ECLI:NL:RBMNE:2021:5069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/2909
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag Wob-verzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2021, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op een aanvraag op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had zijn aanvraag op 23 april 2021 ingediend, welke op 26 april 2021 door verweerder is ontvangen. De wettelijke beslistermijn van vier weken werd door verweerder met vier weken verdaagd, waardoor de uiterste beslisdatum op 21 juni 2021 viel. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en dat eiser op 23 juni 2021 verweerder in gebreke heeft gesteld. Verweerder heeft op 14 juli 2021 gedeeltelijk op het Wob-verzoek beslist, maar niet volledig, wat de basis vormt voor het beroep van eiser. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een volledig besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen een termijn van uiterlijk 15 oktober 2021 een besluit moet nemen, waarbij verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier N. Dayerizadeh.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2909

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.H. Langendoen)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag/bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 23 april 2021. Deze aanvraag is op 26 april 2021 door verweerder ontvangen. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 6 lid 1 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op grond van artikel 6 lid 2 van de Wob heeft verweerder de beslistermijn met vier weken verdaagd. Verweerder had dus uiterlijk op 21 juni 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt tevens vast dat eiser verweerder op 23 juni 2021 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder, nadat hij de ingebrekestelling heeft ontvangen, op 14 juli 2021 gedeeltelijk op het Wob-verzoek heeft beslist, maar nog niet volledig. Dit betekent dat eiser terecht een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingediend.
4. Het beroep is kennelijk gegrond
5. Omdat verweerder nog geen volledig besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, derde lid, van de Awb).
6. Verweerder heeft in zijn brief van 3 september 2021 medegedeeld dat er nog gedeeltelijk op het Wob-verzoek moet worden beslist. Daarbij heeft verweerder medegedeeld dat er hard wordt gewerkt om de resterende stukken te verzamelen en dat dit nog enige tijd zal vergen. Ter onderbouwing daarvan wordt verwezen naar de mailwisseling met eiser. Verweerder streeft ernaar om medio oktober een besluit over de openbaarmaking van de resterende stukken te nemen.
7. De rechtbank ziet in de toelichting van verweerder aanleiding een langere termijn te bepalen dan twee weken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de gelegenheid moet worden gesteld om tot een zorgvuldige besluitvorming te komen. Daarbij moet tevens recht worden gedaan aan het belang van eiser dat verweerder zo spoedig mogelijk een besluit neemt. Met een termijn tot uiterlijk op 15 oktober 2021 wordt aan beide belangen recht gedaan. De rechtbank bepaalt dat verweerder tot uiterlijk 15 oktober 2021 de tijd krijgt om een besluit te nemen.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 15 oktober 2021 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh griffier
.De beslissing is uitgesproken op 16 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.