ECLI:NL:RBMNE:2021:5148

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
16/126196-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht en meerdere diefstallen en geweldpleging door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1999 in Colombia, die wordt verdacht van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal in vereniging, openlijk geweld en schuldheling. De zaak werd behandeld op 8 oktober 2021, waarbij de verdachte aanwezig was, wat resulteerde in een vonnis op tegenspraak. De rechtbank heeft de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.H.J. van Rhijn, en de officier van justitie mr. N. Schapendonk gehoord.

De tenlastelegging omvat zeven strafbare feiten, waaronder inbraak in een school, openlijk geweld tegen een bushokje, en meerdere diefstallen met valse sleutels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie heeft gepleit voor bewezenverklaring van de feiten 2 tot en met 6, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor feit 1, de inbraak in de school. De rechtbank oordeelde dat de diefstal van pizzapunten bewezen kon worden, op basis van camerabeelden en verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen, openlijk geweld en schuldheling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij nooit eerder soortgelijke feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft een taakstraf van 140 uur opgelegd, evenals een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de lange duur van de procedure en de goede gedragingen van de verdachte in de afgelopen twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/126196-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Colombia),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De strafzaak is behandeld op 8 oktober 2021. Omdat [verdachte] bij deze zitting aanwezig was, is juridisch gezien sprake van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar [verdachte] zelf, zijn advocaat mr. B.H.J. van Rhijn en de officier van justitie, mr. N. Schapendonk.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] ervan dat hij meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De volledige verdenking is opgenomen op de tenlastelegging die als bijlage bij dit vonnis is opgenomen.
Samengevat komt de verdenking er op neer dat:
1. [verdachte] op 16 september 2019 in Utrecht samen met een ander in een school heeft ingebroken en daarbij pizzapunten, cola en kwark heeft gestolen;
2. [verdachte] op 17 september 2019 in Odijk samen met een ander in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen een bushokje;
3. [verdachte] op 18 september 2019 in Driebergen-Rijsenburg samen met een ander heeft geprobeerd een bromfiets te stelen door middel van verbreking;
4. [verdachte] in de periode van 25 september 2019 tot en met 3 oktober 2019 in Odijk samen met een ander geld en spullen heeft gestolen van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] ;
5. [verdachte] in de periode van 26 september 2019 tot en met 28 september 2019 in Odijk samen met een ander geld heeft gestolen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] door te pinnen met een pinpas die niet van hem was (‘valse sleutel’);
6. [verdachte] op 3 oktober 2019 in Odijk een auto heeft gestolen met behulp van een autosleutel die niet van hem was (‘valse sleutel’);
7. [verdachte] in de periode van 3 december 2019 tot en met 12 december 2019 in Odijk een auto voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of moest vermoeden dat deze gestolen was.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden dat [verdachte] de feiten 2 tot en met 6 heeft gepleegd op de manier zoals die in te de tenlastelegging staan opgenomen.
De officier van justitie vindt dat van feit 1 alleen kan worden bewezen dat [verdachte] in de school pizza heeft gestolen. Zij vindt dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] daarnaast ook kwark en cola heeft gestolen.
De officier van justitie vindt dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] wist dat de auto van feit 7 gestolen was. Zij heeft de rechtbank gevraagd [verdachte] vrij te spreken van de ten laste gelegde opzetheling. Wel vindt zij dat [verdachte] had moeten vermoeden dat de auto gestolen was. Zij vraagt daarom de rechtbank [verdachte] te veroordelen voor schuldheling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1, de inbraak in de school. Hij vindt net als de officier van justitie dat er geen bewijs is dat [verdachte] kwark en cola heeft gestolen. Hij vindt daarnaast dat er ook onvoldoende bewijs is dat [verdachte] pizza heeft gestolen. De raadsman zegt dat de tenlastelegging heel duidelijk spreekt over het stelen van pizzapunten. Op de beelden zijn geen pizzapunten te zien, enkel iets dat op een pizzadoos lijkt. Er is volgens de raadsman te veel onduidelijk om vast te kunnen stellen dat er ook daadwerkelijk pizzapunten zijn gestolen.
