ECLI:NL:RBMNE:2021:5109

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/4075
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verlenging van de begunstigingstermijn in verband met illegale bewoning van een bedrijfsunit

Op 20 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die illegaal in een bedrijfsunit woont, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat de begunstigingstermijn om de illegale bewoning te beëindigen had verlengd tot 15 oktober 2021. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om deze termijn verder te verlengen, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker belanghebbende is bij het besluit, omdat zijn woonrecht in het geding is. Echter, de rechter concludeerde dat de begunstigingstermijn voldoende was om de overtreding te beëindigen en dat er geen reden was om de persoonlijke omstandigheden van verzoeker in de belangenafweging mee te nemen. De rechter benadrukte dat de illegale bewoning in strijd is met het bestemmingsplan en dat de gemeente terecht handhavend heeft opgetreden.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is schriftelijk vastgelegd in een proces-verbaal, dat naar de betrokken partijen is verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4075

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

20 oktober 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder(gemachtigde: mr. M. Akkersdijk).

Als derde-partij neemt aan het geding deel
: [derde belanghebbende], gevestigd in [vestigingsplaats]
(gemachtigde: mr. M.C.A. Geerts).

Procesverloop

In geschil is het besluit van verweerder van 1 september 2021, dat is gericht aan [derde belanghebbende] . Daarbij is de begunstigingstermijn om te voldoen aan de last om de illegale bewoning van de bedrijfsunit aan de [adres] in [plaats] te beëindigen verlengd tot 15 oktober 2021. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 september 2021 en heeft de voorzieningenrechter verzocht om de begunstigingstermijn verder te verlengen.
De zaak is behandeld op de online zitting van 20 oktober 2021, waarbij verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan, waarbij erop is gewezen dat daartegen geen rechtsmiddel open staat. Dit proces-verbaal is hiervan de schriftelijke uitwerking.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verzoeker woont in de bedrijfsunit aan de [adres] in [plaats] , die hij huurt van [derde belanghebbende] . Verweerder heeft [derde belanghebbende] gelast om de illegale bewoning te beëindigen. Op verzoek van [derde belanghebbende] heeft de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken, vanwege huurachterstanden. De ontruiming van de bedrijfsunit is voorzien op 21 oktober 2021.
2. Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter. De (verlengde) begunstigingstermijn is immers al verstreken, terwijl verweerder aan [derde belanghebbende] heeft toegezegd om slechts tot aan de geplande ontruiming nog niet te zullen controleren.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
4. De voorzieningenrechter oordeelt, anders dan verweerder, dat verzoeker belanghebbende is bij het besluit van 1 september 2021 over de verlenging van de begunstigingstermijn. Verzoeker heeft als huurder van de bedrijfsunit een eigen belang dat rechtstreeks bij dat besluit is betrokken, omdat de onderliggende last onder dwangsom tot doel heeft om de bewoning door verzoeker van de bedrijfsunit te beëindigen. Omdat daarmee sprake is van een fundamenteel recht – het woonrecht – moet verzoeker als belanghebbende worden aangemerkt.
5. De voorzieningenrechter oordeelt verder, eveneens anders dan verweerder, dat verzoeker procesbelang heeft bij deze procedure. Zijn doel is om in de bedrijfsunit te kunnen blijven wonen en het aflopen van de begunstigingstermijn staat daaraan in de weg. Dat het voortzetten van de bewoning daarnaast wordt geblokkeerd door het ontruimingsvonnis van de kantonrechter maakt dat niet anders: op dit moment woont hij immers nog in de bedrijfsunit en tegen dat vonnis staat hoger beroep open.
6. De voorzieningenrechter stelt vervolgens voorop dat het besluit van 7 juni 2021 waarmee de last onder dwangsom is opgelegd in deze procedure geen onderwerp van geschil is. Tegen dat besluit zijn geen rechtsmiddelen ingesteld. Dat betekent dat de voorzieningenrechter er nu van uitgaat dat de bewoning van de bedrijfsunit een overtreding van het bestemmingsplan oplevert en dat verweerder daartegen terecht handhavend heeft opgetreden.
7. De vraag is of verweerder in redelijkheid deze begunstigingstermijn kon hanteren. Een begunstigingstermijn mag niet langer zijn dan de tijd die noodzakelijk is om de overtreding te beëindigen. [derde belanghebbende] heeft geen bezwaren tegen de verlengde begunstigingstermijn en heeft toegelicht dat zij aan de last kan en zal voldoen, door morgen het ontruimingsvonnis van de kantonrechter ten uitvoer te leggen. Bij de huidige stand van zaken heeft de voorzieningenrechter geen reden om daaraan te twijfelen. Daarmee is het aannemelijk dat de begunstigingstermijn lang genoeg is om de overtreding te beëindigen. Er is dan geen ruimte om gewicht toe te kennen aan de persoonlijke omstandigheden van verzoeker of aan het feit dat een bepaalde periode niet is gehandhaafd.
8. Als [derde belanghebbende] moet voldoen aan de last onder dwangsom maakt dat een inbreuk op het woonrecht van verzoeker. Anders dan verzoeker aanvoert, is die inbreuk echter gerechtvaardigd en voorzien in de wet, die de bewoning van de bedrijfsunit verbiedt. Verweerder heeft ook om die reden daarom niet de verplichting om de persoonlijke situatie van verzoeker – die illegaal in de bedrijfsunit is gaan wonen – of de huidige krapte op de woningmarkt te betrekken in zijn belangenafweging die tot het besluit van 1 september 2021 heeft geleid.
9. De conclusie is dat het bezwaar van verzoeker weinig kans van slagen heeft. Aan zijn belang bij het verlengen van de begunstigingstermijn kan daarom geen gewicht worden toegekend door een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt afgewezen.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.