ECLI:NL:RBMNE:2021:5071

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 19/5033-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de opposant op 13 november 2019 beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 27 oktober 2020 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, waarop de opposant een verzetschrift heeft ingediend. De zitting voor het verzet vond plaats op 17 maart 2021, waarbij de opposant en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl het college niet verscheen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat zij de eerdere uitspraak zonder zitting heeft kunnen doen, omdat er geen redelijke twijfel bestond over de uitkomst van de procedure. De opposant betwistte deze gang van zaken en stelde dat het college niet inhoudelijk had gereageerd op zijn verzoeken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opposant niet tijdig beroep had ingesteld tegen de relevante besluiten, waardoor zij niet in staat was om de zaak inhoudelijk te behandelen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak van 27 oktober 2020 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5033-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2021 op het verzet van

[opposant], te [woonplaats], opposant,

(gemachtigde: J.A. Dijst).

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingediend op 13 november 2019 tegen het besluit op bezwaar van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere (het college).
In de uitspraak van 27 oktober 2020 heeft de rechtbank verklaard het beroep
niet-ontvankelijk.
Opposant heeft tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2021. Opposant is verschenen, samen met zijn gemachtigde.
het college is niet verschenen met bericht van verhindering.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 27 oktober 2020 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze verzetsprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of de uitspraak van de rechtbank van 27 oktober 2020 in stand kan blijven. Zo ja, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo nee, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. Opposant geeft in zijn verzetschrift en ter zitting aan dat hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank van 27 oktober 2020 omdat er geen zitting is gehouden. Verder stelt opposant dat het college tot op heden nooit inhoudelijk heeft gereageerd op de verzoeken van opposant van 2 november 2018 en 17 december 2018.
4. De rechtbank geeft opposant geen gelijk. Zoals in rechtsoverweging 1 van deze uitspraak staat kan de rechtbank, als er over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is, zonder een zitting te houden uitspraak doen. Dat is hier het geval. De rechtbank legt hierna uit waarom zij dat vindt.
5. Opposant heeft op de zitting toegelicht dat hij met zijn verzet wil bereiken dat de rechtbank zijn zaken over de bijstandsuitkering en de uitschrijving uit het bevolkingsregister alsnog inhoudelijk behandelt. Zoals op de zitting besproken kan de rechtbank een zaak alleen inhoudelijk behandelen als er op tijd beroep is ingesteld tegen een voor beroep vatbaar besluit. Om vast te kunnen stellen dat er sprake is van zo’n besluit, moet iemand die in beroep gaat het besluit waar hij het niet mee eens is aan de rechtbank sturen. Opposant heeft dit niet gedaan toen de rechtbank daarom vroeg. Bovendien heeft hij op de zitting verklaard dat hij niet weet of die besluiten er wel zijn. Hij heeft inmiddels wel een reactie gekregen op de brieven van 2 november 2018 en 17 december 2018, maar dat zijn geen besluiten waartegen opposant in beroep kan bij de rechtbank. De rechtbank weet dus niet met welke besluiten opposant het niet een is. Dit was ook al het geval toen de rechtbank de beslissing op 27 oktober 2020 nam. De rechtbank heeft daarom terecht geen zitting gehouden en het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard.
6. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
27 oktober 2020 in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 25 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.