers" en
"Ik steek jou moeder de huis in de fik en jou zoon gaat ook meeh maken en jou huis ken je beter niet meer terug komen fijne dag";
en
door die [slachtoffer 2] via (spraak)berichten via WhatsApp dreigend de woorden toe te voegen:
"Jou huis gaat in vlammen kanker varken. en jou dochter ook en die kleine van der" en
"Hoere kind ik neuk jou kanker moeder kanker flikker let op je zelf steek je kanker huis in de fik en de rest beloofd 100" en
"ik beloof jou dat jullie huis word onveilig 100";
feit 4
op tijdstippen in de periode van 28 april 2020 tot en met 30 april 2020 in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat en brandstichting door die [slachtoffer 1] via WhatsApp en/of SMS dreigend de woorden toe te voegen:
"ik ben apie en die auto ga ik gestollen op geven en ik stik hem in brand" en
"je auto rem gaat onder de olie insallah gaj je tege een paal aan komem jij bent nu bij mij op de rood ik haat jou zp erg erger dan mij ex ik breek je hele leve spuug op mij gezicht wat jij hebt gezegt ik ga je laten zien alles gah je misen" en
"wollah ik zweer je gaat spijt krijgen ik zie j strakts bij je moeder dit keer op mij graff" en
" Nu is hard tege hard vader moeder dood";
feit 6
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2021 tot en met 13 september 2021 in Nederland, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , door haar veelvuldig,
- (spraak)berichten via SMS, WhatsApp en email te sturen en
- te bellen en
- door anderen (vanuit het ziekenhuis en de Penitentiaire Inrichting) te laten bellen en
- via haar vader, moeder en collega’s te (pogen te) benaderenen/of
- één of meerdere brief(ven) en/of kaart(en) te sturen,

met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;

feit 7
op tijdstippen, in de periode van 16 juni 2020 tot en met 17 juni 2020 in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, en
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat, en
- verkrachting, en
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- brandstichting,
door via WhatsApp naar die [slachtoffer 1] de volgende berichten en voicememo's te sturen:
- "Jij denk i ben gek wollah vandaag jij bnt aan de buurt en jou ouders die gaat foto.s
krijgen en net als de ouders van r schoonouders van de velde tel op anders ik ben
hoerekind."
- "Vanaf vandaag. Wollah. Laat je moeder goed uit het raam kijken."
- "Maar ik één ding tegen jou zeggen: wollah jij gaat zometeen. Ga jij. Ga jij merken."
- "En dat je nogsteeds contact met hun hebt, geloof me, wollah jij gaat spijt krijgen. Ik sfeer, jij gaat even hard gelachen(?) hoe het is gebeurd bij hem bij zijn huis. Dat gaat ook bij jou gebeuren. Jullie gaan wel met een houten paal. Ik ga jou moeder de raam moeten zetten. Let op. Je weet toch.",
- "ik neuk jou let op mij aan het lijntje houde heb mij hande vuil gemaakt waar door ik.moet ziten jij moet op leten kanker snikie persoon",
- "Pas op wollah jij gaat eraan kanker setannnnn",
- "En jou zoon blijft niet veilig je gaat zien kanker sukkel mij familie lolen appe en verklike wollah je gaat zien en die kanker ouders van jou"
- "Ga maar luisteren want ik zeg alleen tegen jou. Let goed op. Groen licht is al doorgegeven. Je bent te laat mevrouw. Dus uh, luister maar goed die koran. Zolang het nog ken."
- "Al die energie die ik heb gedaan. En die ik nog wil uitgooien. Die allemaal ga ik aan jou geven. Geloof me. Die andere kunnen allemaal. Die kunnen allemaal nog even wachten. Maar deze van jou nu? Ik heb geen geduld. Nu mag heel de buurt om jou lachen. Geloof me. Als ik jou twee dingen al gedaan heb. Ik heb twee dingen al gedaan. Je moet het ziekenhuis in laten slaan. Dit laat ik doen. Maar nu. Ik ga jou zeggen. Maar nu, ga ik twee personen overslaan. En ik ga jou zeggen. Jij bent de eerste. De eerste nacht die eraan komt ben je aan de beurt.",
- "Je weet echt niet wat er gaat gebeuren voor vrijdag. En vanaf vandaag gaat het gebeuren. Want ik ga jou zeggen. Jij bent echt, maar dan ook echt, te ver gegaan.",
- "Slaap leker alvast laat je goed verwennen *Duimpje omhoog* zolang het nog ken

de nacht begint zo *OK-Gebaar*",

- "Denk goed na ik ga jou laaste kans geve je heb helenacht anders op mij dood dan ke je lache",
- "Kruip bij hem in ik ga je niet 2x zege laaste kans anders wollah ..... *OK-gebaar*",
- "Denk goed nah godverdome .ik maak geen kanker grapen wollah koran zeg jou niet nog een keer",
- "Vader moeder dood ik geef jou deze dag nog heb jr niet nahgedacht dan op alles wat ik heb je gaat huilen vanacht onthou wat ik zrg . ik maak geen kanker grappen jij mij naaien mij misbruike en mij an het lijntje houde wollah dan flik ik.dit die jij gaat meehmake ik zeg jou niet nog een keerrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrtje",
- "Jou dag is nu begonnen . Wollah ik wacht nog eve anders is het afgelope dan mag jou zoon ergens anders verblijven ik wacht",
- "ik ga je niet nog een keer zegen ik zweer op mij door of je gaat praten of je gaat alles kwijt rsken en je zoon blijft niet bij je ouders jij naait mij en blijft liege wollah kijk en pas op dat zeg ik je aleen speel die toneel stuk ik weet niks wollah ik doe het en laat het doen geloof mij",
- "ik wacht nog eve anders kunnen die gaste plan maken voor de komende nacht",
- "Hou mij aan de lijn en dan zien we wel wat er gaat gebeuren. Want ik zweer het nu ben jij diegene die gaat huilen. Ja? Eerst was [A] , dan je moeder. Nu ben jij aan de beurt. Geloof mij, jouw kind gaat daar niet meer veilig blijven. Heb ik jou nu gewaarschuwd.",
- "Oke mevrouw, maar ik zweer het. Ik ga jou zeggen, hand op de Koran. Ik heb iemand doodgeslagen man. Ik ga nu jou aanpakken. Jij gaat zien. Wollah. Was gisteren al gebeurd. Maar ik heb jou tweede kans gegeven. Jij wil die kans niet gebruiken. Dan houdt het op. Ik zeg jou eerlijk. Ga niet één keer smeken om mij dingen van mij uit jouw mond te horen. Maar in ieder geval jij wil j-j-j-j-jij wil dat uh- dat dat gebeurd. Ga maar goed melden.",
- "Jij moet goed uit kijke vandaag . Geniet er van samen met je kanker hoerre stiekem manetje ik verbrand jou ouders de huis en jij slaapt buite jij wil mij aan het lijntje houde wize stiekem roker.", en/of
- "Een dag heb je nog ik ga je waarschuwen vader moeder dood ander ken lache."
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feiten 1 en 6
telkens: belaging;
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat en met brandstichting, meermalen gepleegd;
feit 4
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat en met brandstichting;
feit 7
bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsadvies van 19 februari 2021. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Zij heeft daarnaast gevorderd aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] (vader) en [B] (zoon) en een gebiedsverbod voor Hilversum, op te leggen voor de duur van vijf jaren, met dien verstande dat iedere keer dat verdachte deze contact- en locatieverboden overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van veertien dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de rol die aangeefster [slachtoffer 1] heeft gehad in het handelen van verdachte. Ook heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met de Pro Justitia-rapportage van 25 januari 2021, waaruit blijkt dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend, met het feit dat verdachte ruim vier maanden in voorarrest heeft gezeten en zes maanden een enkelband heeft gehad en met de omstandigheid dat hij tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis al een start heeft gemaakt met de begeleiding en toezicht. Verdachte is toen op de wachtlijst voor begeleid wonen geplaatst, had een jobcoach en er was bewind voering ingezet. Daarnaast heeft de inhoudelijke behandeling van deze zaak lang op zich laten wachten. De raadsman verzoekt de rechtbank daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de periode die verdachte tot aan de uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met de bijzondere voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsadvies van 19 februari 2021 en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Het voorwaardelijk deel kan fors zijn om ervoor te zorgen dat verdachte zich aan de voorwaarden houdt en niet opnieuw met justitie in aanraking komt. De raadsman verzoekt hierbij een proeftijd van drie jaren, anders dan de eis van de officier, op te leggen. De raadsman heeft daarnaast verzocht aan verdachte geen vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contact- en gebiedsverbod, op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft in het bestek van een sterk getroebleerde relatie met zijn ex-partner zich schuldig gemaakt aan zes strafbare feiten. Dat aangeefster [slachtoffer 1] in het mislopen van de relatie en de moeizame afwikkeling daarvan ook een rol heeft vervuld acht de rechtbank niet onaannemelijk, maar neemt het strafwaardige van het handelen van verdachte niet weg. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging, bedreiging en het overtreden van een gedragsaanwijzing. Verdachte heeft het slachtoffer in een periode van eerst ongeveer een maand en daarna ongeveer vijf maanden veelvuldig gebeld en berichten gestuurd. Hij deed dit met verschillende prepaid nummers. De rechtbank overweegt dat verdachte gedurende deze periode op een intensieve, indringende, respectloze en dreigende manier geprobeerd heeft om direct of indirect in contact te komen met slachtoffer. Ook heeft hij het slachtoffer en haar moeder, slachtoffer [slachtoffer 2] , bedreigd met de dood, de algemene veiligheid van personen en goederen en brandstichting. Daarnaast heeft verdachte slachtoffer [slachtoffer 1] ook bedreigd met verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Dit heeft hij wederom gedaan door meerdere berichten en e-mails te sturen en slachtoffer [slachtoffer 1] meerdere keren te bellen. De teksten die verdachte heeft gestuurd laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Ondanks dat aan verdachte een gedragsaanwijzing was opgelegd, is hij toch contact met slachtoffer [slachtoffer 1] blijven opnemen. De rechtbank overweegt dat de bewezen verklaarde feiten geen op zichzelf staande incidenten zijn, maar dat verdachte een geruime periode op een intensieve en indringende manier geprobeerd heeft om direct of indirect in contact te komen met slachtoffer [slachtoffer 1] , terwijl hij wist dat dit niet mocht. Verdachte heeft door zijn handelen het veiligheidsgevoel van beide slachtoffers aangetast. Dat het handelen van verdachte grote impact heeft gehad op hen en gevoelens van angst bij hen heeft veroorzaakt, blijkt ook uit de velen aangiften en uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van de slachtoffers die namens hen tijdens de terechtzitting van 8 oktober 2021 zijn voorgelezen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 september 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 25 januari 2021, opgesteld door J.M. Oudejans, psycholoog (hierna: de psycholoog). Uit de rapportage blijkt dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking. Ook is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis, qua ernst matig, in tijdelijke (volledige) remissie. Volgens de psycholoog was verdachte ook ten tijde van het plegen van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking. De intellectuele beperkingen van verdachte maken in hun onderlinge samenspel de ruimte voor misverstanden en misinterpretaties groot en doen hem in meer complexe en emotioneel beladen sociale situaties en conflicten relatief snel het overzicht verliezen, waarna ook de greep op zijn agressieve impulsen vermindert. Volgens de psycholoog doet deze dynamiek zich nadrukkelijk gelden in de relatie met slachtoffer [slachtoffer 1] . De stoornis in het gebruik van cannabis heeft daarbij een faciliterende rol gespeeld. Verdachte is dus weliswaar in staat geweest de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te zien, maar is in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat geweest conform dat inzicht te handelen. De psycholoog adviseert daarom het onder die feiten ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De kans op herhaling van vergelijkbare feiten wordt door de psycholoog matig tot hoog ingeschat, zeker op de wat langere termijn. Het basale wantrouwen, het beperkte begripsvermogen en de gebrekkige informatieverwerking maken dat de kans op misverstanden en misinterpretaties en daarmee conflicten, juist in een relatie, relatief groot is. Ook is verdachte maatschappelijk gezien nog weinig ingebed en zal de instabiliteit op het vlak van wonen, werk en financiën voorlopige een (extra) bron van frustratie zijn. Het is volgens de psycholoog van belang dat verdachte begeleid wordt en dat de huidige begeleiding door Middin in het kader van de WMO wordt voortgezet, in combinatie met toezicht van de reclassering. Omdat zijn beperkte zelfredzaamheid zelfstandig wonen op
dit moment te hoog gegrepen maakt lijkt volgens de psycholoog plaatsing in een RIBW (bij voorkeur met LVB expertise) een voor de hand liggende tussenstap op weg naar (begeleid) zelfstandig wonen. Daarnaast is aan te bevelen om te kijken of en zo ja, op welke manier daar een laagdrempelig en laagfrequent contact met een psycholoog kan worden ingepast, die hem kan ondersteunen bij het hanteren van zijn frustraties en onmachtsgevoelens die gepaard gaan met zijn marginale maatschappelijke positie, zijn ervaringen met vrouwen en zijn chronische ziekte in de vorm van diabetes. Volgens de psycholoog lijkt een aanmelding bij een forensische polikliniek of ambulant psychiatrisch centrum (zoals De Waag) niet nodig en mogelijk zelfs gecontra-indiceerd: een nadrukkelijke patiënten rol zal verdachte demotiveren en bovendien vragen zijn intellectuele beperkingen en beperkt overzicht om het zo klein mogelijk houden van het aantal professionals met wie hij van doen heeft. Dit zou volgens haar kunnen plaatsvinden binnen een kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 19 februari 2021. De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, ambulante woonbegeleiding, meewerken aan middelencontrole, contactverbod en locatieverbod (met politietoezicht).
