ECLI:NL:RBMNE:2021:5052

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
16/240207-20, 05-133497-19 (tul), 16/661312-15 (tul), 16/308610-20 (gev.ttz), 16/155862-19 (gev.ttz), 16/161823-19 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor schennis en bedreiging

Op 20 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder schennis van de eerbaarheid en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 100 uren. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde openbare schennispleging in augustus 2020, omdat er onvoldoende bewijs was voor de verklaring van de aangeefster. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, waarbij de slachtoffers kwetsbare en jonge personen waren. De rechtbank heeft ook het recidiverende gedrag van de verdachte zwaar laten meewegen. De verdachte is als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd op basis van psychologisch onderzoek. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een ambulante behandeling en controles op het gebruik van sociale media. De uitspraak is gedaan na een terechtzitting op 6 oktober 2021, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/240207-20, 05-133497-19 (tul), 16/661312-15 (tul), 16/308610-20 (gev.ttz), 16/155862-19 (gev.ttz), 16/161823-19 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. E.D.B. Groeneweg, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft mevrouw M. Bakker van Reclassering Nederland gehoord en mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland, heeft namens de kinderen [kinderen] , een toelichting gegeven op de ingediende vorderingen tot schadevergoeding.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/240207-20
primair: op 6 april 2020 te Utrecht [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat zij minderjarig waren, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen;
subsidiairis dit ten laste gelegd als schennis van hun eerbaarheid op een niet openbare plaats;
16/308610-20
Feit 1: op 13 augustus 2020 de eerbaarheid heeft geschonden van [slachtoffer 3] te Utrecht op een openbare plaats;
Feit 2: op 21 augustus 2020 de eerbaarheid heeft geschonden van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] te Utrecht op een openbare plaats;
16/155862-19
primair: op 31 maart 2019 te Maarssen in het openbaar een voor de eerbaarheid aanstotelijke afbeelding of voorwerp heeft laten zien aan [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] ;
subsidiairis dit ten laste gelegd als schennis van hun eerbaarheid op een niet openbare plaats;
16/161823-19
tussen 16 april en 19 april 2019 te Utrecht [slachtoffer 10] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het feit onder parketnummer 16/240207-20 en het feit onder parketnummer 16/155862-19 komt de officier van justitie tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde feiten. Voor feit 1 ten laste gelegd onder parketnummer 16/308610-20 maakt de officier van justitie gebruik van een schakelbewijsconstructie om tot een bewezenverklaring te komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 16/240207-20 ten laste gelegde. Ten aanzien van het primaire feit heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat verdachte niet wist of kon weten dat die meisjes een leeftijd hadden van onder de zestien jaar. Ten aanzien van het subsidiaire feit heeft hij zich op het standpunt gesteld dat niet duidelijk was of er wel sprake is geweest van kloppen op het raam. Ten aanzien van het onder parketnummer 16/308610-20 feit 2, het onder parketnummer 16/155862-19 en het onder parketnummer 16/161823-19 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16/240207-20
Bewijsmiddelen [1]
Uit een
proces-verbaal van aangifteblijkt onder meer het volgende:
Op 6 april 2020 was ik, [slachtoffer 1] , geboren op [2006] , aan het wachten op [slachtoffer 2] bij de benedenwoning op de [adres] te [woonplaats] . Toen ik wachtte op [slachtoffer 2] werd er kort op een raam geklopt en ik keek om me heen om te zien waar dit geklop vandaan kwam. Toen [slachtoffer 2] beneden was hoorde ik weer geklop, nu langer dan de eerste keer en het kloppen bleef doorgaan tot ik naar een raam van de benedenwoning keek. Ik zag dat er een man in de leegstaande benedenwoning voor een raam stond. Ik stond op ongeveer 1 tot 2 meter afstand van dit raam. [2] Ik zag dat de man een joggingbroek droeg. Ik zag dat de man zijn broek met twee handen naar beneden trok en ik zag dat hij zijn geslachtsdeel liet zien. Ik zag dat zijn penis in slappe toestand was. Ik wilde op dat moment zo snel mogelijk weg en ik was bang. Toen we om 15.05 uur terug bij de woning van [slachtoffer 2] aan kwamen, stond ik weer voor de leegstaande benedenwoning op een afstand van 1 tot 2 meter vanaf het raam waar ik eerder de man gezien had. [slachtoffer 2] en ik hoorden allebei geklop. Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat zij de man ook zag en dat hij aan haar ook zijn geslachtsdeel liet zien. [3]
