ECLI:NL:RBMNE:2021:5149

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
C/16/527545 / KG ZA 21-530
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot verbod tenuitvoerlegging ontruimingsvonnis in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, heeft eiseres, een besloten vennootschap, een kort geding aangespannen tegen Wereldhave Nederland B.V. De eiseres huurt drie bedrijfsruimtes in een winkelcentrum dat eigendom is van Wereldhave. Door achterstallige huurbetalingen heeft Wereldhave in een eerder kort geding de kantonrechter verzocht om eiseres te veroordelen tot betaling van de huurachterstanden en ontruiming van de bedrijfsruimtes. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 23 juli 2021 eiseres veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan achterstallige huur en heeft haar opgedragen de bedrijfsruimtes uiterlijk op 15 september 2021 te ontruimen.

Eiseres heeft de achterstallige huur echter niet tijdig betaald, wat leidde tot de aankondiging van Wereldhave om de ontruiming op 22 september 2021 door te voeren. In het kort geding verzocht eiseres de voorzieningenrechter om Wereldhave te verbieden tot verdere tenuitvoerlegging van het vonnis, met als argument dat er fouten in het deurwaardersexploot stonden en dat er nieuwe feiten waren die een noodtoestand voor eiseres zouden creëren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de fouten in het exploot niet zodanig waren dat de tenuitvoerlegging van het vonnis niet kon plaatsvinden. Ook de stellingen van eiseres over nieuwe feiten en omstandigheden werden verworpen, omdat deze niet relevant waren voor de beoordeling van de noodtoestand. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van Wereldhave, die op € 1.683,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 21 september 2021 door mr. D.J. van Maanen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/527545 / KG ZA 21-530
Vonnis in kort geding van 21 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
statutair gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. P.C. van As in Nieuwegein,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WERELDHAVE NEDERLAND B.V.,
gevestigd in de Gemeente Haarlemmermeer (Schiphol),
gedaagde,
advocaat mr. V.T. Acar in Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Wereldhave genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 4;
  • de door [eiseres] overgelegde producties 1 tot en met 15;
  • de door Wereldhave overgelegde producties 1 tot en met 11;
  • de door [eiseres] overgelegde productie 16;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota van Wereldhave.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 21 september 2021 het vonnis uitgesproken. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking en is op 6 oktober 2021 vastgesteld.

2.2. Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
Wereldhave is eigenaar van het winkelcentrum [naam winkelcentrum] in [plaatsnaam] . [eiseres] huurt drie bedrijfsruimtes van Wereldhave in dit winkelcentrum. Omdat [eiseres] vanaf 2020 achterliep met de huurbetalingen heeft Wereldhave in een eerder kort geding aan de kantonrechter van deze rechtbank gevraagd om [eiseres] te veroordelen tot betaling van de huurachterstanden en ontruiming van de bedrijfsruimtes. De kantonrechter heeft in het vonnis van 23 juli 2021 (hierna: het vonnis) onder meer het volgende beslist:
“3.1. veroordeelt [eiseres] tot betaling van een bedrag van:
- € 10.067,94 aan achterstallig huur berekend tot en met de maand juli 2021 voor de bedrijfsruimte aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] ( [.] );
- € 54.864,35 aan achterstallig huur berekend tot en met de maand juli 2021 voor de bedrijfsruimte aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 2] ( [..] );
(…)
in het geval dat [eiseres] de onder 3.1. genoemde bedragen niet uiterlijk op 1 september 2021 aan Wereldhave heeft betaald:
3.3.
veroordeelt [eiseres] om de bedrijfsruimte aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] en [nummeraanduiding 2] in [plaatsnaam] uiterlijk op 15 september 2021 te ontruimen en ter beschikking van Wereldhave te stellen;”
2.2.
[eiseres] heeft de onder 3.1 genoemde bedragen niet op tijd betaald, namelijk pas op 9 en 10 september 2021. Wereldhave heeft daarom aangekondigd om op 22 september 2021 de bedrijfsruimtes te zullen ontruimen.
2.3.
In dit kort geding vraagt [eiseres] samengevat:
  • primairWereldhave te verbieden tot verdere tenuitvoerlegging over te gaan van het vonnis, op straffe van een dwangsom;
  • subsidiairWereldhave te verbieden tot verdere tenuitvoerlegging over te gaan van het vonnis, met uitzondering van het bepaalde onder 3.5 en 3.6 van het dictum van dit vonnis;
 beide met veroordeling van Wereldhave in de proceskosten.
2.4.
Wereldhave heeft verweer gevoerd. Zij vraagt om de vorderingen af te wijzen en [eiseres] te veroordelen in de proceskosten.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter?