Conclusie
De rechtbank is met de psycholoog van oordeel dat verdachte zijn problematiek ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten aan de orde waren en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op die momenten heeft beïnvloed. Hoewel de psycholoog zich alleen heeft uitgelaten over de onder 1 t/m 5 ten laste gelegde feiten, ziet de rechtbank – gelet op de onderbouwing van de psycholoog in haar rapportage – reden om aan te nemen dat verdachtes problematiek ook ten tijde van de onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten aanwezig waren en dat dit zijn gedragskeuzes ook op die momenten heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat alle bewezenverklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De oriëntatiepunten voor bedreiging gaat uit van de oplegging van een geldboete. De rechtbank weegt echter in strafverzwarende zin mee dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere bedreigingen tegen zijn ex-partner, waarbij verdachte bij alle feiten steeds is doorgegaan en als het ware terreur is gaan uitoefenen op het slachtoffer. In dit verband is van belang dat de terreur zich niet alleen op het slachtoffer richtte, maar ook op haar ouders. Gelet op voornoemde omstandigheden, is de in de oriëntatiepunten genoemde geldboete als strafmodaliteit niet aan de orde. De rechtbank overweegt dat voor de bewezen verklaarde belaging en overtreden van de opgelegde gedragsaanwijzing geen landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn opgesteld. Daarom heeft de rechtbank bij het bepalen van de straffen voor deze bewezenverklaarde feiten met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie en de over verdachte opgemaakte rapportages echter reden om de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het doel van de voorwaardelijke gevangenisstraf is om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Om dit te bereiken vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat verdachte voor de onder 5 en 8 ten laste gelegde feiten is vrijgesproken. Ook wordt in het doel dat met een langere proeftijd wordt beoogd, al voorzien met de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank zal gelet op het voorgaande, naast de geldende algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd in haar rapportage van 19 februari 2021 en zoals hieronder vermeld.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op het gedrag van verdachte jegens slachtoffer [slachtoffer 1] (en haar familie), de duur en intensiteit van de belaging en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, oordeelt de rechtbank dat er aanleiding bestaat om de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen in de zin van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen:
  • een locatieverbod voor gemeente Hilversum; en
  • een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] (moeder), [slachtoffer 3] (vader) en [B] (zoon).
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregelen opleggen voor de duur van vijf jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit locatieverbod of deze contactverboden overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van veertien dagen. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft strafbare feiten gepleegd die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van
personen. De deskundigen hebben de kans dat verdachte opnieuw vergelijkbare feiten zal plegen, ingeschat op matig tot hoog. De rechtbank neemt die conclusie over en is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Om die reden beveelt de rechtbank dat zowel de bijzondere voorwaarden als de vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.592,92. Dit bedrag bestaat uit € 92,92 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Daarnaast vordert zij een vergoeding van de proceskosten van € 150,-.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,- dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Bij het schadevergoedingsverzoek zijn namelijk meerdere bijlagen bijgevoegd die betrekking hebben op de periode voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten. Daarnaast blijkt uit de slachtofferverklaring dat de benadeelde partij ook schade vordert ten behoeve van feiten die niet zijn tenlastegelegd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard. Met betrekking tot de proceskosten heeft zij geconcludeerd dat dit bedrag geheel kan worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade op een lager bedrag dan door de officier van justitie gevorderd, dient te worden vastgesteld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze schadepost ziet op het onder 8 ten laste gelegde feit en verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, als gevolg van de hiervoor bewezenverklaarde feiten, hier anderszins in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat zij heeft overgehouden. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat daarnaast in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend en met het feit dat verdachte voor de onder 5 en 8 ten laste gelegde feiten is vrijgesproken, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 1.500,- . Een deel van de gevorderde immateriële schade houdt, blijkens de onderbouwing, verband met feiten die niet aan verdachte zijn tenlastegelegd dan wel niet bewezen zijn verklaard. De vordering zal daarom voor het meerdere worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 150,-.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 28 april 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. Daarnaast vordert zij een vergoeding van de proceskosten van € 150,-.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade tot een bedrag van € 500,- dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard. Met betrekking tot de proceskosten heeft zij geconcludeerd dat dit bedrag geheel kan worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade op een lager bedrag dan door de officier van justitie gevorderd, dient te worden vastgesteld.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezenverklaarde feit, hier anderszins in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat zij heeft overgehouden. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat daarnaast in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade, gelet op de aard van de bedreigingen, naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 500,-. De rechtbank zal de vordering voor het meerdere afwijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 150,-.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 19 juni 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

11.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Bij uitspraak van de politierechter van 13 augustus 2019 van deze rechtbank (parketnummer 16/077701-19) is aan verdachte een taakstraf opgelegd van 20 uren voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van twee jaren.
