In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2021, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op een aanvraag op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had zijn aanvraag op 23 april 2021 ingediend, welke op 26 april 2021 door verweerder is ontvangen. De wettelijke beslistermijn van vier weken werd door verweerder met vier weken verdaagd, waardoor de uiterste beslisdatum op 21 juni 2021 viel. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en dat eiser op 23 juni 2021 verweerder in gebreke heeft gesteld. Verweerder heeft op 14 juli 2021 gedeeltelijk op het Wob-verzoek beslist, maar niet volledig, wat de basis vormt voor het beroep van eiser. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een volledig besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen een termijn van uiterlijk 15 oktober 2021 een besluit moet nemen, waarbij verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier N. Dayerizadeh.