Uit een
proces-verbaal van verhoor getuigeblijkt onder meer het volgende:
Op 6 april 2020 was ik, [slachtoffer 2] , geboren op [2007 ] , op de [straat ] te [woonplaats] . Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat de buren de hele tijd op het raam aan het kloppen waren. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat er iemand zonder broek en onderbroek voor het raam stond. [slachtoffer 1] en ik kwamen omstreeks 15.00 uur weer terug. Ik hoorde weer geklop op het raam. Ik keek om. Ik zag een man staan voor het raam op huisnummer [nummer] op de [straat ] . Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat dit dezelfde man was die zij eerder op de dag had gezien voor dit raam. Ik zag dat de man zijn broek en onderbroek naar beneden trok waardoor ik zijn [4] geslachtsdeel zag. [5]
Uit een
proces-verbaal van verhoor verdachteblijkt onder meer het volgende:
Ik was op 6 april 2020 in de woning op de begane grond aan de [adres] te [woonplaats] . Ik heb toen mijn joggingbroek en mijn onderbroek naar beneden gedaan tot boven mijn knieën. Ik zag die meiden wel kijken. [6]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem primair ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meerdere keren heeft geklopt op het raam. Uit deze handeling leidt de rechtbank af dat verdachte vol opzet heeft gehad op het plegen van het feit, nu hij op deze manier willens en wetens de aandacht van de meisjes heeft getrokken. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat het ging om twee meisjes van dertien en veertien jaar. Vanwege die leeftijd moet verdachte redelijkerwijs het vermoeden hebben gehad dat die meisjes jonger waren dan zestien jaar. Weliswaar heeft de raadsvrouw, zonder verdere onderbouwing, gesteld dat verdachte niet kon weten dat de meisjes jonger waren dan 16 jaar, maar ter onderbouwing van dit standpunt zijn geen concrete feiten naar voren gebracht.
16/308610-20
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 16/308610-20 feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Het dossier bevat enkel de verklaring van aangeefster. Het ontbreekt aan steunbewijs voor die verklaring. Daarmee is niet voldaan aan het wettig bewijsminimum. De rechtbank is van oordeel dat een bewijsconstructie bestaande uit schakelbewijs niet kan worden toegepast nu de modus operandi en het signalement onvoldoende specifiek en kenmerkend zijn.
Bewijsmiddelen feit 2 [7]
Uit een
proces-verbaal van aangifteblijkt onder meer het volgende:
Ik, [aangeefster 1] , doe aangifte namens mijn dochter [slachtoffer 4] , geboren op [2011] . Wij wonen op het adres [adres] te [woonplaats] . [8] Dat is een appartement in een appartementencomplex. Op 21 augustus 2020 waren onze zoon en dochters aan het spelen op de galerij van het appartementencomplex. Ik hoorde dat mijn oudste dochter zei:
"Mamma, we waren daar aan het einde van de galerij aan het spelen en er kwam steeds zo'n man naar beneden van de trap. Hij ging de hele tijd naar ons gluren. Hij deed toen ineens zijn broek naar beneden
". Ik hoorde toen dat mijn oudste dochter opnieuw zei dat er een man aan het gluren was tussen de traptreden door van de noodtrap aan de linkerzijde van het complex. Ook maakte ze de beweging dat de man zijn broek liet zakken. Ik hoorde dat mijn oudste dochter zei dat ze zijn plassertje had gezien. [9] Ik vroeg haar om voor te doen wat er precies gebeurde tijdens het voorval. Ik zag dat mijn dochter het voordeed. Ik zag dat ze voordeed dat hij zijn broek losmaakte en ongeveer tot kniehoogte deed. En dat hij toen zijn handen om zijn geslachtsdeel deed op de lies. Hij deed toen een beweging naar voren met zijn geslachtsdeel. Hij deed vervolgens zijn broek omhoog en rende naar boven. [10]
Uit een
proces-verbaal van aangifteblijkt onder meer het volgende:
