In deze zaak heeft de opposant op 13 november 2019 beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 27 oktober 2020 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, waarop de opposant een verzetschrift heeft ingediend. De zitting voor het verzet vond plaats op 17 maart 2021, waarbij de opposant en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl het college niet verscheen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat zij de eerdere uitspraak zonder zitting heeft kunnen doen, omdat er geen redelijke twijfel bestond over de uitkomst van de procedure. De opposant betwistte deze gang van zaken en stelde dat het college niet inhoudelijk had gereageerd op zijn verzoeken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opposant niet tijdig beroep had ingesteld tegen de relevante besluiten, waardoor zij niet in staat was om de zaak inhoudelijk te behandelen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak van 27 oktober 2020 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.