Voor het overige is de raadsman het met de officier van justitie eens als het gaat om de vraag welke feiten bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is het niet met de raadsman eens dat er te veel onduidelijk is om vast te stellen dat er pizzapunten zijn gestolen. Niet alleen is op de camerabeelden te zien dat [verdachte] met een platte, vierkante, doos naar buiten komt lopen, maar bovendien verklaren zowel [verdachte] als [medeverdachte] (medeverdachte [medeverdachte] ) bij de politie dat in de school pizza is weggenomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de diefstal van de pizzapunten bewezen kan worden.
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 16 september 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, pizzapunten die aan (de school) [school] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2
op 17 september 2019 te Odijk, openlijk, te weten aan de Singel, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een bushokje door meerdere malen stenen te gooien tegen ruiten van voornoemd bushokje;
3
op 18 september 2019 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een bromfiets (merk Piaggio, v.v.h.k. (
de rechtbank begrijpt: voorzien van het kenteken) [kenteken] ), die aan [benadeelde 5] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van verbreking,
- meerdere malen, in de buurt van het contactslot heeft geslagen en geschopt,
- met een schroevendraaier een kapje bij het stuur heeft opengemaakt en
- aan het stuur heeft getrokken (om zo het stuurslot los te krijgen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
in de periode van 25 september 2019 tot en met 3 oktober 2019 te Odijk, tezamen en in vereniging met een ander,
- een pinpas en een contant geldbedrag (van ongeveer 17,- euro), die toebehoorden aan [benadeelde 1] ,
- een pinpas en een jas (merk North Face), die toebehoorden aan [benadeelde 2] ,
- een sleutelbos, die toebehoorde aan [benadeelde 3] en
- een pinpas en een autosleutel, die toebehoorden aan [benadeelde 4] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
in de periode van 26 september 2019 tot en met 28 september 2019 te Odijk en Driebergen-Rijsenburg, tezamen en in vereniging met een ander,
- een geldbedrag (van in totaal ongeveer 42,75 euro), dat toebehoorde aan [benadeelde 1] en
- een geldbedrag (van in totaal ongeveer 10,- euro), dat toebehoorde aan [benadeelde 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens met een pas (op naam van voornoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ) geldbedragen (contactloos) te pinnen, waartoe verdachte en zijn mededader niet gerechtigd waren;
6
op 3 oktober 2019 te Odijk een auto (merk Skoda, v.v.h.k. [kenteken] ), die aan [benadeelde 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een bij die auto horende autosleutel;
7
in de periode van 3 december 2019 tot en met 12 december 2019 te Odijk een auto (merk Renault, v.v.h.k. [kenteken] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
[verdachte] zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van [verdachte] gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen ‘rechtvaardigingsgrond’ voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door [verdachte] gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [verdachte] gepleegde feiten:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
3.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
4.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
5.
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
6.
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
7.
schuldheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een ‘schulduitsluitingsgrond’. Er is niet gebleken dat er in het geval van [verdachte] sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat zij vindt dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast in de zaak van [verdachte] .
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [verdachte] te veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uur.
Daarnaast heeft zij gevraagd om [verdachte] voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarbij heeft zij aangegeven dat zij wil dat [verdachte] zich houdt aan de algemene voorwaarden, waaronder het niet plegen van strafbare feiten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevraagd om extra (‘bijzondere’) voorwaarden op te leggen, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt de straf die door de officier van justitie wordt gevraagd te hoog, gelet op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] en het feit dat het zo lang heeft geduurd voordat de zaak op zitting is gekomen. Volgens de raadsman is het belangrijker dat er wordt voorkomen dat [verdachte] verkeerde keuzes gaat maken, dan dat er nu nog lang door hem gewerkt moet worden. De raadsman stelt daarom voor om een groter voorwaardelijk strafdeel en een minder hoge werkstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf in deze zaak passend is. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] .
Ernst van de strafbare feiten
Het gaat in deze zaak om in totaal zeven strafbare feiten. Dat is een groot aantal feiten, waarbij bovendien geldt dat ze in een korte periode achter elkaar gepleegd zijn.
