ECLI:NL:RBMNE:2021:5100
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn, waarin de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2020 was vastgesteld op € 386.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2019. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarna eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 21 juli 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix en de toelichting ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft een lagere waarde bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiser niet overtuigend genoeg waren om de vastgestelde waarde te betwisten.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de heffingsambtenaar gebruik mocht maken van referentiewoningen die meer dan een jaar voor de waardepeildatum zijn verkocht, mits deze woningen vergelijkbaar zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiser over de gedateerdheid van de cv-ketel en de inhoud van de aanbouw verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.