In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het maken van een foto of film van een aangeefster in een damestoilet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 april 2017 in Nieuwegein met een mobiele telefoon een poging heeft gedaan om een afbeelding van de aangeefster te maken, terwijl zij zich in een niet voor het publiek toegankelijke plaats bevond. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de verdachte al op 12 april 2017 was gehoord en het vonnis pas op 20 oktober 2021 werd gewezen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard, maar heeft besloten geen straf op te leggen, mede vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiaire feit als bewezen verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is, maar heeft geen straf of maatregel opgelegd, verwijzend naar artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.