spoedeisend belang

3.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering en is door Wereldhave ook niet weersproken.
toetsingskader
3.2.
De voorzieningenrechter kan de executie van het vonnis slechts verbieden als hij van oordeel is dat Wereldhave geen redelijk te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging. Dat kan het geval zijn als het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of als na het vonnis feiten of omstandigheden bekend worden waardoor bij [eiseres] een noodtoestand zal ontstaan waardoor directe tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
onjuiste gegevens van partijen in het vonnis en het deurwaardersexploot
3.3.
[eiseres] heeft primair aangevoerd dat in het deurwaardersexploot twee fouten staan waardoor de deurwaarder niet zonder meer tot tenuitvoerlegging van het vonnis mocht overgaan. Er staat namelijk in het exploot dat Wereldhave is gevestigd in ’s-Gravenhage, terwijl in het vonnis staat dat Wereldhave is gevestigd in Schiphol. Bovendien staat in het vonnis dat Wereldhave statutair gevestigd is in Schiphol, maar moest hier ook nog aan worden toegevoegd in welke gemeente Schiphol ligt. Dat is niet gedaan. Daarnaast heeft de deurwaarder het vonnis ten uitvoer gelegd ten laste van [eiseres] B.V. , statutair gevestigd in [vestigingsplaats 1] , terwijl in het vonnis staat
[bedrijfsnaam] B.V., statutair gevestigd in [vestigingsplaats 2] . Volgens [eiseres] moet alleen hierom al de tenuitvoerlegging worden verboden.
3.4.
De voorzieningenrechter vindt dat uit het exploot duidelijk blijkt dat het gaat om Wereldhave en [eiseres] . Dat de deurwaarder per ongeluk de verkeerde vestigingsplaats heeft opgenomen en dat de naam van [eiseres] in het exploot en in het vonnis niet volledig staat vermeld maken dit niet anders. Ook het feit dat in het vonnis niet staat dat Wereldhave statutair gevestigd is in Gemeente Haarlemmermeer kan niet worden aangemerkt als een zodanige juridische of feitelijke misslag waardoor de directe tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. De vordering van [eiseres] kan op grond van deze fouten niet worden toegewezen.
nieuwe feiten en omstandigheden waardoor noodtoestand zal ontstaan?
3.5.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die maken dat bij tenuitvoerlegging van het vonnis een noodtoestand zal ontstaan. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het staat vast dat [eiseres] de achterstallige huur niet vóór 1 september 2021 heeft betaald, maar pas op 9 en 10 september 2021, zodat de voorwaarde verbonden aan de veroordeling tot ontruiming in werking is getreden. Volgens [eiseres] mocht zij er op vertrouwen dat Wereldhave niet tot tenuitvoerlegging zou overgaan omdat partijen nog met elkaar in gesprek waren. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Uit de door partijen overgelegde correspondentie blijkt namelijk dat [eiseres] nog allerlei voorstellen heeft gedaan aan Wereldhave, onder meer verzoeken tot kwijtschelding van de schuld en het geven van huurkortingen. Echter uit niets blijkt dat Wereldhave heeft toegezegd of vertrouwen heeft gewekt de tenuitvoerlegging van het vonnis op te schorten naar aanleiding van die voorstellen van [eiseres] . Ook de stelling van [eiseres] dat zij anders wel appel zou hebben ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter maakt dit niet anders. Het komt voor haar eigen rekening en risico dat zij dat niet gedaan heeft. Ten aanzien van de stelling van [eiseres] dat zij na de executie van het vonnis een enorm kapitaalverlies zal lijden en haar personeel zal moeten ontslaan, merkt de voorzieningenrechter op dat dit een aan het wijzen van het ontruimingsvonnis inherente omstandigheid is, die al bij de eerdere belangenafweging door de kantonrechter is betrokken. Deze omstandigheden kunnen, hoe verstrekkend dan ook, om die reden niet gekwalificeerd worden als een ná het ontruimingsvonnis voorgevallen of aan het licht gekomen omstandigheid waardoor een noodtoestand zal ontstaan. De vordering kan op grond hiervan ook niet worden toegewezen.
3.6.
Bij de behandeling van dit kort geding heeft [eiseres] nog uitgebreid de aandacht gevestigd op het feit dat er in de bedrijfsruimte aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 2] sprake is van een vochtprobleem in de vloer. [eiseres] stelt dat Wereldhave verantwoordelijk is om dit te onderzoeken en op te lossen. Dit was voor haar onder meer een reden om de huur niet te betalen. Ook voor deze stellingen geldt dat dit geen feiten en omstandigheden zijn die pas na het vonnis bekend zijn geworden. Uit het vonnis blijkt namelijk dat de kantonrechter deze problematiek heeft meegewogen in zijn oordeel.
3.7.
Uit het voorgaande blijkt dat niet kan worden geconcludeerd dat na het vonnis omstandigheden bekend zijn geworden waardoor bij [eiseres] een noodtoestand zal ontstaan waardoor directe tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Hieruit volgt dat Wereldhave een redelijk te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van het vonnis. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [eiseres] daarom afwijzen.
proceskosten
3.8.
Omdat [eiseres] ongelijk krijgt moet zij de proceskosten van Wereldhave betalen. De kosten van Wereldhave worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris gemachtigde €
1.016,00(1 punten x tarief € 1.016,00)
Totaal € 1.683,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Wereldhave tot op heden begroot op € 1.683;
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: