ECLI:NL:RBMNE:2021:5090

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
16.209055.20; 16.198203.20 (gev. ttz); 16.098020.18 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens woninginbraak en bedreiging met een mes

Op 20 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van woninginbraak en bedreiging. De verdachte, geboren in 1982, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. De zaak kwam voort uit een woninginbraak die plaatsvond tussen 28 en 29 maart 2020, waarbij de verdachte een boormachine en een blikje bier heeft gestolen. Het bewijs voor de inbraak werd geleverd door DNA-sporen op het bierblikje, dat in de woning werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de woning had verschaft door middel van braak.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreiging op 2 augustus 2020, waarbij hij een persoon met een mes bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte als bedreiging konden worden aangemerkt, ondanks het verweer van de verdediging dat het tonen van het mes geen bedreiging opleverde. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De rechtbank besloot om geen taakstraf op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en de vrijwillige behandeling van de verdachte voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.209055.20; 16.198203.20 (gev. ttz); 16.098020.18 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 november 2020, 15 januari 2021, 30 april 2021 en
6 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen de raadsman van verdachte mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16.209055.20:
in de periode van 28 maart 2020 tot en met 29 maart 2020 in [woonplaats] heeft ingebroken in een woning aan de [straat] en daarbij een boormachine en/of een blikje bier heeft gestolen die toebehoren aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ;
Ten aanzien van parketnummer 16.198203.20:
op 2 augustus 2020 in Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.209055.20 en 16.198203.20 tenlastegelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde heeft hij aangevoerd dat er in en rondom de woning weliswaar goederen met daarop het DNA van verdachte zijn aangetroffen, maar dat dit verplaatsbare objecten zijn die daar door anderen dan verdachte kunnen zijn achtergelaten.
Niet kan zonder meer worden vastgesteld dat het bierblikje waarop DNA van verdachte is aangetroffen uit de sixpack die in de ijskast in de woning stond afkomstig is. Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde is aangevoerd dat het enkele tonen van een mes geen bedreiging oplevert en dat ook het naar de grond richten van een mes zonder dat daarbij iets wordt gezegd niet tot een bewezenverklaring van dit feit kan leiden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
Op 29 maart 2020 deed [benadeelde 2] namens [benadeelde 1] aangifte van diefstal uit de woning aan de [adres] in [woonplaats] , gepleegd tussen 28 maart 2020 om 16:00 uur en 29 maart 2020 om 09:55 uur. [2] Een keukenraam was ingeslagen of ingegooid. [3] Een elektrische zaag lag buiten het huis. [4] Het weggenomen goed bleek een boormachine van het merk Hilti te zijn, waarvan [benadeelde 1] eigenaar is. [5]
In de tuin van de woning werd een tas aangetroffen met daarin een rol tape en een bijl. [6] Verdachte heeft verklaard dat die rol tape en bijl van hem zijn. [7]
In de woning werd een geopend bierblikje aangetroffen. [8] Dit bierblikje was van het merk Grolsch. [9] Aangever verklaarde dat hij een sixpack van het merk Grolsch compleet verpakt in de ijskast in de woning had geplaatst en dat hij die sixpack niet heeft geopend. Bij het constateren van de woninginbraak bleek de sixpack te zijn geopend en bleken één of meer bierblikjes uit de ijskast te zijn verdwenen. [10] Aangever verklaarde dat het aangetroffen bierblikje niet door hem of een ander die rechtmatig in de woning was geweest geopend is. [11]
Het bierblikje is veiliggesteld. [12] Van dit veiliggestelde bierblikje werden het lipje en de drinkrand bemonsterd. [13]
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 9 juli 2020, opgesteld door forensisch onderzoeker A.I. Berghout, blijkt dat uit de bemonstering van het bierblikje een match is gevonden met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de matchkans kleiner dan één op één miljard is. [14]
Ten aanzien van feit 2:
Op 2 augustus 2020 deed [slachtoffer] aangifte van een bedreiging die op die datum in Hilversum had plaatsgevonden. Aangever verklaarde dat hij wakker werd van een hoop herrie van de buren en dat hij vaker last heeft van de buurman. Aangever verklaarde dat hij de deur van zijn buurman opendeed en dat hij de buurman, een kleine man en een wat grotere man zag staan. De kleine man liep op aangever af. Aangever zag dat hij een mes vast had. Aangever zag dat de punt van het mes in de richting van aangever stond. De afstand tussen aangever en de kleine man bedroeg ongeveer twee meter. De kleine man hakte het mes meerdere keren in de grond, waarbij hij aangever agressief aankeek. Aangever verklaarde hierdoor zeer angstig te zijn geweest. [15]
Nadat verdachte was aangehouden, bevestigde aangever dat dit de persoon is die hem heeft bedreigd. [16]
Getuige [getuige] verklaarde dat de buurman van de jongen in wiens woning [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) en hij waren binnenkwam, dat [verdachte] een mes in zijn hand had en dat er toen werd geschreeuwd. [17]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank overweegt dat zowel een aan verdachte toebehorende bijl en rol tape als een bierblikje met daarop zijn DNA – dat bovendien van hetzelfde merk is als de bierblikjes die zich in een voorafgaand aan de woninginbraak ongeopende sixpack in de ijskast in de woning bevinden – door anderen dan verdachte in en rondom die woning is achtergelaten, geenszins aannemelijk is geworden. Dat getuige [benadeelde 1] anderhalf jaar na de woninginbraak niet weet of die sixpack al door hem geopend was, maakt dat niet anders.
Ten aanzien van feit 2:
Naar het oordeel van de rechtbank vindt het verweer van de raadsman dat de gedragingen van verdachte niet als bedreiging kunnen worden aangemerkt weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
in de periode gelegen tussen 28 maart 2020 en 29 maart 2020 te [woonplaats] in/uit een woning gelegen aan de [straat] een boormachine (merk: Hilti) en een blik(je) bier (merk: Grolsch), die/dat geheel of ten dele aan (een) ander(en) toebehoorde(n), te weten aan
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2:
op 2 augustus 2020 te Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door met een mes in zijn hand op die [slachtoffer] af te lopen en met dat mes meermalen in de grond te steken en daarbij agressief naar [slachtoffer] te kijken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van strafoplegging heeft de raadsman verzocht om een strafoplegging die gelijk is aan de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en heeft er daarmee blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom en privédomein van een ander. Woninginbraken brengen maatschappelijke onrust teweeg en versterken gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De woning was ten tijde van de inbraak weliswaar niet bewoond omdat deze werd verbouwd, maar verdachte had ook niet in een onbewoonde woning mogen inbreken. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met een mes van een persoon die zich kwam beklagen over de geluidsoverlast die mede door verdachte werd veroorzaakt. Dat aangever zich door de gedragingen van verdachte ernstig bedreigd heeft gevoeld, is zeer invoelbaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 oktober 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder aan diefstal en bedreiging heeft schuldig gemaakt en dat ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde het taakstrafverbod van toepassing is.