Bij uitspraak van de politierechter van 3 juni 2020 van deze rechtbank (parketnummer 16/277875-19) is aan verdachte een taakstraf opgelegd voor de duur van 40 uren waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen tot tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijke straffen toe te wijzen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de voornoemde vorderingen tot tenuitvoerlegging toewijzen. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal daarom de tenuitvoerlegging van deze taakstraffen gelasten.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 184a, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de onder 5 en 8 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een
  • als
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
o zich binnen 3 dagen nadat hij in vrijheid is gesteld (telefonisch) meldt bij
Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o zal verblijven bij Middin of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
o zich zal houden aan de afspraken en voorwaarden die aan hem worden gesteld ten aanzien van ambulante woonbegeleiding. De huidige begeleiding vanuit Middin of een soortgelijke instantie zal gecontinueerd worden, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding door of namens de instelling zullen worden gegeven;
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [1986] te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie en/of de reclassering dit verbod nodig vindt;
o zich niet zal bevinden in de gemeente Hilversum, zolang het Openbaar Ministerie en/of de reclassering dit verbod nodig vindt;
o mee zal werken aan controle van het gebruik van softdrugs om het middelengebruik inzichtelijk te krijgen en te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, behalve voor zover dat toezicht alleen aan de politie en het Openbaar Ministerie is opgedragen;
  • beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte:
o zich niet ophoudt in de gemeente Hilversum;
o zich onthoudt van contact met:
 [slachtoffer 1] , geboren op [1986] te [geboorteplaats] ;
 [slachtoffer 2] , geboren op [1964] te [geboorteplaats] ;
 [slachtoffer 3] , geboren op [1959] te [geboorteplaats] ;
 [B] , geboren op [2008] te [geboorteplaats] ;
  • beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel (telkens) wordt vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 28 april 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het gevorderde aan materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst af de vordering van [slachtoffer 1] voor het meer gevorderde aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 150,-;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 28 april 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 19 juni 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst af de vordering van [slachtoffer 2] voor het meer gevorderde aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 150,-;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 19 juni 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/077701-19
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 13 augustus 2019 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren met aftrek van het voorarrest;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/277875-19
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 3 juni 2020 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wiersma, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2021.