Zes van de zeven feiten hebben te maken met de diefstal van spullen van anderen of de poging daartoe. Het stelen van spullen van anderen is een ernstig en hinderlijk strafbaar feit. Allereerst kost het de slachtoffers geld als zij hun gestolen spullen moeten vervangen, geld dat zij met hard werken eerlijk hebben verdiend. Daarnaast is het hinderlijk als spullen gestolen worden: het kost tijd en moeite om aangifte te doen, nieuwe spullen te kopen en zaken te regelen met de verzekering om ze vergoed te krijgen. Verder geeft het mensen een onveilig gevoel als hun spullen worden gestolen. In deze zaak zijn onder meer mensen bestolen die aan het sporten waren en hun spullen hadden achtergelaten in een kleedkamer, in de veronderstelling dat dit veilig genoeg zou zijn. De slachtoffers en de mensen die over deze diefstallen hebben gehoord zullen zich in de toekomst minder veilig voelen bij het achterlaten van hun spullen in de kleedkamer. Daarnaast heeft [verdachte] in een gestolen auto gereden, terwijl hij geen rijbewijs heeft. Hij heeft daarmee zichzelf in gevaar gebracht, maar ook andere mensen. Dat alles rekent de rechtbank [verdachte] aan.
Het andere feit betreft de vernieling van het bushokje. Bij dat feit geldt dat naast het grote bedrag aan schade dat [verdachte] en zijn mededader hebben veroorzaakt, burgers bovendien worden geconfronteerd met het zien van een vernield bushokje. Dat geeft burgers het idee dat ze in een onveilige buurt wonen. Ook dat neemt de rechtbank [verdachte] kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft de justitiële documentatie (‘het strafblad’) van [verdachte] gelezen. Daarop is te zien dat het in deze zaak weliswaar over zeven strafbare feiten gaat die in korte periode zijn gepleegd, maar ook dat [verdachte] nooit eerder soortgelijke feiten heeft gepleegd. Bovendien is hij in de twee jaar tussen het plegen van de feiten en deze rechtszaak niet opnieuw voor zulke feiten met politie en justitie in aanraking gekomen. De rechtbank neemt dit in het voordeel van [verdachte] mee bij de bepaling van de straf.
Op de zitting heeft [verdachte] heel duidelijk uitgelegd waarom het eind 2019 in korte tijd meerdere keren fout is gegaan en wat ervoor heeft gezorgd dat dit daarna niet meer is gebeurd. Het ging toen niet goed met [verdachte] en hij voelde zich anders dan anderen. Hij kon zichzelf niet goed accepteren. [verdachte] wil gewoon een goed en normaal leven leiden. Dat [verdachte] zelf snapt waarom het destijds mis is gegaan en wat hij moet doen om niet in herhaling te vallen, geeft de rechtbank vertrouwen in de toekomst.
Daarnaast heeft de rechtbank het advies van de reclassering van 23 september 2019 gelezen. De reclassering adviseert de rechtbank om het jeugdstrafrecht toe te passen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat [verdachte] nog thuis woont en op zwakbegaafd niveau functioneert. De rechtbank neemt dit advies over.
De reclassering noemt daarnaast een aantal goede punten uit het leven van [verdachte] . Zo is er al vrijwillig hulp gezocht en gekregen bij Fivoor en krijgt [verdachte] hulp en ondersteuning van zijn familie. Tegelijkertijd zijn er ook zorgen. Er is op dit moment geen dagbesteding, de kans op herhaling wordt als groot ingeschat en [verdachte] heeft bij de reclassering aangegeven niet mee te willen werken aan hulp. Op de zitting heeft [verdachte] alsnog aangegeven mee te willen werken als hem begeleiding wordt opgelegd. Deze punten maken dat de rechtbank van oordeel is dat hulp in de vorm van bijzondere voorwaarden gewenst is. Ook vindt de rechtbank dat [verdachte] geen contact meer mag hebben met [medeverdachte] omdat zij geen goede invloed op elkaar hebben.
Redelijke termijn
De rechtbank vindt het belangrijk dat in zaken waarbij jongeren betrokken zijn, de zaak zo snel mogelijk wordt behandeld. Juist bij jongeren neemt het effect van de straf sterk af als deze pas jaren later volgt. Dat deze zaak niet eerder is behandeld, is dan ook kwalijk. Het uitgangspunt is dat een zaak binnen 16 maanden bij de rechtbank is behandeld. In dit geval is dat niet gehaald en heeft het nog 8 extra maanden langer geduurd. De rechtbank zal hiermee bij de bepaling van de straf in het voordeel van [verdachte] rekening houden.