Ik, [aangeefster 2] , doe aangifte namens mijn drie kinderen: [slachtoffer 5] , geboren op [2013] , [slachtoffer 6] , geboren op [2015] en [slachtoffer 7] , geboren op [2016] . Wij wonen samen als gezin op de [straat ] op de derde verdieping te [woonplaats] . Het complex heeft 6 verdiepingen en is toegankelijk via een afgesloten centrale portiek. Op 21 augustus 2020 op het [straat ] te [woonplaats] [11] hoorde ik de kinderen zeggen dat er de hele tijd een man naar hen aan het kijken was en dat hij een rare gezichtsuitdrukking had. Ik hoorde de kinderen zeggen dat hij zijn broek en zijn onderbroek naar beneden liet zakken en dat hij zijn piemel in zijn hand had en hem duidelijk liet zien. Ik hoorde dat de man bij de brandtrap op de derde verdieping had gestaan. [12]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Op 21 augustus 2020 was ik op de galerij van het appartementencomplex aan het [straat ] te [woonplaats] . Wat ik gedaan heb, is niet gezond. [13]
16/155862-19
Bewijsmiddelen [14]
Uit een
proces-verbaal van aangifteblijkt onder meer het volgende:
Op 31 maart 2019 was ik, [slachtoffer 8] , geboren [2002] , samen met mijn vriendin [slachtoffer 9] bij de McDonalds in Maarssen. Ik zag achter mijn vriendin een man op een bankje zitten. Ik zag dat de man een mobiele telefoon vast had in zijn rechter hand. Hij hield de telefoon rechts naast hem op schouder hoogte. Ik zag dat de man mij aankeek en ik keek automatisch naar zijn telefoon omdat hij deze naast zich had. Ik zag op de telefoon van de man een foto van een stijve penis. De man heeft de foto meerdere keren aan mij getoond. [15] Ik zag vervolgens dat de man op een bankje ging zitten naast ons. De man liet vanuit zijn positie opnieuw het beeldscherm van zijn mobiel aan ons zien. Ik zag dat het dezelfde afbeelding van de stijve penis was, ook Ilse heeft toen het beeldscherm gezien. [16]
Uit een
proces-verbaal van aangifteblijkt onder meer het volgende:
Op 31 maart 2019 was ik, [slachtoffer 9] , geboren [2002] , samen met [slachtoffer 8] in de Mc Donalds in Maarssen. Achter ons zat een man met zijn rug naar ons toe. Mijn vriendin [slachtoffer 8] had zicht op de man. Ik zag vanuit mijn ooghoek dat de man een beweging maakte en zijn telefoon naast zijn hoofd hield. Ik zag dat de man op een ander bankje naast ons ging zitten. Ik zag dat de man zijn telefoon aan ons liet zien. Ik zag nu ook een afbeelding van zijn dick en volgens mij zag ik ook zijn hoofd op de afbeelding. Nadat wij de afbeelding hadden gezien en hij ook zag dat wij het hadden gezien deed hij de telefoon weer weg. [17] U vraagt mij wat ik bedoel met een dick, hiermee bedoel ik zijn penis. U vraagt mij of deze een slappe of stijve toestand was. Ik zag dat de dick stijf was. [18]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Ik was op 31 maart 2019 in de Mc Donalds in Maarssen. Er zaten twee meiden tegenover mij. Ik had een foto van mijn piemel zichtbaar op mijn telefoon.
16/161823-19
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 oktober 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 19 april 2019, met bijlagen, genummerd PL0900-2019114238-1 opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een aangifte van [slachtoffer 10] , doorgenummerde pagina’s 3 en 4.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/240207-20
op 6 april 2020 te Utrecht personen van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [2006] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [2007 ] ), met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers is/heeft hij, verdachte,
- achter een raam van een (beneden)woning gaan staan (terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich aan de andere kant van het raam bevonden) en
- (vervolgens) meermalen op het raam geklopt en
- (toen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] naar het raam en/of in de richting van verdachte keken) zijn, verdachtes broek en onderbroek naar beneden getrokken en
- zijn ontblote geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] getoond, en
- de voorgaande handelingen uitgevoerd terwijl dit zichtbaar was voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
16/308610-20
2

op 21 augustus 2020 te Utrecht de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op een galerij van een appartementencomplex gelegen aan [straat ] , door

- toen [slachtoffer 4] , geboren op [2011] , en/of [slachtoffer 5] , geboren op [2013] , en/of [slachtoffer 6] , geboren op [2015] , en/of [slachtoffer 7] , geboren op [2016] , naar/in de richting van verdachte keken zijn, verdachtes broek en/of onderbroek naar beneden te trekken en
- zijn ontblote geslachtsdeel aan die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] te tonen en (daarbij) zijn ontblote geslachtsdeel vast te houden en
- de voorgaande handelingen uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] .
16/155862-19
op 31 maart 2019 te Maarssen op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in de McDonalds, een afbeelding waarvan hij wist dat die afbeelding aanstotelijk was voor de eerbaarheid, te weten een foto van zijn, verdachtes (erecte) penis openlijk heeft tentoongesteld door toen aldaar meerdere malen die foto op zijn telefoon aan [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] te tonen;
16/161823-19
op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 16 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Utrecht, [slachtoffer 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting, door die [slachtoffer 10] dreigend de woorden toe te voegen "Kankerhomo, kankerhond ik ga jou in je kont laten neuken" en ''je hoort niet te leven, ik ga jou doodmaken''.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/240207-20
een persoon, van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd;
16/308610-20
Feit 2
: schennis van de eerbaarheid op een andere dan de in artikel 239 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, meermalen gepleegd;
16/155862-19
wetende dat een afbeelding aanstotelijk is voor de eerbaarheid en die afbeelding op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, openlijk tentoonstellen, meermalen gepleegd;
16/161823-19
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van een dag;
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren;
- een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 4] , waarbij er per overtreding drie dagen hechtenis tegenover staan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Het gaat om feiten van lang geleden. De verdediging heeft verzocht in plaats van een dag gevangenisstraf een geldboete op te leggen. Ten aanzien van de taakstraf heeft de verdediging verzocht deze te matigen en een deel voorwaardelijk op te leggen. De verdediging heeft zich gerefereerd aan de eis voor wat betreft de gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van vijf jaren. De verdediging is van mening dat het niet nodig is in een bijzondere voorwaarden op te nemen dat verdachte wordt verplicht tot het innemen van medicatie, nu verdachte dit al vrijwillig doet. Ten slotte merkt de verdediging op dat artikel 63 Sr dient te worden toegepast.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waarbij het merendeel van de feiten zien op openbare schennis. Verdachte heeft meermalen zijn geslachtsdeel of een foto van zijn geslachtsdeel getoond aan kinderen, jonge meisjes of tieners. Dit zijn allemaal kwetsbare, jonge slachtoffers, van wie verdachte door zijn handelen de lichamelijke en psychische integriteit heeft geschonden. Verdachte heeft zich hierbij geen rekenschap gegeven van zijn gedrag en de impact die zijn gedrag heeft gehad op de slachtoffers. Ook heeft verdachte een hulpverlener van Veilig Thuis bedreigd. Uit de aangifte blijkt dat dit gevoelens van angst en onveiligheid bij die hulpverlener heeft veroorzaakt, terwijl die hulpverlener juist tot taak heeft om het gezin van verdachte te helpen. Verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele manier rekening gehouden met het effect dat zijn woorden op het slachtoffer zou hebben.
De persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 juni 2021;
- een reclasseringsadvies van 15 september 2021, uitgebracht door Reclassering Nederland en opgemaakt door de reclasseringswerker;
- een rapport van psychologisch onderzoek van 28 oktober 2015, opgemaakt door drs. G.J.W. Pol, psycholoog.
