Overwegingen
Waar is het noodbevel op gebaseerd?
1. Het noodbevel is gebaseerd op informatie vermeld in een bestuurlijke rapportage van 7 oktober 2021 van de politie-eenheid Midden-Nederland. Daarin staat dat bij de beide beschietingen kogels in de woningen zijn doorgedrongen. De politie vermeldt in de bestuurlijke rapportage dat de beschieting op 17 september 2021 zeer waarschijnlijk op een vergissing berust en gericht had moeten zijn op de woning van verzoekster. Verder schrijft de politie dat op basis van informatie uit de politiesystemen aannemelijk is dat [A] onderdeel uitmaakt van het criminele milieu dan wel dat hij daaraan te relateren is.
2. De burgemeester heeft aan het noodbevel ten grondslag gelegd dat de beschietingen van de woningen aan de [straat] ernstige vrees opleveren voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden bij de woning van verzoekster. Op grond van de informatie in de bestuurlijke rapportage bestaat bij de burgemeester de vrees dat er meer schietpartijen kunnen volgen, gericht op de woning van verzoekster, met risico’s voor de bewoners en voor onschuldige buurtbewoners en passanten. De informatie van de politie uit de bestuurlijke rapportage wijst uit dat de beschietingen op de woning van verzoekster gericht zijn. Omdat het onderzoek van de politie naar de beschietingen nog niet heeft geleid tot (de aanhouding van) een verdachte en daardoor nog niet de aanleiding en toedracht van deze beschietingen is opgehelderd, kan de politie niet uitsluiten dat opnieuw ernstige verstoringen van de openbare orde en veiligheid zullen ontstaan. De burgemeester heeft per direct moeten handelen om de dreiging die rond de woning bestaat te beëindigen. Het algemeen belang om de openbare orde en de woon- en leefomgeving van de buurt en haar bewoners te beschermen weegt voor de burgmeester zwaarder dan het individuele belang van verzoekster. De burgemeester vindt sluiting van de woning ook in het belang van de veiligheid van verzoekster zelf. Dit ingrijpen kan volgens de burgemeester niet op een andere, minder verstrekkende wijze.
De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel
3. Verzoekster heeft een spoedeisend belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter, omdat het nog even duurt voordat de burgemeester op haar bezwaar zal beslissen en zij in de tussentijd niet naar haar woning mag. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekster kans van slagen heeft en hij weegt de belangen van partijen bij het wel of niet treffen van een voorlopige voorziening. Hij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak. Als deze zaak in beroep later wordt voorgelegd aan de rechtbank, hoeft de rechtbank het oordeel van de voorzieningenrechter niet te volgen.
Wat is het beoordelingskader?
4. Op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester in geval van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
5. Het criterium “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden” impliceert dat aan de burgemeester beoordelingsruimte toekomt. De rechter moet beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing moet worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan.
6. Als met een noodbevel een woning wordt gesloten dan wordt daarmee het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners beperkt. Dat is aanvaardbaar met het oog op de positieve verplichting die de staat heeft om geschikte stappen te nemen om het recht op leven van individuen binnen zijn rechtsmacht te beschermen. Daarbij geldt als voorwaarde dat het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit voldoet. Bij subsidiariteit gaat het om de vraag of er minder verstrekkende middelen voorhanden zijn. Bij proportionaliteit gaat het om de vraag of het noodbevel niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is.
Is sprake van ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden?