Conclusie
De grote hoeveelheid en de soort strafbare feiten die [verdachte] heeft gepleegd, zijn normaal gesproken reden voor de rechtbank om een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank zal dat in dit geval niet doen. Allereerst omdat de rechtbank het jeugdstrafrecht toe zal passen, waarbij wordt gekozen voor hulp of begeleiding om herhaling te voorkomen en een jeugdige hierbij op weg te helpen.
De tweede reden om geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen is dat het te lang heeft geduurd voordat deze zaak op zitting kwam, zonder dat daar een goede reden voor was. Dat heeft er aan de ene kant voor gezorgd dat [verdachte] lange tijd niet wist wat hem nog boven het hoofd hing. Aan de andere kant kan de rechtbank nu bij de oplegging van de straf meewegen dat [verdachte] de afgelopen tijd geen nieuwe strafbare feiten meer heeft gepleegd.
De rechtbank vindt dat [verdachte] – ondanks het tijdsverloop – als taakstraf 140 uur moet werken voor de strafbare feiten die hij heeft gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank [verdachte] een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden opleggen om de ernst van de door [verdachte] gepleegde feiten te benadrukken en om te voorkomen dat [verdachte] opnieuw strafbare feiten zal plegen. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden die zijn geadviseerd door de reclassering, om [verdachte] hierbij te helpen. Daarbij vindt de rechtbank dat [verdachte] door de volwassenreclassering moet worden begeleid. De officier van justitie heeft op zitting goed uitgelegd dat deze aanpak beter bij [verdachte] past dan de aanpak van de jeugdreclassering.
Omdat [verdachte] lange tijd heeft moeten wachten voordat zijn zaak op zitting kwam en [verdachte] de afgelopen 2 jaar goed gedrag heeft laten zien, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf een kortere proeftijd te koppelen dan door de officier van justitie gevraagd, namelijk één jaar.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 311 en 417bis, van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 2 maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 1 (één) jaarvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht, waarbij hij zich houdt aan de aanwijzingen gegeven door de Reclassering Nederland en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] , geboren op [2004] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en een daaruit volgende ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke instelling en zich zal houden aan alle afspraken en aanwijzingen in dit kader, zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zal meewerken aan ademonderzoek of urineonderzoek ten behoeve van het controleren van het gebruik van verdovende middelen, uit te voeren door de reclassering, zo vaak als de reclassering dat nodig vindt;
* zal meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of school;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvan
140 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 70 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 september 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, pizzapunten, cola en/of kwark, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (de school) [school] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Odijk, gemeente Bunnik openlijk, te weten, op of aan de Singel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een bushokje, althans een goed, door meerdere malen, althans eenmaal, een of meerdere (bak)stenen/tegels, althans een voorwerp, te gooien tegen een of meerdere ruiten van voornoemd bushokje;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 18 september 2019 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een bromfiets (merk Piaggio, v.v.h.k. [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- meerdere malen, althans eenmaal, ter hoogte van en/of in de buurt van het contactslot, althans tegen de bromfiets, heeft geslagen en/of geschopt,
- met een schroevendraaier een kapje bij het stuur heeft opengemaakt en/of
- aan het stuur heeft getrokken (om zo het stuurslot los te krijgen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 september 2019 tot en met 3 oktober 2019 te Odijk, gemeente Bunnik, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een pinpas en/of een contant geldbedrag (van ongeveer 17,- euro), die/dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 1] ,
- een pinpas en/of een jas (merk North Face), die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 2] ,
- een sleutelbos, die geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 3] en/of
- een pinpas en/of een autosleutel, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 4] ,
in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2019 tot en met 28 september 2019 te Odijk, gemeente Bunnik, en/of Driebergen-Rijsenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een geldbedrag (van in totaal ongeveer 42,75 euro), dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 1] en/of
- een geldbedrag (van in totaal ongeveer 10,-), dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 2] ,
in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) met een pin-/betaalpas (op naam van voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ) een of meerdere geldbedragen (contactloos) te pinnen, waartoe hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet
gerechtigd was/waren;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Odijk, gemeente Bunnik, althans in Nederland, een auto (merk Skoda, v.v.h.k. [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een bij die auto horende autosleutel;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
7
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 december 2019 tot en met 12 december 2019 te Odijk, gemeente Bunnik, althans in Nederland, een auto (merk Renault, v.v.h.k. [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )