ECLI:NL:RBMNE:2021:5078

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 19/3915-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over dwangsom bij niet tijdig beslissen op aanvraag Verklaring van geschiktheid

In deze zaak gaat het om het verzet dat is ingesteld door de opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 13 oktober 2020. De opposant, die verantwoordelijk is voor het beslissen op aanvragen voor een Verklaring van geschiktheid, had niet tijdig beslist op de aanvraag van mevrouw [A]. Mevrouw [A] had op 7 oktober 2019 beroep ingesteld omdat de opposant niet binnen de wettelijke termijn had beslist. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en legde de opposant een dwangsom op voor elke dag dat hij in gebreke bleef, tot maximaal 42 dagen. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, met de stelling dat hij wel degelijk binnen de regels had gehandeld.

Tijdens de zitting op 27 mei 2021 heeft de opposant zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat de aanvraag op 31 mei 2019 was ontvangen en dat hij op 2 september 2019 in gebreke was gesteld. De opposant voerde aan dat hij na de ingebrekestelling direct actie had ondernomen door drie verwijzingen naar artsen te sturen, en dat deze handelingen hem vrijstelden van het betalen van een dwangsom. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant overwogen en kwam tot de conclusie dat de opposant inderdaad niet meer in verzuim was na het ondernemen van de voorbereidingshandelingen.

De rechtbank oordeelde dat er geen verdere onderzoeken nodig waren en dat er direct uitspraak kon worden gedaan. De eerdere uitspraak van 13 oktober 2020 werd vernietigd, en het verzet werd gegrond verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van mevrouw [A] niet-ontvankelijk, waarmee de zaak werd afgesloten. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Nicholson, en de griffier K.F.K. Hoogbruin was aanwezig. De beslissing werd op 7 juni 2021 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3915-V
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2021 op het verzet en op het beroep van
[opposant] ,te [vestigingsplaats] , opposant,

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat door mevrouw [A] ( [A] ) is ingediend op 7 oktober 2019 omdat opposant niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een Verklaring van geschiktheid. Opposant heeft op 22 oktober 2019 alsnog een besluit genomen. [A] heeft de rechtbank gevraagd in het beroep uitspraak te doen over de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij niet tijdig beslissen.
In de uitspraak van 13 oktober 2020 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Opposant is verschenen. Namens [A] is haar gemachtigde verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 13 oktober 2020 het beroep gegrond verklaard, omdat opposant niet op tijd een besluit had genomen, en opposant dan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze verzetsprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of de uitspraak van de rechtbank van 13 oktober 2020 in stand kan blijven. Zo ja, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo nee, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 13 oktober 2020 niet juist. Opposant meent dat er overeenkomstig het bepaalde in wet- en regelgeving is gehandeld. De aanvraag ter verkrijging van een Verklaring van geschiktheid, de Gezondheidsverklaring, is op 31 mei 2019 door opposant ontvangen. Op grond van artikel 103 van het Reglement rijbewijzen registreert opposant in het rijbewijzenregister een Verklaring van geschiktheid indien de aanvrager voldoet aan de eisen van geschiktheid zoals vastgesteld in de Regeling eisen geschiktheid 2000. Deze registratie vindt plaats zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst. Dit is niet binnen die termijn gebeurd en opposant heeft dan ook begrip voor het feit dat hij op 2 september 2019 in gebreke is gesteld. Opposant heeft de ingebrekestelling ontvangen op 3 september 2019. Diezelfde dag heeft opposant drie verwijzingen verstuurd. Opposant kan dit doen op grond van artikel 101, eerste lid van het Reglement rijbewijzen. Een verwijzing naar een arts is een voorbereidingshandeling. Uit de Nota van toelichting op het besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen volgt dat de dwangsomregeling als neergelegd in de Awb niet van toepassing is op een voorbereidingshandeling. Daarom is opposant van mening dat hij door de voorbereidingshandelingen niet langer in verzuim was en daarom ook geen dwangsom was verschuldigd. Opposant heeft dit onderbouwd met twee uitspraken van de rechtbank Limburg van 14 april 2020 en 11 mei 2020 en met een proces-verbaal uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 augustus 2020.
4. De rechtbank is het eens met opposant. Zoals opposant terecht naar voren brengt, heeft hij direct na ontvangst van de ingebrekestelling drie verwijzingen naar artsen gestuurd en is hij vanaf dat moment geen dwangsom meer verschuldigd. Dat opposant deze voorbereidingshandelingen ook eerder had kunnen verrichten maakt, hierbij geen verschil. De rechtbank moet oordelen over de feitelijke gang van zaken in dit concrete geval. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 13 oktober 2020 vervalt (artikel 8:55, lid 9, van de Awb).
5. De rechtbank oordeelt dat er geen nader onderzoek nodig is, maar dat er ook direct uitspraak kan worden gedaan over het beroep (artikel 8:55, lid 10, Awb). Zoals duidelijk wordt uit de door opposant meegezonden uitspraken, en dan met name de proces-verbaal uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 augustus 2020 en de daarin genoemde Nota van toelichting op het besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen (gepubliceerd in het Staatsblad 2010,741), is opposant door de verwijzing naar verschillende artsen op 3 september 2019 geen dwangsom meer verschuldigd. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 7 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen de uitspraak over het verzet kunt u niet in hoger beroep. Tegen de uitspraak over het beroep kan binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. U kunt daar ook om een voorlopige voorziening vragen. De datum van verzending ziet u op de stempel die hierboven staat.