De rechtbank constateert dat verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging en het plegen van schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het feit dat verdachte in een proeftijd liep van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de reclassering oplegging van een gevangenisstraf als contraproductief beschouwt. De reclassering schrijft dat verdachte op de goede weg is om duurzame gedragsverandering te bewerkstelligen. Daar is veel tijd voor nodig. Oplegging van een gevangenisstraf zal het huidige traject doorkruisen. De moeizaam behaalde resultaten zullen dan verloren gaan, en dat zal naar de mening van de reclassering de risico's (op herhaling) weer verhogen. De reclassering schat verder in dat de motivatie voor gedragsverandering zal afnemen bij het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport inzake het psychologisch onderzoek naar verdachte. Hoewel dit een rapport betreft van meer dan vijf jaar geleden, neemt de rechtbank de conclusies van het rapport over voor wat betreft de vraag of verdachte lijdt aan een stoornis. Uit het onderzoek is gebleken dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte in de zin van zwakbegaafdheid en dat verdachte lijdt aan ziekelijke stoornissen in de zin van ADHD ofwel een aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit (gecombineerde type), een seksuele stoornis NAO (niet anderszins omschreven) en exhibitionisme. In het rapport wordt geadviseerd om verdachte ten aanzien van het toentertijd ten laste gelegde feit te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank komt op basis hiervan tot de conclusie dat verdachte ook ten tijde van het plegen van de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De strafoplegging
De rechtbank tilt zwaar aan het recidiverende gedrag van verdachte en het feit dat hij in een proeftijd liep van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.
De rechtspraak kent geen oriëntatiepunten voor straftoemeting bij schennis gepleegd door een meerderjarige. Wel zijn er voor dit feit oriëntatiepunten voor straftoemeting voor minderjarigen. In het feit dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht ziet de rechtbank aanleiding om dit oriëntatiepunt te volgen voor verdachte. Daarbij geldt als uitgangspunt een taakstraf van 30 uren.
Hoewel een gevangenisstraf vanwege dat recidiverende gedrag van verdachte en de veelheid aan strafbare feiten voor de hand had gelegen, zal de rechtbank daar grotendeels van afzien gelet op hetgeen door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank hecht er waarde aan dat het op dit moment goed gaat met verdachte, hij heel gemotiveerd is om zijn pedoseksuele stoornis niet de overhand te laten krijgen en daarvoor mee te werken aan de behandeling en dat hij daarvoor de juiste hulp lijkt te krijgen. Het is in het belang van de maatschappij en het belang van verdachte zelf dat het huidige traject niet wordt doorkruist.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf, conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding lager te straffen, ondanks dat de rechtbank – anders dan door de officier van justitie betoogd – verdachte van een feit vrijspreekt. De rechtbank komt aldus tot een strafoplegging van een gevangenisstraf voor de duur van een dag, een taakstraf voor de duur van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De rechtbank zal, in afwijking van de eis van de officier van justitie, geen vrijheidsbeperkende maatregel opleggen aan verdachte of een contactverbod opnemen als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte en het slachtoffer in dezelfde flat wonen, waardoor een contactverbod nauwelijks uitvoerbaar is, er niet is gebleken van nieuwe incidenten sinds het eenmalige incident op 21 augustus 2020 en verdachte zelf heeft aangegeven dat hij het contact uit de weg zal gaan.
Ook wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie voor wat betreft de duur van de proeftijd. De rechtbank legt aan verdachte op een proeftijd voor de duur van drie jaren. Een proeftijd langer dan drie jaren kan volgens artikel 14b Sr enkel worden opgelegd als er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Nu er in dit geval geen sprake is van feiten waar de onaantastbaarheid van het lichaam in het geding is, kan geen proeftijd van langer dan drie jaren worden opgelegd.
Aan het voorwaardelijk strafdeel worden door de rechtbank bijzondere voorwaarden gekoppeld. Het gaat om de bijzondere voorwaarden, zoals die eerder ook aan verdachte zijn opgelegd in de beslissing van 21 mei 2019 van de rechtbank Midden-Nederland. Dit betreft een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan periodieke urinecontroles, meewerken aan controle op het gebruik van sociale media en internet, het meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling bij de polikliniek ‘Abrona’. De rechtbank zal aan deze laatste bijzondere voorwaarde nog toevoegen dat het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling, zoals door de deskundige mevrouw Bakker ter zitting voorgesteld.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen elk een bedrag van € 250,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/308610-20 feit 2 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van alle drie de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ingediende vorderingen tot schadevergoeding als symbolisch moeten worden gezien en dat er geen bedrag aan gekoppeld hoeft te worden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen hebben verzocht om vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn of haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn of haar persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Om deze vergoeding toe te kennen is een causaal verband vereist tussen het ontstaan van de psychische schade en het gepleegde strafbare feit. De benadeelde dient daartoe een voldoende concrete onderbouwing aan te voeren, waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat op grond van de onderbouwing van de vorderingen niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen psychische schade hebben opgelopen. Het enkele gegeven dat er sprake is van het gestelde psychisch onbehagen is onvoldoende om vast te stellen dat er sprake is van aantasting ‘op andere wijze’.
De rechtbank zal de benadeelde partijen daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen. De benadeelde partijen kunnen de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 05/133497-19 dient te worden afgewezen, nu de proeftijd van die veroordeling later is ingegaan dan de momenten waarop de aan verdachte ten laste gelegde strafbare feiten zijn gepleegd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/661312-15 heeft de officier van justitie verzocht een gedeelte van 30 dagen gevangenisstraf ten uitvoer te leggen en deze om te zetten naar 120 uren taakstraf. Verder heeft de officier van justitie verzocht de bij deze voorwaardelijke veroordeling behorende bijzondere voorwaarden aan te vullen met de voorwaarde dat verdachte libidoremmende medicatie dient in te nemen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 05/133497-19, nu de aan verdachte ten laste gelegde feiten dateren van na het tijdstip dat de proeftijd van onderhavige voorwaardelijke veroordeling is ingegaan. Ook ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/661312-15 heeft de verdediging verzocht tot afwijzing van die vordering, nu deze vordering ook al op de zitting van 20 november 2020 aan de orde is geweest, toen is afgewezen en verdachte op dit moment niet te zwaar belast moet worden met de strafoplegging.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/133497-19
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen omdat de bewezenverklaarde feiten allemaal gepleegd zijn na de datum waarop de proeftijd van onderhavige voorwaardelijke veroordeling is ingegaan.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/661312-15
Bij vonnis van 17 november 2015 van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland (parketnummer 16/661312-15) is verdachte een gevangenisstraf van 251 dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging slechts voor een gedeelte gelasten. Bij die beslissing is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de veroordeelde en de aard en omstandigheden van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging voor een gedeelte van 30 dagen en zal deze gevangenisstraf omzetten naar een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis bij niet, niet juiste of volledige voldoening. De rechtbank gaat niet over tot het wijzigen van de bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd door de officier van justitie.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 57, 63, 239, 240, 248d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 16/308610-20 feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16/240207-20, 16/308610-20 feit 2, 16/155862-19 en 16/161823-19 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 dag;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van drie maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf van drie maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie (3) jarenvast;
Algemene voorwaarden
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen drie dagen na de uitspraak van het onderhavige vonnis moet melden bij de Reclassering Nederland op het adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
* zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover die niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, ook als dit inhoudt dat veroordeelde:
* mee zal werken aan periodieke urinecontroles;
* mee zal werken aan de controle op zijn gebruik van sociale media en internet via computer, laptop, tablet, smartphone of soortgelijke apparatuur;
* zich moet laten behandelen bij de polikliniek ‘Abrona’ in het Diakonessenhuis in Utrecht en deelnemen aan de voorgestelde psychomotore therapie (PMT). Verdachte zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* moet meewerken aan diagnostiek en zich vervolgens onder behandeling stellen van een door de reclassering aan te wijzen instelling, ook als dat betekent dat verdachte zich klinisch moet laten behandelen. Verdachte zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vorderingen kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door M.E. Falkmann, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2021. De oudste rechter is buiten staat dit mede vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/240207-20
hij op of omstreeks 6 april 2020 te [woonplaats] ,
(een) perso(o)n(en) van wie hij wist of redelijkerwijs
moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt,
te weten [slachtoffer 1] (geboren op [2006] ) en/of [slachtoffer 2]
(geboren op [2007 ] ), met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te
zijn van seksuele handelingen, immers is/heeft hij, verdachte,
- bij/achter een raam van een (beneden)woning gaan staan (terwijl die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] zich aan de andere kant van het raam bevonden) en/of
- ( vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal (gedurende enige tijd) op de/het
raam/kozijn/muur geklopt en/of
- ( toen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] naar het raam en/of naar/ in de richting
van verdachte keken) zijn, verdachtes broek en/of onderbroek naar beneden
getrokken en/of
- zijn ontblote geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] getoond, althans
zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel bevonden en/of
- de voorgaande handeling(en) uitgevoerd terwijl dit zichtbaar was voor die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ;
( art 248d Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2020 te Utrecht de eerbaarheid heeft geschonden