7. Verzoekster voert aan dat [A] al geruime tijd niet meer op het adres staat ingeschreven en feitelijk elders verblijft. Op de zitting is duidelijk geworden dat [A] sinds de zomer gedetineerd is. Verzoekster betwist daarom dat er een relatie bestaat tussen de beschietingen enerzijds en haar woning dan wel de mensen die er wonen anderzijds. Bovendien is de informatie in de bestuurlijke rapportage volgens verzoekster te summier om op basis daarvan een noodbevel te kunnen uitvaardigen. De ernstige vrees voor herhaling van een beschieting wordt gebaseerd op de aanname dat de eerste beschieting van de woning aan de [adres 2] op een vergissing berust en dat het werkelijke doelwit de woning van verzoekster zou zijn. Dit standpunt wordt niet nader onderbouwd, anders dan dat de politie dit “zeer waarschijnlijk” acht. Verder is er ogenschijnlijk geen link met zware of georganiseerde criminaliteit, noch zijn er bijkomende omstandigheden die duiden op een naderend geweldsincident.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het meerdere malen schieten in dezelfde straat op zichzelf al voldoende vrees voor een ernstige wanordelijkheid oplevert als bedoeld in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet. De vraag is echter of er ten tijde van het sluiten van de woning sprake was van een ernstige vrees voor een volgend incident gericht op de woning van verzoekster. Deze relatie tussen de beschieting(en) en de woning van verzoekster is wel nodig om de woning met een noodbevel te kunnen sluiten. Hiervan kan sprake zijn als er een aanmerkelijke kans is dat er wederom een geweldsincident zal plaatsvinden in de directe nabijheid van de woning, terwijl de woning en/of de bewoners daarvoor de aanleiding zijn.
9. De voorzieningenrechter is het met verzoekster eens dat de informatie in de bestuurlijke rapportage summier is. De relatie tussen de beschietingen en de woning van verzoekster moet worden gevonden in de opmerkingen van de politie dat de eerste beschieting op de verkeerde woning zou zijn gericht, en dat [A] aan het criminele milieu is te relateren. Die opmerkingen zijn niet nader onderbouwd en op de zitting is namens de burgemeester toegelicht dat er op het moment dat het noodbevel werd genomen ook niet meer informatie voorhanden was dan deze. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de burgemeester in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat op het moment van sluiting sprake was van een aanmerkelijke kans op nieuwe geweldsincidenten gericht op de woning van verzoekster. Daarbij is van belang dat het gaat om zeer ernstige incidenten, die beide in de nacht hebben plaatsgevonden op het moment dat bewoners aanwezig waren en dat meerdere kogels zijn doorgedrongen tot in de woningen. Er was (en is) nog geen verdachte aangehouden. De hiervoor genoemde positieve verplichting om het leven van verzoekster, haar minderjarige zoon en omwonenden of voorbijgangers te beschermen vloeit voort uit het recht op leven dat is verankerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dit heeft de burgemeester zwaar mogen laten wegen bij zijn beslissing om direct op te treden met een noodbevel. De beperkte informatie heeft de burgemeester gezien de aard en ernst van de incidenten op dat moment, vlak na de beschieting op de woning van verzoekster, voldoende mogen vinden om te koppeling tussen de beschietingen en de woning van verzoekster te leggen. Dat [A] zelf niet in de woning verblijft is minder relevant, omdat dat in het licht van de informatie van de politie kennelijk niet in de weg heeft gestaan aan de beschietingen. [A] verbleef daar op dat moment immers ook al niet, terwijl de burgemeester op de zitting duidelijk heeft gemaakt dat zijn vrees op basis van de politie informatie is dat de beschietingen juist gericht zijn op de familie van [A] . Hij heeft in dat licht kunnen concluderen dat de kans op herhaling daarvan een ernstige vrees oplevert voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden die maken dat het noodbevel op dat moment nodig was. De burgemeester mocht op dat moment handelen met de beperkte informatie die er toen was en was bevoegd om het noodbevel te geven.
Voldoet het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit?
10. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de burgemeester had kunnen volstaan met een minder ingrijpend middel. Niet valt in te zien dat alternatieve maatregelen zoals het beveiligen van de woning, het plaatsen van camera’s en/of het uitvoeren van extra surveillance hier geen soelaas kunnen bieden. Dit is volgens verzoekster doeltreffender dan het sluiten van de woning. Gelet op de summiere informatie in de bestuurlijke rapportage had de burgemeester de woning ook niet voor zes weken mogen sluiten. Dat dit zou bijdragen aan het veiligheidsgevoel in de straat is subjectief, aldus verzoekster.
11. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij niet kon volstaan met een minder ingrijpend middel en dat met het inmiddels ingestelde cameratoezicht het gevreesde gevaar niet kan worden afgewend. Omdat er nog te weinig informatie was over de toedracht van de beschietingen en meer duidelijkheid daarover niet op korte termijn viel te verwachten, heeft de burgemeester het nodig gevonden om de woning voor zes weken te sluiten. Op de zitting is toegelicht dat de burgemeester steeds in contact staat met de politie en dat er nu nog geen nieuwe informatie is. Zodra er wel meer informatie beschikbaar is, zal er een nieuwe afweging worden gemaakt over de noodzaak van het laten voortduren van het noodbevel na 18 november 2021.
12. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Na de eerste beschieting op de woning van nummer 23 heeft de politie extra surveillance in de straat gehouden en er was al een privécamera op de voorgevel van de woning van verzoekster. Na de tweede beschieting heeft de gemeente een grote, duidelijk zichtbare mobiele camera in de straat geplaatst waarmee de woning van verzoekster en de directe omgeving worden gemonitord. Dit zal het gevoel van veiligheid onder bewoners van de [straat] vergroten, maar deze maatregelen geven geen garantie om de veiligheid in de straat ook daadwerkelijk te kunnen waarborgen, ook als dit wordt gecombineerd met extra surveillance door de politie. Sluiting van de woning voldeed op het moment dat het noodbevel werd gegeven daarom aan het beginsel van subsidiariteit.
13. Uit het voorgaande volgt dat het oordeel van de voorzieningenrechter betrekking heeft op het moment vlak na de tweede beschieting, toen het noodbevel genomen werd. De burgemeester mocht toen handelen met de beperkte informatie die er toen was. Maar dat maakt ook dat sluiting van de woning voor zes weken in dit geval niet proportioneel is. Juist nu het gaat om summiere informatie had het op de weg van de burgemeester gelegen om de woning voor een korte periode te sluiten, om zo de tijd te overbruggen die nodig was om zich door de politie verder te laten informeren over de actuele dreiging en het voorbestaan daarvan. Als uit die informatie zou blijken dat het gevaar zich nog steeds voordoet, had de burgemeester op een later moment een nieuw besluit kunnen nemen. Gelet op de ingrijpende gevolgen van de woningsluiting voor verzoekster en haar kind, het verlies van een veilige en stabiele omgeving van een woning en de inperking van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de op 7 oktober 2021 beschikbare informatie onvoldoende was om een noodbevel van zes weken te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter denkt dat het noodbevel op dit punt niet in stand kan blijven als de burgemeester op het bezwaar beslist.
Er wordt een voorlopige voorziening getroffen
14. Verzoekster heeft er in het licht van het voorgaande een zwaarwegend belang bij dat zij terug kan naar haar woning. De burgemeester heeft een – eveneens – zwaarwegend belang bij het beschermen van de levens van verzoekster, haar kind en de bewoners van de [straat] . Afweging van deze belangen brengt de voorzieningenrechter ertoe dat hij zal bepalen dat het noodbevel vervalt met ingang van 27 oktober 2021 om 12.00 uur (’s middags). Dit geeft verzoekster met haar kind in beginsel de gelegenheid om op korte termijn weer naar huis te kunnen, terwijl de burgemeester nog vier dagen de tijd krijgt om zich te laten informeren over de stand van zaken van het politieonderzoek en de actuele dreiging. Op basis van die nadere informatie kan de burgemeester dan een nieuwe afweging maken en zo nodig een nader besluit nemen over het noodbevel. Het is duidelijk dat een nader noodbevel nu, twee weken na de laatste beschieting, dan wel op nieuwe, actuele en meer gedetailleerde informatie gegrond moet zijn.
15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het noodbevel is geschorst vanaf 27 oktober 2021 om 12:00 uur.
16. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt hij dat de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
17. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De burgemeester moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.498,-