ECLI:NL:RBMNE:2021:5068
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening zonder geldige reden
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 14 september 2021, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit dat op 24 juni 2020 was bekendgemaakt, maar diende zijn beroepschrift pas op 12 oktober 2020 in, wat te laat was. De rechtbank legt uit dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het niet nodig was; de te late indiening van het beroep was een doorslaggevende factor. Eiser voerde aan dat hij door Covid-19 niet in staat was om tijdig beroep in te stellen, maar de rechtbank oordeelt dat hij geen geldige reden heeft gegeven voor de vertraging. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die zijn bewering onderbouwen. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken dat het besluit op de juiste wijze aan eiser en zijn gemachtigde is verzonden.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet tijdig heeft gereageerd en geen geldige reden heeft opgegeven voor de late indiening. De rechtbank wijst het verzoek van eiser af en kent geen proceskostenvergoeding toe. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.