op een niet openbare plaats, te weten in een woning aan de [straat ] (nummer
[nummer] ), terwijl een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [2006] )
en/of [slachtoffer 2] (geboren op [2007 ] ), daarbij zijns/haars/huns ondanks
tegenwoordig was, door
- bij/achter een raam van een (beneden)woning te gaan staan (terwijl die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] zich aan de andere kant van het raam bevonden) en/of
- ( vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal (gedurende enige tijd) op de/het
raam/kozijn/muur te kloppen en/of
- ( toen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] naar het raam en/of naar/in de richting
van verdachte keken) zijn, verdachtes broek en/of onderbroek naar beneden te
trekken en/of
- zijn ontblote geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te tonen, althans
zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of
- de voorgaande handeling(en) uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ;
( art 239 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
16/308610-20
1
hij op of omstreeks 13 augustus 2020 te Utrecht,
de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten het [straat ]
en/of de [straat ] , door
- zijn ontblote geslachtsdeel aan [slachtoffer 3] , geboren op [2007 ] , te tonen,
althans zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of
- de voorgaande handeling(en) uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [slachtoffer 3]
;
( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 21 augustus 2020 te Utrecht,
de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op een galerij
van een appartementencomplex gelegen aan [straat ] en/of [straat ]
, door
- ( toen [slachtoffer 4] , geboren op [2011] , en/of [slachtoffer 5] , geboren op [2013]
, en/of [slachtoffer 6] , geboren op [2015] , en/of [slachtoffer 7] , geboren op [2016]
, naar/in de richting van verdachte keken) zijn, verdachtes broek en/of
onderbroek naar beneden te trekken en/of
- zijn ontblote geslachtsdeel aan die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6]
en/of die [slachtoffer 7] ) te tonen, althans zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel
te bevinden en/of (daarbij) zijn ontblote geslachtsdeel vast te houden/pakken en/of
- de voorgaande handeling(en) uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [slachtoffer 4]
en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] ;
( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
16/155862-19
hij op of omstreeks 31 maart 2019 te Maarssen
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in de
McDonalds, gelegen aan de Planetenbaan 200,
een afbeelding of voorwerp waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden
dat die afbeelding of dat voorwerp aanstotelijk was voor de eerbaarheid, te weten
een foto van zijn, verdachtes (erecte) penis openlijk heeft tentoongesteld en/of aangeboden,
door toen aldaar meerdere malen, althans eenmaal, die foto op zijn telefoon aan [slachtoffer 8]
en/of [slachtoffer 9] te tonen;
( art 240 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2019 te Maarssen
op een niet openbare plaats, te weten in de McDonalds, gelegen aan de
Planetenbaan 200, de eerbaarheid heeft geschonden
terwijl (een) ander(en), te weten [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , daarbij haars
ondanks tegenwoordig was/waren,
door toen aldaar meerdere malen, althans eenmaal, een foto van zijn, verdachtes
(erecte) penis op zijn telefoon aan die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] te tonen;
( art 239 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
16/161823-19
hij op één of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 16 april
2019 tot en met 19 april 2019 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 10] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of
verkrachting, door die [slachtoffer 10] dreigend de woorden toe te voegen "Kankerhomo,
kankerhond ik ga jou in je kont laten neuken" en/of ''je hoort niet te leven, ik ga jou
doodmaken'', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 september 2020, PL0900-2020101830, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 19. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 5.
3.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 6.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 10.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 11.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 18.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 december 2020, genummerd PL0900-2020332863, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 29 Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
8.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 3.
9.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 4.
10.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 5.
11.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 11.
12.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 12.
13.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 6 oktober 2021.
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 juli 2019, genummerd PL0900-2019194748, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 21. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
15.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 6.
16.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 7.
17.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 11.
18.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 12.