Mr. J. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juni 2020 tot en met 8 juli 2020 te Hilversum en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] veelvuldig, althans meermalen
- ( spraak)berichten via SMS en/of WhatsApp, althans via elektronisch berichtenverkeer te sturen en/of
- foto's te sturen en/of
- ( proberen) te bellen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 te Hilversum en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland (telkens)opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 18 juni 2020 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mag opnemen met [slachtoffer 1] ,
door die [slachtoffer 1] veelvuldig, althans meermalen (spraak)berichten via WhatsApp en/of SMS, althans via elektronisch berichtenverkeer te sturen en/of haar (proberen) te bellen;
feit 3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juni 2020 tot en met 24 juni 2020 te Hilversum en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of brandstichting, door die [slachtoffer 1] via (spraak)berichten via WhatsApp, althans via elektronisch berichtenverkeer dreigend de woorden toe te voegen:
"kanker hoere dochter jij denk dat jij veilig bent mij maat genaaid ik verbrand jou ouders de huis en hoop ik dat je kind ook meeh gaat en jij moet voor al uit kijke als je naar huis komt geluk dat de balkon deur dicht waren ik zweer anders je huis was leeg maar ik hou je in de gaten slaapkamer van je zoon gaat in vlammen" en/of
"Let op jou kind en je ouders de huis kanker overloper. Hou je ooge open verder ik zeg niks kanker schijnheilige kanker teef" en/of
"Je huis gaat in de fik u dochter is een kindermoordenaar bewijs zal je zien en krijgen wize kanker zwervers" en/of
"Ik steek jou moeder de huis in de fik en jou zoon gaat ook meeh maken en jou huis ken je beter niet meer terug komen fijne dag",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
door die [slachtoffer 2] via (spraak)berichten via WhatsApp, althans elektronisch berichtenverkeer dreigend de woorden toe te voegen:
"Jou huis gaat in vlammen kanker varken. en jou dochter ook en die kleine van der" en/of
"Hoere kind ik neuk jou kanker moeder kanker flikker let op je zelf steek je kanker huis in de fik en de rest beloofd 100" en/of
"ik beloof jou dat jullie huis word onveilig 100",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 april 2020 tot en met 30 april 2020 te Hilversum en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of brandstichting door die [slachtoffer 1] via WhatsApp en/of SMS, althans elektronisch berichtenverkeer dreigend de woorden toe te voegen:
"ik ben apie en die auto ga ik gestollen op geven en ik stik hem in brand" en/of
"je auto rem gaat onder de olie insallah gaj je tege een paal aan komem jij bent nu bij mij op de rood ik haat jou zp erg erger dan mij ex ik breek je hele leve spuug op mij gezicht wat jij hebt gezegt ik ga je laten zien alles gah je misen" en/of
"wollah ik zweer je gaat spijt krijgen ik zie j strakts bij je moeder dit keer op mij graff" en/of
" Nu is hard tege hard vader moeder dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 5
hij op of omstreeks 17 april 2020 te Hilversum een rijbewijs en/of kentekenbewijs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 13 september 2021 te Hilversum en/of te ’s-Gravenhage en/of te Nieuwegein, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] veelvuldig, althans meermalen,
- ( spraak)berichten via SMS en/of WhatsApp en/of email te sturen en/of
- ( proberen) te bellen en/of
- door een ander en/of anderen (vanuit het ziekenhuis en/of de Penitentiaire Inrichting) te laten bellen en/of
- via haar vader en/of moeder en/of collega’s te (pogen te) benaderen en/of
- één of meerdere brief(ven) en/of kaart(en) te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 7
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 16 juni 2020 tot en met 17 juni 2020 te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- verkrachting, en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- gijzeling, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door via WhatsApp naar die [slachtoffer 1] de volgende berichten en/of voicememo's te sturen:
- " Jij denk i ben gek wollah vandaag jij bnt aan de buurt en jou ouders die gaat foto.s
krijgen en net als de ouders van r schoonouders van de velde tel op anders ik ben
hoerekind."
- " Vanaf vandaag. Wollah. Laat je moeder goed uit het raam kijken."
- " Maar ik één ding tegen jou zeggen: wollah jij gaat zometeen. Ga jij. Ga jij merken."
- " En dat je nogsteeds contact met hun hebt, geloof me, wollah jij gaat spijt krijgen. Ik sfeer, jij gaat even hard gelachen(?) hoe het is gebeurd bij hem bij zijn huis. Dat gaat ook bij jou gebeuren. Jullie gaan wel met een houten paal. Ik ga jou moeder de raam moeten zetten. Let op. Je weet toch.",
- " ik neuk jou let op mij aan het lijntje houde heb mij hande vuil gemaakt waar door ik.moet ziten jij moet op leten kanker snikie persoon",
- " Pas op wollah jij gaat eraan kanker setannnnn",
- " En jou zoon blijft niet veilig je gaat zien kanker sukkel mij familie lolen appe en verklike wollah je gaat zien en die kanker ouders van jou"
- " Ga maar luisteren want ik zeg alleen tegen jou. Let goed op. Groen licht is al doorgegeven. Je bent te laat mevrouw. Dus uh, luister maar goed die koran. Zolang het nog ken."
- " Al die energie die ik heb gedaan. En die ik nog wil uitgooien. Die allemaal ga ik aan jou geven. Geloof me. Die andere kunnen allemaal. Die kunnen allemaal nog even wachten. Maar deze van jou nu? Ik heb geen geduld. Nu mag heel de buurt om jou lachen. Geloof me. Als ik jou twee dingen al gedaan heb. Ik heb twee dingen al gedaan. Je moet het ziekenhuis in laten slaan. Dit laat ik doen. Maar nu. Ik ga jou zeggen. Maar nu, ga ik twee personen overslaan. En ik ga jou zeggen. Jij bent de eerste. De eerste nacht die eraan komt ben je aan de beurt.",
- " Je weet echt niet wat er gaat gebeuren voor vrijdag. En vanaf vandaag gaat het gebeuren. Want ik ga jou zeggen. Jij bent echt, maar dan ook echt, te ver gegaan.",
- " Slaap leker alvast laat je goed verwennen *Duimpje omhoog* zolang het nog ken
de nacht begint zo *OK-Gebaar*",
- " Denk goed na ik ga jou laaste kans geve je heb helenacht anders op mij dood dan ke je lache",
- " Kruip bij hem in ik ga je niet 2x zege laaste kans anders wollah ..... *OK-gebaar*",
- " Denk goed nah godverdome .ik maak geen kanker grapen wollah koran zeg jou niet nog een keer",
- " Vader moeder dood ik geef jou deze dag nog heb jr niet nahgedacht dan op alles wat ik heb je gaat huilen vanacht onthou wat ik zrg . ik maak geen kanker grappen jij mij naaien mij misbruike en mij an het lijntje houde wollah dan flik ik.dit die jij gaat meehmake ik zeg jou niet nog een keerrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrtje",
- " Jou dag is nu begonnen . Wollah ik wacht nog eve anders is het afgelope dan mag jou zoon ergens anders verblijven ik wacht",
- " ik ga je niet nog een keer zegen ik zweer op mij door of je gaat praten of je gaat alles kwijt rsken en je zoon blijft niet bij je ouders jij naait mij en blijft liege wollah kijk en pas op dat zeg ik je aleen speel die toneel stuk ik weet niks wollah ik doe het en laat het doen geloof mij",
- " ik wacht nog eve anders kunnen die gaste plan maken voor de komende nacht",
- " Hou mij aan de lijn en dan zien we wel wat er gaat gebeuren. Want ik zweer het nu ben jij diegene die gaat huilen. Ja? Eerst was [A] , dan je moeder. Nu ben jij aan de beurt. Geloof mij, jouw kind gaat daar niet meer veilig blijven. Heb ik jou nu gewaarschuwd.",
- " Oke mevrouw, maar ik zweer het. Ik ga jou zeggen, hand op de Koran. Ik heb iemand doodgeslagen man. Ik ga nu jou aanpakken. Jij gaat zien. Wollah. Was gisteren al gebeurd. Maar ik heb jou tweede kans gegeven. Jij wil die kans niet gebruiken. Dan houdt het op. Ik zeg jou eerlijk. Ga niet één keer smeken om mij dingen van mij uit jouw mond te horen. Maar in ieder geval jij wil j-j-j-j-jij wil dat uh- dat dat gebeurd. Ga maar goed melden.",
- " Jij moet goed uit kijke vandaag . Geniet er van samen met je kanker hoerre stiekem manetje ik verbrand jou ouders de huis en jij slaapt buite jij wil mij aan het lijntje houde wize stiekem roker.", en/of
- " Een dag heb je nog ik ga je waarschuwen vader moeder dood ander ken lache."
feit 8
hij in of omstreeks de periode van 12 juli 2018 tot en met 13 juli 2018 te Hilversum,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan/stompen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 juli 2020, genummerd PL0900-2020201265, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 178 van het digitaal dossier. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 3-15.
3.Pagina’s 119-139.
4.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 juli 2020, genummerd PL0900-2020211829-4, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 143 en 144 van het BVH dossier 2020217787.
5.Pagina’s 3-15.
6.Pagina’s 78-80.
7.Pagina’s 83-85.
8.Pagina’s 56-77.
9.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 juni 2021, genummerd PL0900-2021169603, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 001-016.
10.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 oktober 2021, genummerd PL0900-2021208928-48, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 122-125 van het BVH dossier 2021301925.
11.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 juli 2021, genummerd PL0900-2021208928-4, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 13 en 14.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 juni 2020, genummerd PL0900-2020190861, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 01 tot en met 47. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.Pagina’s 01-17.