Daarnaast heeft de rechtbank ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een consult strafrechtspleging van 3 september 2020, opgesteld door A.C. van Dijk, psychiater bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie;
  • een Pro Justitia psychologisch rapport van 2 november 2020, opgesteld door A. van der Donk, psycholoog;
  • een reclasseringsrapport van 14 december 2020, opgesteld door C.P.M. Cruijen, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
De psychiater heeft in voornoemd consult strafrechtspleging benoemd dat er bij verdachte aanwijzingen zijn voor (onder meer) een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis en heeft geadviseerd om een psychologisch onderzoek naar verdachte te laten verrichten. Uit het psychologisch rapport blijkt dat verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan psychologisch onderzoek, waardoor de psycholoog geen advies heeft kunnen formuleren. In het reclasseringsrapport wordt verdachte omschreven als een psychiatrisch kwetsbare man met verslavingsproblematiek. Verdachte is recentelijk aangemeld voor behandeling van die verslavingsproblematiek in een vrijwillig kader en hij stelt zich daarin meewerkend op. Ten aanzien van gedwongen hulpverlening heeft verdachte echter een negatieve houding. De reclassering heeft geconcludeerd dat een reclasseringstraject, hoewel dat vanwege het hoge recidiverisico van verdachte geïndiceerd is, op dit moment niet haalbaar is en heeft geadviseerd om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Bij het bepalen van de hoogte daarvan betrekt de rechtbank de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten nemen in het geval van een woninginbraak waarbij sprake is van recidive ter zake soortgelijke strafbare feiten als vertrekpunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Voor bedreiging door het tonen van een steekwapen nemen deze oriëntatiepunten een taakstraf voor de duur van 60 uren als vertrekpunt.
Alles afwegende zal de rechtbank ter zake de onder 1 en 2 bewezen verklaarde misdrijven aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden opleggen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. In de omstandigheden dat verdachte een aantal dagen langer in voorarrest heeft doorgebracht dan de duur van de gevangenisstraf die de rechtbank aan hem zal opleggen bedraagt en dat verdachte inmiddels in een vrijwillig kader aan zijn verslavingsproblematiek werkt, ziet de rechtbank aanleiding om in afwijking van de eis van de officier van justitie niet ook een taakstraf aan verdachte op te leggen.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 2018 (parketnummer 16.098020.18) is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie weken voorwaardelijk opgelegd. Op 3 augustus 2020 is ter griffie van deze rechtbank een vordering van de officier van justitie ingekomen tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf dient te worden toegewezen, waarbij zij heeft opgemerkt geen bezwaar te hebben tegen omzetting van die gevangenisstraf in een taakstraf.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf op het standpunt gesteld dat die dient te worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank concludeert dat verdachte zich binnen de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten en dat hij daarmee de aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf verbonden algemene voorwaarde, inhoudende dat hij zich niet aan enig strafbaar feit schuldig maakt, meermalen heeft overtreden. Om die reden zal de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer gelegd worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om die gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, zoals dat door de officier van justitie geopperd is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vijf maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.098020.18
- wijst de vordering toe;
-
gelast de tenuitvoerleggingvan de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 4 september 2018 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en S. Sicking, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2021.
mrs. Bos, Sicking en Valk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 16.209055.20:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 28 maart 2020 en 29 maart 2020 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, in/uit een woning gelegen aan de [straat] , een boormachine (merk: Hilti) en/of een blik(je) bier (merk: Grolsch), in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan (een) ander(en) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Ten aanzien van parketnummer 16.198203.20:
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes in zijn hand op die [slachtoffer] af te lopen en/of met dat mes (meermalen) in de grond te steken en/of daarbij agressief naar [slachtoffer] te kijken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het door politie Midden-Nederland in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal voorzien van proces-verbaalnummer PL0900-2020092615 en doorgenummerd pagina 1 tot en met 46 (hierna te noemen ‘Zaakdossier 16.209055.20’) of voorzien van proces-verbaalnummer PL0900-2020248198 en doorgenummerd pagina 1 tot en met tot en met 29 (hierna te noemen ‘Zaakdossier 16.198203.20’). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 5.
3.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 6.
4.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 5.
5.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 5 en 8.
6.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 9.
7.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 39.
8.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 9.
9.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 15.
10.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 15.
11.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 9.
12.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 9.
13.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 17 en 18.
14.Zaakdossier 16.209055.20, pagina 22.
15.Zaakdossier 16.198203.20, pagina 1.
16.Zaakdossier 16.198203.20, pagina 15.
17.Zaakdossier 16.198203.20, pagina 20.